door T. Austin-Sparks
Hoofdstuk 5 - De Uitnemende Rijkdommen van Zijn genade: De Voltooiing
Wij hebben het gehad over de ‘onnaspeurlijke rijkdommen van Christus’ en de vijfvoudige presentatie ervan in het eerste hoofdstuk van de Brief aan de Efeziërs. Wij hebben gekeken naar hoe uitverkiezing leidt tot adoptie, adoptie tot verlossing, verlossing tot wijsheid en het vermogen om de kern ervan te begrijpen. Nu komen wij tot de vijfde van het lijstje. Wij bereiken tenslotte de voltooiing in vers 10 en 11:
“… om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. In Hem zijn wij ook een erfdeel geworden, wij, die daartoe voorbestemd waren, …” (Efeziërs 1:10, 11).
“… om … alles weer in Christus bijeen te brengen …”. Dat is de voltooiing van de rijkdommen van Zijn genade, want genade is het eerste grote verband waarin dat woord ‘rijkdommen’ gebruikt wordt.
Het is handig als wij het grote standpunt van deze prachtige brief kennen. In zijn andere brieven, of toch in de meeste ervan, had de apostel geschreven over hoe het er in de gemeenten overal aan toeging. Alle problemen, de eisen die aan hem gesteld werden, de lopende zaken van het dagelijkse leven, drongen zich voortdurend aan hem op. Dus, omdat hij op alle plaatsen waar hij zich in de talloze plaatsen waar er gemeenten waren ontstaan onder Gods volk gemengd had, nauw contact had gehad met de heersende omstandigheden, had hij zich in de meeste van zijn brieven tot nu toe bezig gehouden met de tijden van verontrusting en noden en problemen en omstandigheden. Maar toen hij daarvan ontslagen was, en die fase van zijn leven en bediening afgesloten was, toen er een eind was gekomen aan zijn reizen en zijn prediking her en der en hij in Rome gevangen zat, betekende dat meer dan een opgeven van de verantwoordelijkheden van alledag; zijn geest was nu vrij om zijn vleugels uit te slaan om het alomvattende, de uitgestrektheden, te onderzoeken die de achtergrond vormden van de plaatselijke beslommeringen. Nu kon hij alles wat hij had binnengehouden de vrije loop gelaten, en de opstapeling van ervaring en kennis en openbaring spuien. Het was zo versnipperd doorgegeven, her en der en elders, maar nu kon hij alles wat hij wist over de Heer in zijn laatste brieven uiteenzetten, en vooral in deze brief aan de Efeziërs. En wanneer hij zijn pen zo de vrije loop kan laten, dan strekt zijn onderwerp zich uit van de eeuwigheid in het verleden tot de eeuwigheid in de toekomst.
Dus onmiddellijk duikt hij, bij het schrijven van deze brief aan de Efeziërs in het eerste hoofdstuk, al waren er geen hoofdstukken toen hij het schreef, het was één langgerekte woordenstroom, meteen aan het begin al in de verleden eeuwigheid. Hij zegt: ’In Hem zijn wij uitverkoren voor de grondlegging der wereld.’ Wij werden ‘voorbestemd, van te voren aangewezen, in Jezus Christus voor Hemzelf.’ Paulus bevindt zich in de eeuwigheid in het verleden, en voordat hij hierover zijn hart helemaal gelucht heeft, springt hij meteen over naar de ‘eeuw der eeuwen’. Ziet u, dat is zijn leuze in deze brief: van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij omsluit alles wat ligt tussen de twee eeuwigheden van wat hij het eeuwige noemt, het tijdloze voornemen van God in Christus.
Het is belangrijk en tegelijkertijd helpt het ons dat eeuwige standpunt te herkennen. Het helpt ons op deze manier dat u alles wat er in die andere brieven staat onder ogen moet zien, zoals ook Paulus moest doen, alle problemen van de Brief aan de Romeinen, waarvoor de apostel zich zo heeft moeten inspannen om de fundamentele problemen van het leven op te lossen, en de hele kwestie van de zonde en de dood en de rechtvaardiging, het is een geweldige brief. En de problemen in Korinte dan? Daar hadden ze vreselijke problemen, die hem licht hadden kunnen doen wanhopen en alles opgeven en zeggen:‘Het heeft geen zin, kijk nou eens, kijk eens wat deze mensen allemaal doen. Kijk eens naar deze belijdende christenen, wat heeft het ook allemaal voor zin?’ en hij gaat bijna in wanhoop ten onder.
En dan zijn er alle problemen bij de Galaten, en wat waren er problemen! In hoofdstuk 4, vers 11 en 12 zegt hij: ”Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen. Wees zoals ik, want ook ik ben zoals u, broeders; ik smeek het u! U hebt mij in geen enkel opzicht onrecht aangedaan.” En dan weer in vers 19 en 20: ”… mijn lieve kinderen, van wie ik opnieuw in barensnood ben totdat Christus gestalte in u krijgt. Ik wilde echter wel dat ik nu bij u was en op een andere toon kon spreken, want ik ben in twijfel over u.”
Maar dan moet u op die dingen letten, omdat het feiten zijn, het zijn realiteiten en dan ook nog eens verschrikkelijke realiteiten. Zoals ik het zie, zijn zij erop berekend en ervoor ontworpen om u alle moed en alle hoop te ontnemen. Wij hoeven niet in gedachte terug te gaan naar die dagen, maar alleen te kijken naar de toestand der dingen onder christenen vandaag de dag in wat men de gemeente noemt, en wij zouden het gemakkelijk allemaal kunnen opgeven en zeggen: ‘Nou, wat heeft het allemaal voor zin, gezien hoe het er allemaal mee gesteld is?’ Je moet het onder ogen zien en de staat opmaken en weten hoe het werkelijk zit. Wij beelden het ons niet in. Nee, het is allemaal heel echt.
En wat gaan wij daar nu mee doen? Nou, wij gaan terugkijken naar de eeuwigheid in het verleden en zien hoe het bedoeld was, en naar de eeuwigheid in de toekomst en het zien zoals het straks allemaal werkelijkheid zal zijn. De eeuwige God krijgt—door alle wisselvalligheden en alle problemen en alle moeilijkheden heen—precies gedaan wat Hij Zich van eeuwigheid al had voorgenomen. Het gaat ervan komen. De voltooiing van alle dingen in Christus. O ja, het zal worden zoals God het Zich had voorgenomen voordat de tijd bestond.
Helpt dat u? Het zou ons wel moeten helpen. Maar hier wordt het positief verklaard, en wij hoeven niet lang te lezen eer wij komen bij de woorden: ”… om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is” (Efeziërs 1:10). Laten wij even stilstaan bij het woord ‘bedeling’, alleen maar om duidelijk te stellen wat ermee bedoeld wordt. In de marge staat ‘rentmeesterschap’, dus de stam van het woord spreekt over een ‘huiselijke orde’, ‘de orde in een huis, de orde, het geldende systeem’. Maar het woord groeit en wordt in meer betekenissen gebruikt en het krijgt een ruimere toepassing. Het krijgt de betekenis ‘een voltrekking, het doel daadwerkelijk bereiken’. Bedeling of rentmeesterschap betekent, ‘de uitvoering, het effect hebben van het doel van alles.’ In de volheid der tijden zal het gehele doel uitgevoerd en bereikt worden. En de apostel zei dat Hij een rentmeester geworden was van het geheimenis. Hij bedoelde dat hij geroepen was om iets te maken te hebben met het bereiken van het uiteindelijke doel dat God in gedachten had.
Even tot zover over het woord ‘bedeling’, als het zo vertaald wordt, wat wordt er dan bedoeld met ‘het doel bereiken’? Nu, er staat ‘om alles weer in Christus bijeen te brengen’. Maar dat bevredigt niet, omdat het tekortschiet. Hier betekent het ‘bijeenbrengen, alle dingen in de hemel en op aarde weer verenigen in Christus’. En de nadruk ligt op het woord ‘bijeen’. Wat een opwindende gedachte, dat ‘in de volheid der tijden’—het bereiken van het doel—betekent dat alles eindelijk weer bij elkaar is. U redeneert misschien, wij zijn hier in deze ruimte samen. Ik vraag mij af of het, als het gaat om ons innerlijk, inderdaad klopt dat wij hier absoluut bij elkaar zijn. Is het niet iets geweldigs als wij inderdaad, wat ons innerlijk betreft, één van geest, één van hart, één van doel en streven, één in visie, zijn? Dat is iets machtigs. Dat is iets groots. Dat werpt veel vrucht af. Het geeft zoveel vreugde, samen zijn en tegelijk één zijn. Als u denkt aan het tegenovergestelde, d.w.z. als u niet bij elkaar bent, wanneer twee mensen die onder hetzelfde dak leven, eigenlijk niet één zijn, dat is een armzalig leven. Mensen die zo samen zijn, bestaan alleen maar. Maar let op, als een groep mensen uiterlijk gezien bij elkaar komt, maar innerlijk niet één is, daar word je niet blij van. Er is spanning, er hangt een sfeer, er ontbreekt iets. Maar er staat geschreven dat de uitvoering van Gods doel zal betekenen dat er een universeel samenzijn zal zijn; dat is de rijkdom van Zijn Genade. Maar ziet u de omstandigheden daarvan? En wat een voorgeschiedenis heeft dat.
In de Bijbel staat, als je het op een bepaalde manier bekijkt, opgetekend hoezeer de geschiedenis het tegenovergestelde van dat samenzijn laat zien. Het is kennelijk buiten dit universum begonnen, en wij noemen het de kosmische ordeverstoring in dit heelal. In het Woord wordt er een paar keer op gezinspeeld. In het Bijbelboek Judas spreekt de apostel over, “de engelen die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten: tot het oordeel op de grote dag houdt hij hen met onverbreekbare boeien in de onderwereld gevangen” (Judas 1:6). Engelen die de hun toegewezen plaats verlaten hebben. Een enorme aanwijzing voor de positie die Lucifer vóór de wereld begon, innam. En toen? — begeerte, voor hem slechts de volgende stap, begeerte naar de positie van de Zoon van God, een begeerte naar gelijkheid met God. En door die trots en eerzucht bracht hij die verschrikkelijke verstoring in Gods Eigen Gebied teweeg. Er was een verstoring in de hemelen. En dat is meer dan een gebeurtenis in het verleden, die in een of andere ongedateerde periode afgesloten werd, ‘eer de wereld was’ of ‘voordat de tijd begon’. Dat gebied dat wij de hemelse gewesten noemen, is vandaag de dag bezet door overheden, machten, wereldbeheersers van deze duisternis, legerscharen van boze geesten—het is een gebied van volslagen verwarring en strijd. En gelovigen die hier gevoelig voor zijn, weten dat het een atmosfeer is van strijd en wedijver en verstoring.
Daar is het begonnen, en toen werd de weerslag ervan gevoeld op deze geschapen aarde, toen God alles gemaakt had volgens Zijn Eigen plezier en tevredenheid en zei, ‘Het is heel goed.’ En toen plaatste Hij de mens daar en gaf de mens zijn ‘hulp’, de hulp die bij hem paste. Maar het duurde niet lang eer wat wij hierboven beschreven hebben, inbreuk deed en het het eerste menselijke gezin verstoorde en Kaïn zijn broeder vermoordde. En het gezinsleven werd verbroken.
En dan kijkt u verder naar het hele geslacht, dat gegroeid is en zich vermenigvuldigd en uitgebreid heeft, en dan ziet u Babel en de ontwrichting van het menselijke ras, en de conflicten die ontstaan zijn tussen de volken, en de spraakverwarring. Er is alleen maar verwarring op aarde, dat is Babel. En zo gaat u verder, en dan doet het verhaal van Israël zich voor, een familie, en die wordt verbroken. Die breuk ontstond toen het volk in tweeën gesplitst werd en zij de wapens tegen elkaar ophieven. De breuk in Israël was een feit. Later kwam er de vreselijke ontwrichting en verstoring door de verbanning. Het is een lang verhaal, dat zo strijdig is met Gods oorspronkelijke bedoeling. De menselijke relaties die stuk gingen, de toestand van verwarring. En met het Oude Testament en de ballingschap hield het niet op. In het Nieuwe Testament tref je het weer aan. Je ziet het in de hemelse gewesten, een vreselijke sfeer van conflicten. Wanneer u samenkomt en u de evangeliën opslaat, is het daar weer. En op de Pinksterdag introduceert God iets prachtigs, ‘zij volhardden in het onderwijs van de apostelen, het breken van het brood en de gebeden.’ En ook nu weer, wij hebben het al eens gezegd, pleegt satan weer die verschrikkelijke inbreuk, om het allemaal te verdelen en te bederven. En de rest van het Nieuwe Testament doet ons versteld staan met de verdeeldheid, de splitsingen, de strijd en de ontwrichting. Maar er wordt een grote oproep gedaan om omgang en eenheid met Christus.
En vandaag? Nu, de wereld is zoveel groter geworden dan hij toen was. Véél groter is hij geworden, er zijn nieuwe landen ontdekt en deze zijn bevolkt. Het is een veel grotere wereld geworden en wat is er met de historische uitbreiding en groei gebeurd? Is er ooit een tijd geweest waarin er meer conflicten, meer verwarring en meer spanning waren in de relaties dan vandaag? De vorst van de macht der lucht heeft het maar druk. Er zijn in de wereld van vandaag meer verwarring, verdeeldheid en spanning in de relaties gekomen dan ooit tevoren. Welke inspanning tot advies men ook gedaan heeft, en welk samenwerkingsverband en welke inspanning men ook ondernomen heeft om de natiën weer samen te brengen, telkens weer gaat het mis. Is dat niet zo? Nu, dat is hoe het zit, en natuurlijk is dat niet goed. Nee, het is heel verkeerd. Maar ziet u wat de apostel Paulus ons hier in Efeziërs vertelt? Door de openbaring die hij ontving, openbaart de Heer Zelf dat het grote werk van God in Christus door genade ervoor zal zorgen dat dat hele historische systeem van ontwrichting een definitief einde zal nemen. De Heer openbaart dat in de volheid der tijden de dingen in de hemel en de dingen op aarde in Christus weer verenigd zullen worden—in Christus weer allemaal samengebracht zullen worden. En de nadruk ligt op dat woord ‘samen’. Dit betekent dat alles wat God Zich in Christus voorgenomen had, eindelijk weer samen zal zijn. Dat is wat de apostel zegt, en wat de Heilige Geest zegt hoe het allemaal voltrokken zal worden — ’om alle dingen weer in Christus samen te vatten, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn’.
In Christus, wat is dat een geweldige zinsnede. Let wel, het is ‘in Christus’. Wij hebben het over wat in Christus is. Wij spreken niet van het universalisme of het humanisme, waarbij alle dingen beter zullen worden. Nee! “In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, …” (Efeziërs 1:7). Dit behoeft natuurlijk geen betoog. Wij weten heel goed dat, als dit wil slagen, dan moeten wij werkelijk in Christus zijn. Als wij Christus verlaten en in onszelf terechtkomen, dan komen wij in ontwrichting en verwarring terecht. Als wij in Hem blijven, als wij allemaal in Hem blijven, dan zijn wij op zeer innerlijke wijze samen.
Vandaar dat er op de eerste plaats een grote nood is aan onze positie in Christus. En vervolgens in Christus te blijven, dan in Christus te groeien, en vervolgens in Christus vervolmaakt te worden. Het is een proces; het is een werk van de genade om in Christus te blijven. Het probleem is, vrienden, dat wij elkaar zo vaak ontmoeten in en vanuit onszelf; u ontmoet mij en ik ontmoet u, en u moet zo vaak zeggen, ‘dat is hij’, en ik moet zeggen, ‘dit bent u’. Begrijpt u wat ik bedoel? Wij zijn het zelf maar, onze manier van denken, onze manier van spreken, onze manier van onszelf te uiten. Het is niet meer dan wat er uit onszelf voortkomt, of dat wij zelf op de een of andere manier naar buiten komen. En wat een vreugde en een opluchting en een genoegen is het iemand tegen te komen en niet die persoon zelf tegen te komen, maar de Heer. Slechts te kunnen zeggen, wanneer wij ze ontmoet hebben, ‘Nou, ik werd niet getroffen of kwam onder de indruk van henzelf, maar ik kwam onder de indruk van de Heer in hen en de sfeer van de Heer die zij meedroegen. Wat mij werkelijk trof was de genade van God die zij met zich meedroegen’. Genade haalt Christus naar boven en zorgt dat Christus overkomt. En de genade doet het allemaal.
En dit is precies wat Petrus bedoelt met ‘groeien in genade’. Het houdt in dat alles wat geen genade is, wordt verminderd, en dat wij zelf groeien in genade. Als wij dan werkelijk in contact met elkaar komen, dan heeft dat meer van Christus tot gevolg en meer resultaat dan dat wij zelf het gevolg en het resultaat zijn. Het is niet wat wij willen, of wat wij denken, en hoe wij denken dat de dingen behoren te zijn en dat hele spel van het eigenbelang en het ik-leven, maar alles moet Christus zijn, met als doel de voltooiing. De Geest der Genade tracht hetgeen niet genadig is te verwijderen, en zodoende wat ons betreft Christus, Die genadig is, meer in ons te vormen. Want de voltrekking is dat alle dingen in Hem verenigd worden en dat Hij alle dingen zal vervullen; en dan is het alleen nog maar Christus. Wij hebben dit al zo dikwijls gehoord, maar het is waar—dan is het alleen nog maar Christus.
O, wat een glorieuze dag zal dat zijn wanneer de tienduizend tienduizendtallen en de duizenden duizenden individuen slechts nog maar één persoon zijn, omdat het allemaal Christus is, en dat lelijke ik van het toneel verdwenen is. Het is Christus. En dat is nu volgens het Woord wat God vanaf het begin van plan was, en dat is Gods eeuwige voornemen, en tevens de verklaring voor alle conflicten in dit universum die tot doel hebben dat doel te verknoeien, te verhinderen, en tegenspraak te creëren. Maar dat is wat het Woord zegt hoe het gaat worden, wat er ook gebeurt.
Beste vrienden, dan zijn wij het volstrekt met elkaar eens, want dan zeggen wij allemaal hetzelfde en doen wij allemaal hetzelfde, en eentonig of oninteressant zal het niet zijn om nog maar met één ding bezig te zijn. En wat zal dat ene zijn? Er zijn meer manieren om het onder woorden te brengen, maar ik denk dat het dit wordt: O, wat hebben wij veel te danken aan Gods genade! Daar zullen wij ons voor eeuwig mee bezighouden, onze verwondering over de genade, het wonder van Zijn genade. Als de apostel Paulus, in tegenwoordigheid van zijn grote en toch zo onvolledige begrip en kennis en besef van Gods genade, kon zeggen, “O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!”, als hij kon zeggen, “Mij, de allerminste van alle heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen,” als hij zelfs in de onvolmaaktheid van die kennis en bediening van de onnaspeurlijke rijkdommen van Christus zo kon spreken, hoe zal het dan zijn wanneer wij in de eeuwen der eeuwen in de gehele volheid ervan terechtkomen?! Wij zullen voortdurend zeggen, "O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God …". Maar ziet u dat — tussen de eeuwigheden van het voornemen en bedoeling van God in het verleden en de uiteindelijke voltooiing en voltrekking — hij wel zegt, ‘Wandel waardig der roeping waarmede gij geroepen zijt in alle nederigheid,’ dat wil zeggen, onzelfzuchtig en nederig. ‘Wandel’ wil hij zeggen, ‘in de genade’, wat uiteindelijk zal leiden tot die eenheid. Ja, wij moeten leren te wandelen in de genade voor zover mensen ons dat toestaan, en voor zover wij het hun mogelijk maken ons dat toe te staan.
Laten wij de Heer vragen dat deze genade, deze genade van omgang en eenheid steeds meer in ons gevonden wordt. Natuurlijk zijn er een hoop christenen die ons dat niet zullen toestaan, die ons de omgang onmogelijk zullen maken en ons niet zullen toestaan samen te zijn. Maar voor zover het in onze macht ligt, laten wij er door Gods genade naar zoeken te leven in het licht van de dag wanneer Hij alle dingen in de hemel en op aarde in Christus zal verenigen.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.