Austin-Sparks.net

Het Werk van de Heilige Geest

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 6 - Het Volk van God en Zijn Erfenis

Lezen: Jozua 1.

"Het gebeurde nu, terwijl Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg - zie, daar stond een man tegenover hem met een uitgetrokken zwaard in de hand. Jozua trad op hem toe en vroeg hem: Behoort gij tot ons of tot onze tegenstanders? Doch hij antwoordde: Neen, maar ik ben de vorst van het heer des Heren. Nu ben ik gekomen. Toen wierp Jozua zich op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neer en zeide tot hem: Wat heeft mijn heer tot zijn knecht te zeggen? En de vorst van het heer des Heren zeide tot Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop gij staat, is heilig." (Jozua 5:13-15).

De tegenhanger van het boek Jozua vindt u in het Nieuwe Testament, vooral vanaf het Johannes evangelie. Aan het eind van de vier evangeliën hebben we een soortgelijke situatie als voor het begin van het boek Jozua. Een volk is aan de grens van het Beloofde Land gekomen - de symbolische grens is de Jordaan - en dat volk is teruggekeerd en heeft alles verloren door ongeloof. Zo was het voordat het boek Jozua begint. Zo is het ook aan het eind van de evangeliën. Het volk dat alle beloften bezat, beloften die op het punt stonden in vervulling te gaan, kwam bij de grens, maar door ongeloof moesten ze terug en verloren alles. En de laatste tweeduizend jaar hebben ze een levende dood in de woestijn meegemaakt.

Maar er ontstaat een nieuw volk. Daarover gaat het als we het boek Jozua openen, en daar gaat het ook over als we van Johannes naar Handelingen gaan. Een nieuw volk is uit de dood van het oude voortgekomen, en gaat nu binnen om het beloofde land in bezit te nemen.

De ark van het verbond ging haar eenzame weg door de Jordaan. U weet nog wel dat de Heer had geboden dat de ark voorop moest gaan, de rivier in, die geheel buiten zijn oevers was getreden, en dat er een afstand van ongeveer tweeduizend el tussen haar en het volk moest zijn. De ark ging een eenzame weg, een weg die zij alleen kon gaan. We weten dat de ark een beeld is van de Here Jezus Zelf en haar doortocht door de Jordaan is een type van Zijn gang naar het kruis.

"Gij zult Mij alleen laten", zei Hij, "en toch ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij" (Joh. 16:32). Er is afstand. Hij ging de eenzame weg van het kruis. Niemand anders kan die weg zo volledig gaan en prijs God, dat is ook niet nodig. Hij is als eerste de Jordaan, die buiten haar oevers getreden was, ingegaan: Gods oordeel, Gods toorn, het door God verlaten zijn. Het was een ontzettend eenzame weg. "Waarom hebt Gij mij verlaten?" riep Hij naar de hemel (Mat. 27:46). De "Ark" ging die weg om ons de weg te banen, zodat wij er droogvoets doorheen kunnen en niet door de Jordaan overweldigd worden.

Ik denk niet dat we wat Hij voor ons gedragen heeft, voldoende naar waarde schatten. We mogen dan jets van het kruis kennen, jets van de gemeenschap aan Zijn lijden, maar we weten niets van het oordeel Gods dat op Hem rustte. Zoals de ark haar eenzame weg ging om het volk door te leiden, zo heeft Hij, door het kruis, een weg gebaand, een weg die naar de erfenis leidt.

Jozua en Amalek

Op dat moment treedt Jozua ten volle naar voren. Hij is een type van Gods instrument voor geestelijke volheid. Het is misschien leerzaam om even stil te staan bij Jozua in dit licht. Jozua staat voor het machtige leven en de kracht van de heilige Geest. Als de vorst van het heer des Heren, als type van de heilige Geest, een verbintenis aangaat met Jozua, is alles wat daaruit voortkomt door de kracht van de heilige Geest tot stand gekomen. Van nu af aan heeft de heilige Geest alles in handen. Zoals de vorst des hemels zich aan Jozua verbond, zo verbindt de heilige Geest zich met een werktuig, waardoor Hij Zijn doel wat betreft de erfenis kan uitwerken.

U weet dat Jozua voor het eerst voor het voetlicht treedt in verband met Amalek (Ex. 17). Amalek, als type van het vlees, komt om Israël te dwarsbomen, hen tegen te houden, zodat ze de erfenis niet zullen binnengaan. Dat doet het vlees altijd. Satan heeft een gewillige bondgenoot in het vlees en door de energie van het vlees kan hij het volk des Heren uit hun erfdeel houden. Als Jozua naar voren komt in de strijd tegen Amalek zien we al dat hij een type is van wat uit de Geest is en strijd voert tegen het vlees. "Het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees" (Gal. 5:17). We zien Jozua hier als de kracht van de Geest om af te rekenen met het vlees, dat hindert, belemmert en dwarsboomt, en dat met het oog op de erfenis. Het is belangrijk dat we dit nooit vergeten. Waarom moeten we naar de Geest wandelen? Waarom moet er korte metten gemaakt worden met het vlees? Niet om het vlees zelf, maar vanwege de geweldige erfenis in Christus.

Jozua en de tent der samenkomst

Daarna komen we zijn naam weer tegen in Exodus 33:11. Hier is hij "een jonge man, die niet uit de tent week". Dit is een liefelijk detail, vooral als we het zien tegen de geestelijke achtergrond van het verhaal. Wat voor een tent was dit? Het was uiteraard niet de tabernakel, want die bestond toen nog niet. We moeten teruggaan naar het moment dat Mozes de berg op ging om de wet te ontvangen en het ontwerp van de tabernakel. Toen hij terugkwam was Israël losgeslagen. Ze hadden een kalf gemaakt en zeiden: Dit is uw God, Israël, die u uit het land Egypte heeft gevoerd (Ex. 32:4). Daar was Jozua bij. Maar toen Mozes van de berg afkwam en hoorde en zag wat zich daar afspeelde, ging hij in de poort van de legerplaats staan en riep: Wie is voor de HERE? Die kome tot mij! Vanaf die tijd maakte Mozes een tent, een tent der samenkomst, buiten de legerplaats, en "ieder, die de HERE zocht, ging uit naar de tent der samenkomst" (Ex. 33:7). Dat was de tent waarin Jozua, een jonge man, verbleef en waaruit hij niet week.

Dit heeft ons veel te zeggen. In de eerste plaats sprak die tent daarbuiten van absolute afscheiding van elke smet van Satan. Satan had het goud van het heiligdom geroofd en daarvan een kalf gemaakt voor zijn eigen aanbidding. Satan had het hart van het volk van de Here afgetrokken naar zichzelf toe en alles bedorven. Als Gods volk de erfenis zal binnengaan, die erfenis zich zal toe-eigenen, dan moet die smet, die aanraking van de verderfelijke invloed van de boze onder het volk van God, verwijderd worden, en alles wat van God is moet onder zijn invloed vandaan gehaald worden. Jozua bleef in de tent, en week er niet uit. Hij, de man van de Geest, de man die het volk in de erfenis binnen zal brengen door de kracht van de Geest, de man die volkomen buiten de bezoedeling van de boze blijft, zegt daarmee dat hij niet in die wereld is; hij staat er ver buiten, hij verblijft in de tent der samenkomst. Zo was er een man, naast Mozes, die geen priester was, maar een man uit het volk, die toch mocht wonen in het Huis van de Heer.

Jozua als jonge man

Er staat uitdrukkelijk dat Jozua een jonge man was. Dit spreekt van frisheid, de frisheid van de jeugd, die alles nog voor zich heeft, de toekomst, een visie, een doel, een leven van energie in de Geest, Niet aangetast door de tijd, door ouderdom. Wat is het gezegend om deze jeugdigheid te bezitten, geestelijk gesproken. Op dit punt moeten we waakzaam zijn en bidden. Het is altijd een vreugde om jonge christenen te ontmoeten die zich uitstrekken naar alles wat van de Here is, die niet tevreden zijn met hun behoudenis alleen, maar werkelijk uit zijn op alles wat de Heer voor hen bedoelt. Helaas zijn er christenen die alles al zo goed weten, die het al zoveel jaar gehoord hebben. Je kunt hen niets zeggen of ze weten het allang. "0, dat heb ik a1 zo vaak gehoord." Ze zijn zo oudbakken, net brood dat jarenlang in de kast gelegen heeft, volkomen uitgedroogd. Je kunt niets aan ze kwijt, er is geen frisheid. Maar als je een groep jonge christenen tegenkomt waar leven is en frisheid, dan kun je blijven uitdelen.

Dat is geen kwestie van jaren, maar van de geest. En zo hoort het te zijn. Als we de erfenis zullen binnengaan, moeten we er voortdurend zin in hebben. Daar moet altijd die energieke geest zijn, die zich uitstrekt, dat besef dat wij, hoeveel we ook mogen weten, eigenlijk nog niets weten. We zien zoveel voor ons - dat wijd uitgestrekte land - en toch, ondanks alles wat we weten, weten we dat we pas aan de grens staan. Zo hoort het te zijn tot aan het eind: de geest van de jeugd en de energie van de jeugd horen ons te kenmerken. Soms is het erg moeilijk een boodschap door te geven aan mensen die alles al zo goed weten, en het al zo vaak gehoord hebben; het gaat daar zo moeizaam, omdat er niet dit verlangen is, deze honger om meer te weten, meer te verstaan. Jozua nu, was een jonge man, die niet week uit de tent der samenkomst.

De heilige Geest en de strijd

Als we nu terugkomen bij die drie verzen uit Jozua 5, zien we daar het wezen, het hart van het boek Handelingen. Met het Johannes evangelie komt het beloofde land in zicht. Met Handelingen neemt de Geest het over. Hij neemt het op zich Gods volk binnen te brengen in hun erfdeel. Maar dat gaat door strijd heen. Ja, Hij neemt het over, maar zie hoe het onmiddellijk duidelijk wordt dat het met strijd gepaard gaat. Als die Man daar tegenover Jozua, die zich de vorst van het heer des HEREN noemt, de heilige Geest is, - figuurlijk of in werkelijkheid - zien we dat Hij niet gekomen is met een olijfblad, maar met een getrokken zwaard in de hand!

Geen centimeter van deze erfenis kan zonder strijd in bezit genomen worden. Dit moet voor ons heel duidelijk zijn, want zo is het. Van alle kanten zal er weerstand geboden worden. Zodra het gaat over geestelijke groei ontstaat er op vreemde, haast mysterieuze wijze een conflictsituatie. Zelfs van christelijke zijde. Als je tevreden bent met wat men "het eenvoudige evangelie" noemt, heb je geen strijd. Iedereen betuigt zijn bijval en is het ermee eens, en staat achter je. Maar... als je je hart op Gods volledige voornemen zet, bevind je je meteen in een enorme strijd. Satan staat de gemeente niet toe haar bestemming te bereiken, als hij het kan verhinderen.

Iedere stap vooruit wordt aangevochten. Ja, er staat: "Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden" (1:3), maar er zit wel een strijd aan vast. Als wij in bezit nemen wat God gegeven heeft, betekent dat strijd. Ook al heeft God het van tevoren zo beschikt en besloten in Zijn eeuwige raad en voorkennis, dan nog betekent dat niet dat we er dus vanzelf wel binnenkomen! Ondanks Gods soevereiniteit, ondanks Zijn goddelijke kracht en wijsheid, die met zijn doel samenhangen, wordt vreemd genoeg toch iedere centimeter ervan betwist. Zo is het nu eenmaal.

De Geest en de erfenis in het Nieuwe Testament

In het evangelie naar Johannes lezen we deze woorden van Jezus: "Wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid" (Joh. 16:13). Dat is Jozua 5:13-l5! De Geest is gekomen om hen in de volle waarheid binnen te brengen, die in Jezus is (Ef. 4:21) - dat is het boek Jozua. Toen Hij op de pinksterdag kwam om de belofte van de Here Jezus te vervullen, kwam Hij om de gemeente in haar erfdeel te brengen. Ik kan hier niet genoeg nadruk op leggen, omdat er zoveel verkeerde opvattingen over de heilige Geest en pinksteren zijn. Laten we goed begrijpen dat de heilige Geest met geen ander doel gekomen is dan om de gemeente binnen te brengen in haar hele erfenis in Christus. En als onze opvattingen over de heilige Geest niet evenwichtig zijn en hiermee niet overeenkomen, ondermijnen we het werk van de heilige Geest en het doel van zijn komst en houden het zelfs tegen. De gemeente moet in haar erfenis gebracht worden, waartoe ze voor de grondlegging der wereld al door God was voorbestemd. En daartoe, tot dat ene doel, is de Geest gekomen - in het boek Jozua in type, in Handelingen in werkelijkheid. En dit zal een strijd blijven zonder einde, totdat het Lam de uiteindelijke overwinning heeft behaald.

In het boek Handelingen neemt de heilige Geest dus deze zaak van de erfenis in handen en tevens de daarmee gepaard gaande strijd. We hoeven niet ver te lezen voordat de strijd is ontbrand. Dat gebeurt in Jeruzalem, en of die nu is veroorzaakt door de Joodse leiders die Stefanus doden of door de heidense machthebbers die Jacobus doden en Petrus gevangen zetten, doet er niet toe: de strijd is begonnen. Maar de machtige Geest staat de gemeente terzijde in de strijd. Hij heeft Zich aan haar verbonden ter wille van Gods grote doel. En als je alle incidenten beschouwt en de schijnbare tragedies, en je kijkt er doorheen, dan kun je over deze eenheid van de heilige Geest met de gemeente hier op aarde zeggen dat niemand ervoor kan standhouden (Joz. 1:5). In zekere zin is dat waar. Er is tegenstand geweest van mensen en van boze geesten, hevige tegenstand, maar de gemeente is doorgegaan; het getuigenis op aarde is nooit tot zwijgen gebracht. Ook al is het soms ondergronds, het komt weer omhoog en gaat door. In Handelingen zien we dus hoe de heilige Geest komt en zich verenigt met het instrument Gods, de gemeente, en hoe daarop de strijd ontbrandt.

Als we doorgaan naar de Hebreeënbrief, komen we ook daar die strijd weer tegen. Want deze hele brief gaat over de geestelijke erfenis. Hier zien we hoe de Geest de gemeente aanspoort om door te gaan, Niet terug te gaan of stil te staan, maar door te gaan. De schrijver wijst er op dat Jozua het volk niet in Gods rust heeft binnengebracht (Hebr. 4:8). Het was een type; onder Jozua is niemand binnengegaan in de uiteindelijke volheid van Christus. Maar Jezus en de heilige Geest zullen de gemeente binnenbrengen in die uiteindelijke volheid.

In het boek Openbaring wordt over overwinnaars gesproken en dat is hetzelfde als deel hebben aan de erfenis. We zien echter tevens dat de gemeente in haar geheel niet "opgetrokken" is. Een zeer groot deel van de gemeente is of teruggegleden of afvallig geworden of stil blijven staan. Misschien was de strijd te hevig, of waren de kosten te hoog, of de wereld was te aantrekkelijk, en de zonde te sluw, maar zo ligt het. Zoals we aan het slot van het boek Jozua lezen dat de vijand nog niet geheel verdreven was (vandaar de tragedie van Richteren), zo zien we in het laatste bijbelboek dat de vijand nog niet volkomen verslagen is. Hij heeft nog grondgebied en bezit onder Gods volk. En daarom komt dit punt van de "overwinnaars" ter sprake. De overwinnaars zijn zij die doorgaan en de Here willen behagen door Zijn volle plan na te jagen.

Dit alles heeft zeer zeker iets van ons te zeggen. Wij leven immers in de tijd van de nieuwtestamentische tegenhanger van het boek "Jozua", het tijdperk van de heilige Geest. En Hij heeft maar een allesomvattend doel, namelijk Gods volk in de volheid binnen te brengen, dat wil zeggen, allen die in die volheid binnengebracht willen worden, allen die door willen gaan. Niet een select gezelschap, willekeurig bij elkaar gebracht, maar allen die willen. Paulus' doel van zijn bidden en worstelen was "om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn” (Kol. 1:28). Ieder mens! Het is Gods plan voor ons allen. Zeg niet: Dat is alleen weggelegd voor enkele heel bijzonder fijne christenen, die geestelijke capaciteit hebben en uit ander hout gesneden zijn dan ik. Nee, "ieder mens volmaakt in Christus" - dat is Gods voornemen. Als de heilige Geest Zijn gang mag gaan, kan Hij het in ieder leven doen.

"Wees sterk"

Vanwege deze geweldige weerstand tegen het bereiken van Gods doel, vinden we in Jozua 1 deze drievoudige herhaling: "Wees sterk en moedig... wees sterk... wees sterk.." (vers 6,7,9). Dat is onze kant. In ditzelfde verband, als Paulus spreekt over de overheden en de machten in de lucht, die zich tegen de gemeente en haar erfenis richten, zegt hij: "Weest krachtig in de Here" (Efeze 6:10). Wees sterk, wees krachtig!

Er mag geen verslapping zijn, geen zwakheid. Er zal veel ontmoediging komen, veel hartzeer, misschien veel teleurstelling. De situatie zal soms onmogelijk lijken, zonder enig uitzicht. Maar u en ik moeten acht slaan op dit woord, want er hangt zoveel van af. Voor ons hangt de volle erfenis daarvan af. "Wees sterk", geen zwakheid, geen verslapping, niet bij de pakken neerzitten. Misschien kunnen zij die sterk zijn, anderen versterken en daarom is het ook een verantwoordelijkheid ten aanzien van anderen dat we sterk zijn. Niet alleen voor onszelf; het is een roeping om sterk te zijn.

"Ik ben met u"

En dan lezen we: "De Here, uw God, is met u, overal waar gij gaat" (vers 9). Dit mogen we niet uit het verband halen. De context geeft aan dat het "overal waar gij gaat" in verband met Gods volle plan staat. Hij kan niet met u zijn op grand van iets anders; de belofte geldt alleen dan. Het zal blijken niet waar te zijn, tenzij u zich bevindt in Zijn volledige plan. Maar als dat inderdaad zo is, dan geldt: Hij is met ons, overal waar we heen gaan. "Ik ben met u."

1) In geestelijk leiderschap

Hebt u opgemerkt dat dit twee keer in hoofdstuk een gezegd wordt? In de eerste plaats wordt het gezegd in verband met leiding geven aan het volk, de verantwoordelijkheid van geestelijk leiderschap. Ik benadruk en onderstreep dat woord 'geestelijk'. Denk niet aan leiderschap als iets officieels. Leiderschap is niet officieel; je wordt niet aangesteld als leider; je krijgt geen uniform of een band om de arm met "leider" daarop. Je bent een leider of je bent het niet. Het is een kwestie van geestelijke kwaliteit en kracht. Geestelijk leiderschap betekent dat u invloed uitoefent op anderen, om ze verder te brengen in Gods volle bedoeling voor Zijn volk. De uitwerking van uw leven is dat anderen door u verder geholpen worden, verder geleid. Als u die verantwoordelijkheid hebt aanvaard en verlangt uit te werken ter wille van andere levens, dan geldt dit woord "Ik ben met u" voor u.

2) In gehoorzaamheid aan het Woord Gods

In vers acht en negen vinden we dit woord voor de tweede keer: "Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond... opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles... want de HERE, uw God, is met u". Uw hele leven moet op het Woord van God gegrond zijn en erdoor bepaald worden. U mag niet boven het Woord van God staan, u mag er ook niet los van staan. In alles moet u u kunnen beroepen op het Woord: "Wat zegt het Woord hierover?" Mijn vriend, uw erfenis en uw invloed hangt daarvan af. Houdt u zich aan het Woord? Zelfs al begrijpt u het soms niet, het staat er, dus... Ga niet redeneren, stel u er niet boven door het te beoordelen - er staat... er staat...

Het ware te wensen dat veel meer van Gods kinderen zich lieten leiden door het Woord van God. Daarom moeten we het lezen, er acht op slaan, het overpeinzen. "Handelt nauwgezet overeenkomstig alles wat daarin geschreven is." Leest u uw bijbel om precies uit te vinden wat het Woord zegt? Als het Woord van God zegt: "Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam", dan staat dat er. Daar kun je niet aan tornen. Als het Woord van God zegt: “Mannen, hebt uw vrouw lief”, dan staat dat er! Zeg dan niet: "Ja, maar... maar..." Het staat er. Als het Woord van God zegt: "Vrouwen, weest aan uw man onderdanig", dan staat dat er en niemand mag zich daar boven verheffen (Ef. 5:22,25; 6:1). Ziet u wat ik bedoel? Ik neem enkele voorbeelden om dit punt te beklemtonen: "Handelt nauwgezet". U zult een zegen ervaren als u het doet. Als u het niet doet, zult u de erfenis niet binnen kunnen gaan en zult u geen echte geestelijke bediening hebben. Er zijn zeer grote dingen mee gemoeid.

Maar de hoofdzaak is dat, wanneer het inderdaad zo is, de Here zegt: "Ik ben met u." We mogen ons die tekst niet toe-eigenen, tenzij we erop toezien dat dit woord niet uit onze mond wijkt, dat we nauwgezet handelen overeenkomstig dat woord. De aanwezigheid van de Heer en ons binnengaan in ons bezit in Christus worden beide hierdoor bepaald. Lees uw bijbel en kijk wat er eigenlijk staat - niet wat uw interpretatie is, maar wat er staat. Uiteraard zien we nog lang niet alles en moeten we meer licht krijgen, maar punt een is: wat staat er? Is mijn leven daarmee in overeenstemming? Daar hangt heel veel van af. "Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn; Ik zal u niet begeven en u niet verlaten. Wees sterk en moedig... Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt..."

Hierom is de heilige Geest gekomen. Dit is de grond waarop de Geest met ons is. En dit is het doel dat de heilige Geest in Zijn komst op Zich genomen heeft. Hij heeft alles in handen en is bij machte ons door alle strijd en lijden heen te voeren.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.