Austin-Sparks.net

Een Kandelaar van Louter Goud

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 2 - Zijn Karakter en Vorm

Nadat we iets over de functie gezegd hebben, willen we nu iets van het wezen, het karakter van de kandelaar zien.

Geheel uit God

Het karakter van de kandelaar is, zoals er staat, “louter goud”. Telkens wanneer de kandelaar van het getuigenis in de bijbel ter sprake komt, wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat hij van goud is (Ex. 25, Zach. 4, Op. 1). We weten waarschijnlijk allemaal dat goud in het Woord van God het symbool is van dat wat uit God is. De kandelaar is uit God, de mens heeft er geen plaats. Dus het wezen van de kandelaar spreekt van God.

Het resultaat van lijden

Maar het is goud dat gelouterd is in het vuur. Ja, het is wel uit God, maar zodra het in verband gebracht wordt met ons, als het in verband met de gemeente gebruikt wordt, zien we deze extra factor: het goud is het resultaat van de vuurgloed der beproeving; dat wat uit God is, wordt geboren uit lijden en moeite.

In het lijden van Christus onderscheiden we twee aspecten: Zijn verzoenend lijden, dat uniek is, en het lijden dat te maken heeft met de toebereiding tot heerlijkheid, waarbij de grond voor satans macht wordt vernietigd. Wat dit laatste betreft is het duidelijk dat de satan over de Here Jezus geen macht had; Hij was zonder zonde. Maar tegelijkertijd nam Hij de plaats van de mens in en werd beproefd om te zien of Hij die van Godswege geschonken verantwoordelijkheid van de vrije wil ten behoeve van zichzelf zou aanwenden, los van God. Niet dat Hij een verkeerde wil had, maar in wiens dienst ging Hij die wil stellen? Hij werd beproefd en verzocht in het vuur van enorme vijandschap, in alle vormen van lijden. En in elk lijden ging het om één ding: zou Hij iets anders dan Gods wil kiezen, waardoor Hij aan Zijn lijden kon ontkomen, zodat Hij het veel gemakkelijker zou krijgen? In zulk lijden komen wij ook, en Hij werd in alle dingen verzocht zoals wij, maar zonder te zondigen. Die verzoekingen lagen echter op hetzelfde vlak als de onze. In het vuur van de beproeving hoefde Hij alleen maar Zijn wil over te geven aan satan in plaats van aan de Vader, om van alles af te zijn.

Op dit punt komt het getuigenis naar voren. Een getuigenis dat niet meer uit slechts woorden, waarheden en leringen bestaat. Het wordt realiteit, kracht, invloed, tenminste als het tot stand komt door lijden heen. Ik wil graag dat we dit scherp zien. Het kan ons enorm helpen. De Here heeft ons geroepen Hem te dienen en de meerderheid der christenen interpreteert dit dienen in termen van uiterlijke activiteiten, zoals de verkondiging van het evangelie aan de ongeredden, of bijbels onderricht geven, of wat dan ook. Al deze dingen maken deel uit van Zijn roeping en we mogen zeker onze verantwoordelijkheid op deze punten niet over het hoofd zien. Maar hoe ernstig we de Heer ook dienen op al deze terreinen, toch is het lijden voor ons nodig. Misschien denkt u dat als u maar bezig bent met Gods werk, als u gaat waar Hij u zendt en doet wat Hij u opdraagt, als u open bent voor Zijn leiding, enzovoort, de Heer het u wel gemakkelijk zal maken: geen hindernissen, geen tegenslagen, geen ziekte. Maar zo is het nooit geweest en zo zal het ook bij u niet zijn.

Lijden noodzakelijk voor een levend getuigenis

We kunnen het Nieuwe Testament van drie kanten bekijken. In de eerste plaats vanuit het standpunt van de grote dienaren des Heren, die zo’n geweldige verantwoordelijkheid hadden. Zij waren de pioniers, zij legden de fundamenten van het evangelie voor deze hele bedeling. Wat een werk hebben zij verricht. De Here wilde toch dat het evangelie overal verkondigd zou worden? Hij wilde toch dat er gemeenten ontstonden? Ja, dat staat vast. Zie hoe volkomen over¬gegeven deze mannen waren, ze lieten niets toe wat Hem aanstoot zou kunnen geven. Ze goten hun leven uit voor God. Toch spreken ze over satan die hen belet (1 Thes. 2:18) en over dodelijk ziek zijn. “Epaphroditus … is ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben” (Fil. 2:26 en 27). Gods dienaren werden in de gevangenis geworpen en op het ziekbed, en ze hadden alle mogelijke tegenslag. Het leek erop dat wat God wilde op alle mogelijke manieren verhinderd, beperkt en gefrustreerd werd. Is dat niet met elkaar in tegenspraak? Er moet ergens iets fout zijn. Nee! Deze mannen ontkwamen niet aan het lijden. Het was nodig.

Dan is er het tweede standpunt, dat van de individuele gemeenten. Van bijna alle gemeenten die in het Nieuwe Testament genoemd worden, wordt er wel iets gezegd over het lijden dat ze moesten doorstaan. Wat een lijden kenden die gemeenten! Toch was het volkomen in overeenstemming met Gods voornemen. Ze waren daar in de wil van God, ze stonden daar voor God, vrijmoedig, maar Hij beschermde hen niet. Hij zei niet tegen satan: “Raak Mijn gezalfden niet aan.” Ze leden, en de apostelen zeiden hen dat het lijden moest komen, het was onvermijdelijk.

Dan is er nog een derde standpunt, dat van de universele gemeente. Wat een geschiedenis! Dit geheiligde, dit kostbare, deze parel van grote waarde, de vrouw van het Lam, wat een geschiedenis van lijden, ja, van lijden tot de dood! Denk aan de martelaren onder Nero. Duizenden werden aan stukken gescheurd door de wilde dieren. Wat een geschiedenis! De Here kwam niet tussenbeide door een engel om hen te redden; ze moesten er doorheen.

De Here wil niet zozeer een werk als wel een getuigenis

Wat betekent dit allemaal? Het betekent dat het de Heer in de eerste plaats gaat om een getuigenis, niet om een werk. Dat moeten we heel duidelijk gaan zien. Als we dingen gaan zien in het licht van “een werk”, komt er veel verwarring. Mensen geven hun baan op om in “het werk des Heren” te gaan. Maar het gaat de Heer niet in de eerste plaats om het werk. Ik zeg niet dat u geen werk hoeft te doen voor de Heer, maar dat is niet waar het de Heer om begonnen is. Het gaat Hem om een getuigenis, een licht, een levende vlam. Zoals gezegd is het getuigenis meer dan een systeem van waarheid en onderricht. Wees niet te snel met het spreken over allerlei termen, ideeën en waarheden. “Heb je deze waarheid al gezien?” “Heb je die waarheid al gehoord?” Maar zie er veeleer op toe dat er zichtbaar leven van u uitgaat, voordat u iets zegt. Dan zullen de mensen zien dat u iets hebt voordat u spreekt. “U heb iets wat ik nodig heb.” Dat is het getuigenis. Zoiets wordt slechts geboren uit lijden.

“Aan u is de genade verleend, voor Christus, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden” (Fil. 1:29). Dit is u verleend! Het wordt gegeven; het is een gave, om voor Hem te lijden. Zo komt het getuigenis tot stand. Als u mocht denken dat u veel bevrediging en vreugde zult vinden door in het werk des Heren te gaan, dat “in het werk des Heren” te zijn u eindelijk zal geven waar u zo naar hebt verlangd dan zult u ongetwijfeld gedesillusioneerd raken. U zult ontdekken dat het waarschijnlijk veel gemakkelijker zou zijn geweest om te blijven waar u was, dan te zijn in het werk des Heren.

Bovendien wil ik opmerken dat hier, op het punt waar het lijden begint, de dienst pas echt effectief wordt. Het is een vaste wet sinds de zondeval van Adam, dat elk beetje vruchtbaarheid van de aarde, van een mensenleven, de uitkomst is van barensweeën, het resultaat van de vuurgloed der beproeving. Vrucht voor God op het geestelijk vlak, werkelijke kracht van het getuigenis, wordt geboren uit lijden en worsteling. Hier verkrijgt de Heer meer dan onze activiteiten. Hij krijgt iets dat niet zomaar in woorden kan worden uitgedrukt en wat niet in uiterlijke activiteiten wordt gevonden. Jesaja 53 spreekt van “moeitevol lijden”, letterlijker: “de arbeid zijner ziel” (S.V.). Dat behaagt God. Daarin is iets voor Hem.

Datgene waaraan de heilige Geest zich verbindt

Aan dit getuigenis, dat tot stand gekomen is in het vuur, verbindt de heilige Geest zich. In Zacharia 4 beschrijft de profeet wat hij had gezien: de kandelaar geheel van goud, de olijfbomen en de olie die uitvloeit van de olijfbomen naar de kandelaar, waardoor de vlam blijft branden. Merk op wat hij daarna zegt: “Dit is het woord des Heren … : niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest.” Waaraan verbindt de heilige Geest zich? Laten we ons eerst afvragen wat we eigenlijk kunnen doen zonder de heilige Geest. Wat is de zin van iets buiten Hem om? Iedere christen zal ermee instemmen dat we het beter kunnen opgeven, tenzij de heilige Geest met ons is. We zijn volslagen afhankelijk van Hem; zonder Hem is er niets. Hoe belangrijk is daarom deze vraag: wat is het, waaraan de Geest zich verbindt? Het antwoord luidt: aan een kandelaar zoals deze; aan iets dat geboren is uit het vuur, uit de oven; aan iets dat met hamerslagen geplet en gesmeed is. Ja, met hamerslagen, maar niet van Gods hand. Vergis u niet op dit punt! Gods hand slaat u niet. Dat beweert satan wel, maar ondertussen doet hij het zelf. Er is slechts één bijbelgedeelte waarin we lezen dat God Zijn kind slaat, en dat is Jesaja 53, en de geslagene is Zijn eigen Zoon. We lezen: “Wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte.” Maar dat heeft te maken met het werk van de verzoening. God slaat u en mij niet op die wijze. Dr. Pierson illustreerde het als volgt. Hij had een smid en zijn knecht aan het werk gezien. Het ijzer, zo uit het vuur, lag op het aambeeld, nog witgloeiend. De smid zelf had een kleine hamer, maar zijn knecht had een heel grote moker. De smid raakte maar amper het ijzer aan met zijn hamer en dan gaf de knecht een geweldige klap op diezelfde plaats. De smid gaf weer een tikje op een andere plaats, en daar kwam opnieuw de grote hamer met een zware slag. Een jongetje stond erbij te kijken en zei: “Wat gek! Waarom heeft de smid zo’n klein hamertje?” Dr. Pierson zei: “Beste jongen, hij wijst alleen maar de plaats aan waar de klap gegeven moet worden, en hij laat de ander de klap geven.” Dr. Pierson zegt dat het dikwijls zo is. De Heer ziet iets dat aangepakt, recht gemaakt moet worden. Hij geeft slechts de plaats aan en de duivel doet de rest. Zo laat de Heer de duivel Zijn werk doen, om de heiligen te volmaken. Het schijnt in principe waar te zijn. Laat de vijand u niet wijs maken dat het de Heer is die u al die slagen toebrengt. Het is de duivel die het doet en de Heer laat hem begaan en gebruikt hem. Het feit is dat God een gesmeed werk verlangt, dat is een geslagen werkstuk. Het komt ten eerste tot stand door het vuur en daarna ook door menige slag. Zo krijgt God iets meer in ons leven, of andersom, zo wordt er iets uit de weg genomen in ons leven. Wie niet deze weg is gegaan, is slechts een kandelaar zonder vlam, een ornament. Er zijn veel mooie ornamentale kandelaren, maar daar heb je niets aan. De heilige Geest verbindt zich aan dat wat door het vuur gegaan is.

De vorm van de kandelaar – verscheidenheid in eenheid

We willen nu naar ons derde punt kijken: de vorm van de kandelaar. We vinden de volledige beschrijving daarvan in Exodus 25. Samengevat komt het hier op neer: de vorm is samengesteld, meervoudig, gezamenlijk (Engels: corporate). Het is een verscheidenheid gevat in een eenheid. Er zijn zes armen aan de centrale schacht. In Openbaring is het beeld enigszins anders, maar het principe blijft gelijk. Daar lezen we van zeven gouden kandelaren, maar er is Iemand als eens mensen zoon temidden daarvan, die ze alle in Zijn hand heeft. Hij maakt ze één door Zijn eigen Persoon. Het is de eenheid van de ene goddelijke Mens, en toch meervoudig; velen, maar Eén. Mijn gedachte is dat God Zijn getuigenis verkrijgt in volheid, niet in onafhankelijke opzichzelfstaande individuen of groepen, maar in iets dat tot een eenheid gesmeed is door Zijn vuur. O, als God daadwerkelijk Zijn kinderen door lijden heen aan elkaar smeedt, ontstaat er iets wat zeer kostbaar is voor Hem. Als we samen door het vuur zijn gegaan, als we door de jaren heen samen door lijden en verdriet gaan, en God heeft ons daardoor één kunnen maken – niet de eenheid van een uiterlijke ordening, een uiterlijke overeenkomst – en in het lijden heeft de satan ons niet kunnen verwarren en verdelen, dàn is er iets tot stand gekomen wat zeer kostbaar is. U weet misschien dat satan altijd probeert ons in het lijden te verdelen. Als u in lijden komt is uw eerste neiging uzelf af te zonderen, of iemand anders de schuld te geven. Dat is het werk van satan. Wanneer God twee of meer mensen in Zijn vuurgloed brengt, is het Zijn bedoeling ons te bevrijden van die persoonlijke elementen die ons van elkaar verwijderd houden, ons verdelen en die scheiding brengen en ons tegen elkaar opzetten, en ons dan samen te brengen. Als u nooit samen door lijden heen gegaan bent weet u niet wat ware eenheid is. Zij die samen door het leven zijn gegaan in beproeving en tegenslag, komen tot een rijpheid die zeer kostbaar is.

Eenheid door lijden

Zo’n eenheid is er tussen het Lam en de bruid, en behoort er ook te zijn tussen de leden van Zijn lichaam onderling. Deze kan alleen tot stand komen door lijden heen. Daarom staat God toe dat een gemeente lijdt. Een gemeente gaat samen door een beproeving heen; ze komt eruit tevoorschijn als een innerlijke eenheid, die iets van God tot uitdrukking brengt. Dit kun je niet uitleggen, behalve vanuit Gods standpunt. Het is iets dat zeer kostbaar is voor God. Daarom is het zo veelbetekenend dat het eerste dat over de Zoon des mensen gezegd wordt wanneer Hij wordt voorgesteld temidden van de gouden kandelaren, is dat Hij bekleed is met een tot de voeten reikend gewaad. Voordat de details genoemd worden zie je het geheel, een gewaad van hoofd tot voeten, dat al Zijn leden omhult, dat Hem compleet maakt, één Persoon, de Zoon des mensen.

Hij komt tot de gemeenten, en de eerste gemeente is die van Efeze. Hij gaat daar spreken over de eerste liefde. Denk eens aan de geweldige vuurgloed waar deze gemeente doorheen was gegaan! Daardoor was er blijkbaar een heerlijke liefde ontstaan binnen die gemeente. Nu komt Hij, bekleed met Zijn alles omhullend gewaad, naar Efeze toe en zegt: “Er is hier wat gebeurd, er is hier iets mis gegaan, de eerste liefde is verzaakt.” De eenheid was voortgekomen uit Zijn dood, Zijn kruis. In de kracht van Zijn opstanding had Hij alles overwonnen wat tegen eenheid is. Alle verdeeldheid, elke scheuring heeft Hij vernietigd in Zijn dood. Hij komt tevoorschijn, bekleed met één gewaad dat alles bedekt. Nu ziet Hij daar iets dat zo’n tegenstelling is met het werk van Zijn kruis: verdeeldheid, verlies van de eerste liefde. Hoe nodig is het dat we werkelijk het kruis verstaan in deze zin, dat we het lijden kennen dat ons verlost van het zelfleven, dat afrekent met alles wat verdeelt. Uit dat diepe lijden komen we in een eenheid, door het vuur voortgebracht. Zo wordt het hart van de Heer bevredigd.

Ik wil u niet ontmoedigen of terneerdrukken, maar het is iets dat we onder ogen moeten zien. Het gaat mij om een effectief getuigenis dat een krachtige uitwerking heeft, een geestelijke invloed. Geen woorden, geen onderricht, geen uiterlijke vorm, maar de vlam, de kracht van het licht des levens en dat is oneindig veel meer dan woorden. Hier gaat het hart van God naar uit, en daarom behandelt Hij ons zoals Hij dat doet. Wij moeten van onze kant ons hart hierop zetten. Het helpt ons de bedoeling van ons lijden te verstaan. De Heer vertrouwt het ons toe. Het is onlosmakelijk verbonden met het wezenlijke waar ons hart naar uitgaat. Als ik inderdaad iets begrepen heb van het christenleven en de wegen van God, dan gaat het altijd op deze wijze. Ik heb zo dikwijls gezien dat wanneer mensen de Here vroegen om meer kracht, meer leven, meer zegen, meer geestelijke rijkdommen, en dat werkelijk meenden, het dan niet lang duurde of men kwam in grote beproevingen. Zo beantwoordde de Here hun gebed. Ze hadden er niet om gevraagd. Naar alle waarschijnlijkheid hadden ze nergens om gevraagd als ze geweten hadden wat Gods antwoord zou zijn. Zo doet de Here het, naar het geheimenis van Zijn wegen.

O, dat we mogen zien dat de Here iets van werkelijke waarde in ons leven verlangt! Iets wat zo kostbaar is in Zijn ogen beschermt Hij niet tegen tegenspoed. Integendeel, juist wat zo kostbaar is voor Hem acht Hij waardig om in Zijn louterend vuur gebracht te worden.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.