Austin-Sparks.net

De Fundamenten

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 3

“Wanneer de grondslagen zijn vernield, wat kan dan de rechtvaardige doen?” (Ps. 11:3).

“Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt. Daarom heet het: opgevaren naar den hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen” (Ef. 4:7,8).

“En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus. Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt, maar dan groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus. En aan Hem ontleent het gehele lichaam als een welsluitend geheel en bijeengehouden door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde” (Ef. 4:11-16).

Bouwen brengt strijd met zich mee

We zullen nu verder gaan met een volgend aspect van dit belangrijke onderwerp van de fundamenten. In die elfde psalm, van waaruit we onze overdenking begonnen zijn, is één kenmerk dat algemeen geldt als het gaat over fundamenten en bouwen in het Woord van God. U herinnert zich dat David, toen hij deze psalm schreef, omgeven was door verraad, tegenstand en vijandschap. De goddelozen spanden de boog om de oprechten van hart in het duister te treffen. Temidden van die vijandschap spreekt de psalmist over de grondslagen en daarna zegt hij: “De Here woont in Zijn heilig paleis.” Je ziet hier twee dingen, die altijd samengaan; ze horen bij elkaar, bouwen en strijd. De tempel, de grondslagen, èn de tegenstander en de sfeer van strijd. U ziet deze twee door het hele Woord van God heen samengaan.

Als Nehemia de muren van Jeruzalem herbouwt zien we het zwaard en de troffel samengaan, het bouwen en de strijd horen bij elkaar. Als Salomo’s tempel gebouwd wordt, heeft David alle omringende vijanden aan zich onderworpen om dat bouwen mogelijk te maken. Bouwen was niet mogelijk voordat de strijd zijn werk gedaan had. Als de oudtestamentische illustraties in het Nieuwe Testament geestelijk worden uitgelegd, zie je deze dingen altijd bij elkaar. Waar sprake is van bouwen is ook altijd sprake van strijd.

Als we de eerste brief aan de Corinthiërs opslaan, zien we daar een zeer opvallend voorbeeld van deze waarheid. Het bouwen in die brief gaat gepaard met een geweldige strijd. Het strijden is gekoppeld aan het bouwen. Wanneer we bij de Efezebrief komen, zien we hetzelfde weer. Hier vinden we het Huis, “de woonstede Gods in de Geest”, hier zien we de gemeente die het lichaam van Christus is. Hier lezen we veel over de opbouw van het lichaam, maar ook lezen we dat dit alles plaatsvindt in de aanwezigheid van de vijand, de overheden en de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis. Het bouwen gaat door temidden van strijd en conflicten. Hoofdstuk vier bevat al deze elementen. Als u deze verzen nu aandachtig door zou lezen, zou u ontdekken dat de apostel, wanneer hij spreekt over de opbouw van het lichaam en alles wat daarmee samenhangt, omringd werd door vijandigheid, gevaren en geestelijke tegenstand. Waarom spreekt hij anders over allerlei wind van leer, over het valse spel der mensen, over hun sluwheid die tot dwaling verleidt? Dit zijn elementen van de strijd, dit zijn de machten die de gemeente, het lichaam van Christus, tegenstaan. Dit zijn de dingen die te maken hebben met de ontwikkeling, de volmaking en uiteindelijke vervulling van Gods voornemen in de gemeente. Daar zijn deze dingen tegen gericht. En de apostel zegt met andere woorden dat het het allerbelangrijkste is dat de heiligen op een goed fundament staan, dat ze zover komen dat ze stevig staan en niet meer heen en weer geslingerd worden, dat ze vaststaan in volheid en dat ieder van hen een verantwoordelijk, betrouwbaar lid van het lichaam van Christus is. Dat is wat dit gedeelte in Efeze 4 wil zeggen.

Het belang van een stevig fundament

We willen nu meteen het doel zien waar het om gaat en daarna wat er nodig is om dat doel te realiseren. Wat is hier het doel? Het is dat ieder afzonderlijk lid van het lichaam van Christus ten volle zal functioneren, zijn verantwoordelijkheid zal dragen en zijn dienst zal vervullen, in een dusdanige positie dat hij in staat is, met de bekwaamheid van Christus, stand te houden tegenover de listen, sluwheden en misleiding van de boze, tegenover alle winden van dwaalleer. Maar, geliefden, we zijn ons toch hopelijk allen bewust van de noodzaak in onze tijd dat ieder lid van Christus in die positie staat. De toestanden waar de apostel in zijn tijd tegen moest strijden, zijn dezelfde als die we vandaag de dag overal om ons heen zien. Uiteraard kwamen ze in zijn dagen door de gnostieken, mensen die beweerden wijsheid en kennis te bezitten. Paulus zei van deze gnostieken dat hun leer op deze wijze uitgewerkt werd: sluwheid, valsheid, allerlei wind van leer, valse leerstellingen. Wat ook de hedendaagse tegenhanger van de gnostiek mag zijn, het is alom verbreid. Over de hele wereld waaien er winden van valse leringen, vaak zo subtiel dat het natuurlijke verstand het niet doorziet, en het menselijk oordeel of onderscheidingsvermogen de fout niet kan ontdekken. Het wordt zo verpakt in bijbelse vormen en schriftuurlijke terminologie, dat de kinderen in het geloof, tegen wie Paulus spreekt, kinderen in de verkeerde zin van het woord, heel gemakkelijk meegesleept worden. Het is niet verkeerd om een kind van God te zijn, een pasgeboren baby, maar het is wel verkeerd een kind te zijn als je een man moet wezen, en daar heeft de apostel het over. Met het oog op deze dingen en in de op de Schrift gebaseerde verwachting dat deze dingen zullen toenemen en steeds subtieler worden en zelfs met wonderen gepaard gaan, zag de apostel de noodzaak voor ieder lid van Christus om persoonlijk te kunnen standhouden tegen deze listen. Dit blijkt uit de woorden van de Geest door Paulus heen. Ieder christen moet persoonlijk een hecht fundament hebben en geworteld en gegrond zijn, zodat hij niet meegesleept zal worden. De bediening die we vandaag nodig hebben, is bediening in die richting. Sla acht op dit woord; dat zult u nodig hebben. Het zal niet lang duren of u zult allen met sommige van deze sluwe dwalingen, dit valse spel der mensen, deze golven en winden van leer geconfronteerd worden, als dat niet al gebeurd is. Tenzij u gegrondvest bent en werkelijke kennis bezit, wordt u meegesleept en verliest u alle grond onder uw voeten.

Nu we ons van de ernst van de situatie bewust zijn en de nood zien, geeft de Here ons dit woord en wij moeten het ter harte nemen. Elk lid van Christus, zonder uitzondering, dient een verantwoordelijk, functionerend lid te zijn en inzicht te hebben. Als dat bij een lid niet het geval is, dan bevindt die zich in een gevaarlijke positie. Maar het hoeft u niet te verwonderen dat deze winden en golven een menigte christenen mee zullen slepen. Vroeg of laat stranden ze ergens en weten niet waar ze zijn, omdat ze geen onderricht hebben ontvangen, ondanks het feit dat ze het Nieuwe Testament hebben, met daarin de brief aan de Efeziërs, die op zichzelf al genoeg zegt in verband hiermee. Ze zijn niet duidelijk onderwezen en gegrond in Christus, om te kunnen onderscheiden, inzicht te hebben, te oordelen en stand te houden in de kwade dag.

De heiligen als bouwers

We willen dit gedeelte uit de Efezebrief nu wat nader gaan bekijken. “Gaven gaf Hij aan de mensen,” dat wil zeggen: “En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars.” Dit zijn de gaven die Hij aan de mensen gegeven heeft. “Mensen” betekent hier uiteraard alle uitverkorenen. Evangelisten zijn gegeven om de uitverkorenen binnen te brengen, de anderen om degenen die binnengebracht zijn verder te helpen. Met het oog op de gemeente als het lichaam van Christus, werden deze gaven door de Heer gegeven, op grond van Zijn troonsbestijging. Dit zijn de gaven, maar denk eraan dat ze voor een uitgesproken doel gegeven werden. Ze werden gegeven “om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben.” “Om de heiligen te volmaken tot het werk van de bediening,” zegt de Voorhoeve-vertaling. Bediening slaat hier niet op die van de apostelen, profeten, herders, leraars en evangelisten. Daar heeft het niets mee te maken. Die bediening, of, zoals de NBG zegt, dit dienstbetoon, houdt verband met de heiligen. Hun dienstbetoon ontstaat doordat ze volmaakt worden door de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. Het werk van deze gaven heeft als einddoel dat de heiligen zover komen dat ze hun dienst kunnen verrichten. En alleen als de heiligen bekwaam zijn om hun dienstbetoon te vervullen – en dat bedoel ik met functioneren – zijn zij veilig voor dwaalleer. Niet alleen de apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars staan in de bediening, maar alle heiligen zijn geroepen tot een bediening. Elke heilige, elk lid van het lichaam van Christus, heeft volgens Gods plan en bedoeling een bediening. En alleen als ze allen hun bediening vervullen, als ze bekwaam zijn om die bediening te vervullen, is de gemeente veilig. De bedieningen kunnen zo gevarieerd zijn, zo talrijk, als er leden zijn van het lichaam van Christus. “Om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening.”

We willen heel duidelijk zijn in onze terminologie. (Om die reden gebruikten we hier de Voorhoeve-vertaling, omdat die meer met het Engels en met de grondtekst overeenkomt.) Dat woord “volmaken” roept misschien vragen op. U zegt: “Ja natuurlijk, als we volmaakt waren, dan konden we een bediening hebben. Maar dat zal nog heel lang duren, daar werken we langzaam naar toe. Dat vraagt veel tijd.” Maar dat is hier niet de betekenis van het woord volmaken. Het wordt vaak gebruikt als medische term en een meer letterlijke vertaling zou kunnen zijn “herstellen”, voor het herstel van de heiligen, voor het gezond maken van hen. Soms ook wordt het woord gebruikt voor het meubileren van een huis. U zou niet graag in een ongemeubileerd huis willen wonen. Voor we erin kunnen wonen, moeten we het eerst meubileren. In het Mattheüs-evangelie wordt het woord gebruikt in verband met de netten. In onze vertaling staat: “… ze waren bezig hun netten in orde te brengen” (te verstellen, Voorhoeve-vertaling). Dat is hetzelfde woord. Er zaten gaten in hun netten en daarom moesten die in orde gemaakt worden, zodat ze weer heel waren, geschikt voor hun werk. In die diepere betekenis van het woord waren het waarschijnlijk niet de volmaaktste netten die je kon vinden, maar het waren wel hele, complete netten. En dat is wat de apostel hier wil zeggen. Hij heeft het niet over een toestand van goddelijke volmaaktheid in ons, maar over een toestand van compleet zijn in Christus. “Om de heiligen te repareren, zodat ze het werk van de bediening kunnen vervullen.” De netten werden gerepareerd in de hoop dat ze vis zouden vangen. Het probleem met zovelen en de reden waarom zovelen met deze winden van leer meegevoerd worden, is dat er gaten zijn, grote gaten in hun bevatting van Christus, in hun kennis van Christus, in hun verstaan van de waarheid. Er zijn gaten, breuken, openingen waardoor de dwaalleer binnenkomt, en daarom moeten ze gerepareerd worden. En deze gaven worden alleen maar gegeven om de heiligen te repareren, heel te maken, zodat ze hun bediening kunnen vervullen. Het is zo anders dan de traditionele gang van zaken waar wij zo aan gewend zijn, waar de bediening iets is dat van de preekstoel of het podium tot ons komt en waar wij naar zitten te luisteren een aantal keren per week. En als je daarnaar geluisterd hebt, en ermee instemt, of juist niet, dan hebben we het wat ons betreft gehad. We hebben gedaan wat van ons verwacht werd, we hebben onze plicht gedaan, we hebben “onder de bediening gezeten”. Dat is zeker niet de bediening waar hier over geschreven wordt. De bediening is het gevolg in uw praktische functioneren, van wat de herder, de leraar of de evangelist doet, wat u doet als antwoord daarop. Dat is de bediening: de uitwerking in het hart van ieder lid van Christus. Als we dat zouden hebben zouden we een heel eind op weg zijn, dan zouden we veel verder zijn dan nu. Denkt u zich dat eens even in. Hoe ver zouden we zijn, als dat altijd zo geweest was? Als de evangelisten, profeten, herders en leraars hun functie in ons midden vervuld hebben en wij zouden daarmee naar de Heer zijn gegaan en gezegd hebben: “Nu Heer, dat moet in mij uitgewerkt worden. Ik ga dit tot mijn eigendom maken en in de kracht daarvan aan het werk.”

Veronderstel dat we dat gedaan hadden met elke boodschap die we ontvangen hadden, denkt u niet dat de gemeente dan stevig gefundeerd zou zijn? Er zou een totaal ander verhaal geschreven zijn over de sluwheid van de duivel die tot dwaling verleidt, als dit zo geweest was. We willen nu niet te veel naar anderen kijken, we willen in ons eigen hart kijken en zeggen: “Dit is voor mij bedoeld.” We moeten in ons eigen hart kijken en zeggen: Wat is de praktische uitwerking en blijvende waarde van die bediening waar ik naar geluisterd heb, in mijn leven als functionerend lid van Christus? Wat hebben die gaven van de Here, de apostel, de profeet, de herder, de leraar en de evangelist in mij uitgewerkt? Waar ben ik nu als gevolg daarvan? Heb ik het aangehoord, het als de bediening beschouwd, het daarbij gelaten en hen door laten gaan met hun bediening? Of ben ik als gevolg daarvan, een dienaar van Christus? Dat is toch een duidelijke vraag, niet waar? O, geve God dat we het Woord des Heren zo verstaan en als gevolg daarvan de kracht zien werken in Gods volk, in de gemeente die Zijn lichaam is. We hebben die kracht vandaag de dag erg nodig, die zekerheid, dat hechte fundament.

Individuele verantwoordelijkheid

Laten we nog eens goed lezen: “… om de heiligen te volmaken, tot het werk van de bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus” (Voorhoeve-Vertaling). Dus het werk van de bediening moet resulteren in de opbouw van het lichaam van Christus. Laten we dit nog eens in omgekeerde volgorde toetsen. Hoeveel dragen u en ik bij tot de opbouw van het lichaam van Christus? In welke mate functioneren we met dat gevolg dat het lichaam opgebouwd wordt? Dat is onze taak, voor ieder van ons. Dat is onze bediening. Bent u bereid om die verantwoordelijkheid te aanvaarden, om, door de genade van God, dat werk op uw hart te dragen, niet als een aanhanger, een volgeling, een passagier, een kerkganger, maar als een levend, functionerend lid, van wie alleen al de aanwezigheid in het lichaam van Christus betekent dat het opgebouwd wordt?

Iets later legt de apostel op een bijzondere manier zijn vinger bij ditzelfde punt. Hij zegt: “… door de dienst van al zijn geledingen naar de kracht, die elk lid op zijn wijze oefent, deze groei des lichaams, om zichzelf op te bouwen in de liefde.” Elk lid werkt op zijn wijze en dit heeft tot gevolg dat het lichaam zichzelf opbouwt in de liefde. Hij heeft hierbij het fysieke lichaam in zijn gedachten. Hoeveel Paulus wist van het menselijk lichaam vergeleken met wat wij weten, weet ik niet, maar de heilige Geest wist er alles van. Als u denkt aan de minuscuul kleine organismen van het menselijk lichaam, de cellen, en hoe de totale groei van het menselijk lichaam afhangt van het functioneren van iedere kleine cel en als u bedenkt dat het lichaam alleen maar opgebouwd wordt, groeit, als iedere individuele minuscuul kleine cel functioneert en zijn werk doet, hebt u daarin een wonderlijke illustratie die in alle opzichten volkomen opgaat, van hoe het geestelijk lichaam van Christus opgebouwd wordt en toeneemt. U zegt: “Ik tel niet mee. Ik ben maar een heel klein deeltje.” Probeer eens de cellen in uw lichaam te tellen. Hoeveel cellen hebt u in een vierkante centimeter van uw lichaam? Nagenoeg ontelbaar. U ziet uzelf misschien als zo’n celletje, verloren in de menigte, maar er rust op u een machtige verantwoordelijkheid voor het hele lichaam. Het gaat er niet om hoe groot u bent, maar of u bijdraagt “op uw wijze”. Elk lid werkt op zijn wijze, in zijn mate, en draagt zo bij tot de opbouw van het lichaam van Christus. Dat is onze functie en onze bediening.

Geliefden, dit is het moment van uw “wijding”. Van nu af aan moet u uzelf zien in de bediening en als verantwoordelijk voor het hele lichaam van Christus naar uw mate. We kunnen dat niet begrijpen. We zullen het ook nooit begrijpen. We hebben hier te maken met een geheimenis. Wie kan het menselijk lichaam volledig begrijpen? Er zijn geheimenissen in dat lichaam die nog niemand ooit heeft kunnen peilen, en ik betwijfel het of iemand ze ooit zal kunnen peilen. We hebben dit geheimenis van het menselijk lichaam vaak als volgt geïllustreerd: de toespraak van een Demosthenes is het gevolg van een Demosthenes die zijn ontbijt gehad heeft. Misschien hebt u enkele van die beroemde toespraken gelezen, die hele menigten in vervoering brachten en mensen lieten doen wat ze niet van plan waren. Dat is de kracht van menselijke taal en argumentatie. Als de orator gestopt was met eten, had hij ook moeten stoppen met zijn toespraken. Daarom waren zijn toespraken in zekere zin het gevolg van het feit dat hij at, maar hoe je ham en eieren kunt omzetten in toespraken, weet ik niet. Maar zo is het! Ziet u wat ik bedoel? En ziet u hoe u en ik, al zijn we maar kleine atoompjes die met het blote oog niet eens waargenomen kunnen worden, het hele lichaam van Christus kunnen beïnvloeden, ten goede of ten kwade? Hoe het mogelijk is weet ik niet, maar het is een feit. Het is een waarheid die duidelijk en heel concreet in het Woord van God staat: “Als één lid lijdt, lijden alle leden mede, als één lid eer ontvangt, delen alle leden in de vreugde.” En als u en ik niet bijdragen, ieder op onze wijze, dan lijdt het hele lichaam daaronder en verzwakt het. Dit is dus de roeping, de oproep voor ieder lid van Christus, om een verantwoordelijk, functionerend en bewust lid te zijn, dat zijn bediening vervult.

Ja, maar er is nog iets meer: “… totdat wij allen de eenheid des geloofs … bereikt hebben.” Hier leggen wij de vinger bij iets van uitermate groot belang. Alle christenen willen eenheid. Ze bidden ervoor, zijn bedroefd dat er zo weinig van te zien is, verlangen ernaar. Hoe komt die eenheid tot stand? Wat is het principe om tot de eenheid des geloofs te komen? Dat elk lid zijn bediening vervult, een functionerend lid wordt. Wat is de oorzaak van onenigheid, verdeeldheid en scheuring? Laten we opnieuw naar onze eerste Corinthebrief kijken: “En ik, broeders, kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts als tot vleselijke, nog onmondigen in Christus … want gij zijt nog vleselijk. Want als er onder u nijd en twist is, zijt gij dan niet vleselijk, en leeft gij niet als (onveranderde) mensen? Want wanneer de een zegt: Ik ben van Paulus; en de ander: Ik van Apollos; zijt gij dan niet (onveranderde) mensen?” Er is verdeeldheid onder u, voortkomend uit het feit dat u vleselijk bent. Uw vleselijk zijn betekent geestelijke onvolwassenheid, geen eenheid des geloofs. Ieders volledig functioneren is een belangrijke factor om de eenheid des geloofs tot stand te brengen. De vijand is erop uit om het lichaam van Christus op aarde in zo veel fragmenten te splitsen als hij maar kan. Hoe doet hij dat? Voornamelijk door de onwetendheid van Gods kinderen. Voornamelijk door hun achterstand in geestelijke ontwikkeling, voornamelijk omdat ze geestelijk in een toestand van passiviteit zijn in plaats van activiteit. U zult ontdekken dat deze dingen schuilen achter de meeste activiteiten van de vijand, waardoor hij verdeeldheid brengt. Het Woord zegt heel duidelijk dat er eenheid des geloofs is doordat ieder lid functioneert en op levende wijze bijdraagt aan het geheel. Op een dag gingen bepaalde mensen naar Mozes toe en klaagden erover dat er sommigen in de legerplaats waren die profeteerden. Zij dachten dat het een beweging was die zou leiden tot sektarisme of verdeeldheid of iets dergelijks. Ze dachten dat dit een breuk in de gemeenschap was, maar Mozes zei: “Och, ware het gehele volk des Heren profeten.” Hij was positief en dat is veel beter. Wanneer sommigen hun bediening wel vervullen, maar anderen niet, is het onmogelijk om tot de eenheid des geloofs te komen. Wij moeten er allen bij betrokken zijn.

Dan lezen we verder in Efeze 4: “… en der volle kennis van de Zoon Gods … de maat van de wasdom der volheid van Christus.” Dat hangt allemaal samen met het actief functioneren van alle leden van Christus. We willen uit dit bijbelgedeelte niet slechts enkele fragmenten nemen, maar het geheel nog eens zorgvuldig lezen.

De apostel heeft deze dingen op het oog als hij schrijft: “Dan zijn wij niet meer onmondig, op en neer, heen en weer geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt.” Als we het Grieks lezen, werpt dat nog meer licht op de zaak. De uitdrukking “het valse spel” verwijst naar het werpen van dobbelstenen en het element van bedrog. Het is inderdaad vals spel. Het is zoiets als een dobbelsteen waarmee geknoeid is, waar vals mee gespeeld wordt en dat begrip wordt hier gebruikt. “… die tot dwaling verleidt.” Hoe je de dobbelstenen ook gooit, ze zijn zo gemaakt, dat ze altijd zo vallen dat het gunstig is voor degene die ze gooit. Deze dwaling die de ronde doet, is de heiligen met bedrog uit hun positie in Christus te halen, hun hun voordelen in Christus te ontnemen. Is dat niet de uitwerking van dwaling op de lange duur?

Ja, gelovigen die op zo’n manier meegesleept worden, zien plotseling dat de realiteit hun ontnomen is door bedrog. Ze hebben hun voedsel verloren door iets wat zich voordeed als winst voor hen. “… in sluwheid”, dat is in hun slimheid en list. De woorden hier zijn heel rijk in betekenis. Paulus gebruikt hier een woord wat neerkomt op: “in iedere daad of elk werk, in sluwheid”. Elk van hun daden heeft een subtiele sluwheid in zich, een gemene slimmigheid. En o, hoe sluw en gemeen is de duivel in zijn valse leer. Het schijnt volkomen juist, door en door goed en volgens het Woord, maar er schuilt iets achter, een list, een strik. Het volk des Heren moet zich hiervan bewust zijn. Alleen als wij ons volledig geven, actief en positief zijn in ons geestelijk leven, komen we daar waar onze zintuigen zo geoefend zijn dat we het goede van het kwade kunnen onderscheiden en de list doorzien. Wat zou het geweldig zijn als ieder waar kind van God, dat naar de tijd gerekend in zo’n positie hoort te zijn, werkelijk in deze sluwe listen, deze golven en winden van valse leer, de dwaling onderscheidt, ziet waar het fout zit, waar het gevaar schuilt en dan de kinderen in het geloof kan waarschuwen, om hen die nog jong zijn in de Heer, die naar de tijd gerekend nog niet volwassen kunnen zijn, te behoeden.

Deze fundamenten zijn zeer belangrijk. Dit is fundamenteel werk. Wij moeten nu echter, zonder alles wat in deze verzen staat uitputtend te kunnen behandelen, gegrepen worden van de hoofdzaak van wat de apostel hier wil zeggen, namelijk dat u en ik, ieder van ons zonder uitzondering, zich zo dienen uit te strekken naar de Heer en verder te gaan met Hem op actieve en positieve wijze, terwijl we alle passiviteit weerstaan, dat ons geestelijk leven en onze geestelijke zintuigen ontwikkeld en tot volle wasdom gebracht worden. Dan zullen we vaststaan, nooit meer heen en weer geslingerd worden, ongeacht wat de sluwheden zijn, wat de winden zijn en de golven, die als een orkaan of tornado op ons afkomen, of zelfs als een zacht zomerbriesje; wij staan verankerd, we zijn ons bewust van de subtiele, verborgen strik, en we houden stand. We staan midden in de strijd. We zijn aan het bouwen in de strijd. Nergens is de strijd reëler, heviger en meedogenlozer dan juist daar waar heiligen toegerust worden, waar het lichaam van Christus gebouwd wordt. Daarom brengt deze Efezebrief op zo’n sublieme wijze deze twee dingen bij elkaar. Aan de ene kant zien we de gemeente, Zijn lichaam, dat gebouwd en volmaakt moet worden, aan de andere kant het woeden van de vijand en zijn subtiele werk. De vijand is erop uit de heiligen te misleiden en de gemeente te verwoesten. De enige manier waarop hij verslagen kan worden is door u en mij, die ons uitstrekken naar de volheid van Christus, die actief verder willen en er niet mee tevreden zijn dat we behouden zijn, maar die volledig gegrepen zijn van de volheid die mogelijk is in Christus. In gemeenschap met alle heiligen komen we dan tot de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.

Moge de Here Zijn Woord diep in onze harten schrijven.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.