Austin-Sparks.net

Bethanië

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 2 - De Betekenis van de Gemeente

Lezen: 1 Kron. 28:2-7, 11-13, 19; 1 Kron. 29:3-5; 2 Kron. 2:1,2; Efeze 1:4-6, 11 12, 1 23; Efeze 2:7,19 22; Efeze 3:10 11, 20 21; Efeze 4:1,4 5, 13-15, Efeze 5:25-27.

Het is pijnlijk te zien hoe traag veel christenen zijn om het grote doel en de bedoeling van hun verlossing te begrijpen, om het wezen van hun hoge roeping te kennen en te verstaan. En hiermee hangt een grote verdeeldheid onder Gods volk samen. Het christendom op zijn best is in grote lijnen iets algemeens geworden, een kwestie van gered-zijn en daarna gewoon als christenen doorgaan, zonder te beseffen dat we naar Gods gedachten gered zijn met een geweldig doel. We zijn niet slechts gered om anderen te redden en het daarbij te laten. Op zichzelf is dit een goede zaak, fundamenteel en essentieel, maar het is slechts het begin. Vanaf dat punt begint er iets heel anders, wat Paulus op het oog heeft als hij schrijft: "Ik vermaan u dan te wandelen waardig der roeping, waarmee gij geroepen zijt." En in verband met die uitdrukking: "de roeping waarmee gij geroepen zijt", noemt hij al die geweldige dingen over de gemeente, die teruggaat tot "vóór de grondlegging der wereld" (Efeze 1:4) en reikt tot "in de hemelse gewesten", met een roeping die hemels is en die zich uitstrekt tot "in de komende eeuwen". Deze uitdrukkingen zeggen iets van de roeping waarmee we geroepen zijn, maar hoe weinigen hebben dit werkelijk verstaan! We zouden heel veel kunnen zeggen over de ernst van het verlies van die visie en van goddelijke openbaring en over dat menselijke bolwerk van traditie, dat het voor tallozen bijna onmogelijk gemaakt heeft die roeping binnen te gaan, omdat ze met handen en voeten gebonden zijn aan dat menselijk opgebouwde systeem. Verantwoordelijke mensen daarin zijn niet vrij om Gods volle plan binnen te gaan, omdat ze financieel van het systeem afhankelijk zijn. We willen daar nu verder niet op ingaan. Het lijkt ons beter om de positieve kant naar voren te brengen, die van Gods gedachte, en dit geweldig grote onderwerp van de gemeente te benaderen.

De gemeente is zo'n groots onderwerp, omdat Christus zo groot is en omdat het kruis zo groot is. Deze twee geven de gemeente haar werkelijke karakter. Een type van de grootheid van Christus is koning Salomo in al zijn rijkdom en volheid, maar Hij kon zeggen: "Meer dan Salomo is hier" (Matt. 12:42). Toch moeten we niet vergeten dat Salomo naar voren komt vanwege het huis Gods. Dat was de reden, de oorzaak van Salomo's opvallende plaats. David had het verlangen in zijn hart om een huis te bouwen en die gedachte kwam van God: "Gij hebt er goed aan gedaan. dat gij dit voornemens waart" (1 Kon. 8:18). Het was in zijn hart vanwege de Here en daarom kon de Here hem een zeer volledige en gedetailleerde openbaring geven betreffende dat huis. David deed een opmerkelijke uitspraak: "Alles staat in een geschrift, ontvangen uit de hand des Heren" (1 Kron. 28:19). Daar is geen verklaring voor! Het was duidelijk een goddelijk plan, en vanuit die goddelijke openbaring in Davids hart kwam Salomo op het toneel. Hij zou degene zijn die het mocht uitvoeren. Zijn heerlijkheid was verbonden met de heerlijkheid van het huis dat hij ging bouwen; zijn heerlijkheid en pracht zouden uitgedrukt worden in dat huis. Wat Salomo bezat en bijeenbracht en van de Here had verkregen, zou belichaamd en geopenbaard worden in het huis dat hij zou bouwen.

We denken nu aan die geweldige uitspraak van de apostel in Efeze 3:21: "... Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid". Deze brief aan de Efeziërs is de tegenhanger van dit verhaal in Kronieken en toont ons dat de gemeente, als het Lichaam van Christus, Gods uitverkoren werktuig is, door Hem aangesteld en geopenbaard om de belichaming van de heerlijkheid en grootheid van Christus te zijn. Zij is het werktuig, het instrument, waardoor alles wat in Christus is in de komende eeuwen bekend gemaakt zal worden. De openbaring van Jezus Christus en het zichtbaar maken van Hem door God, hangen met elkaar samen. Daarvoor wil God dit uitverkoren, van tevoren gekende en daartoe bestemde gezelschap hebben, waardoor Hij Zich in Christus bekend kan maken aan een verbaasde wereld. "... opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten..." (Efeze 3:10). Zoals de tempel de openbaring van Salomo's grootheid was, zo heeft God de gemeente bedoeld om de openbaring van de grootheid van Christus te zijn.

In deze vergelijking zien we ook de grootheid van het altaar en het offer van de tempel van Salomo. Als we dat lezen komen we diep onder de indruk van de grootheid daarvan. De grootheid van het werk van Christus in Zijn kruis geeft aan hoe groot de gemeente wel moet zijn. Als Christus Zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven - en wat zijn de tienduizenden runderen en schapen, door Salomo geofferd, vergeleken met het offer van Christus als het werk van het kruis van de Here Jezus zo groot was, geeft dat dan niet aan hoe groot de gemeente wel moet zijn? In Zijn eigen gelijkenis noemt Hij het een "kostbare parel", een "parel van grote waarde" (Matt. 13:46), en om die te verkrijgen, gaf die goddelijke Koopman alles op wat Hij had. Geen enkele koopman in de geschiedenis van deze wereld heeft ooit zoveel rijkdom en volheid gehad, een heerlijkheid die Hij bij God had vóór de wereld was, iets onvernietigbaars, groots en heerlijks. Toen Hij een parel van grote waarde gevonden had, verkocht Hij alles, om die te verwerven. We kunnen dat niet begrijpen, het gaat ons verstand te boven, maar het is waar; God heeft het ons geopenbaard. En het kruis was de prijs voor de gemeente. Zo groot is de waarde van de gemeente voor God. Christus heeft de gemeente liefgehad, "de gemeente Gods, die Hij Zich door het bloed van Zijn Eigene verworven heeft" (Hand. 20:28). De gemeente is kennelijk iets zeer groots en wonderbaars!



Kenmerken van Christus uitgedrukt in de gemeente

We willen nu enkele van die kenmerken van Christus bezien, die in de gemeente teruggevonden worden, opdat we mogen weten wat deze gemeente is waar we over spreken. Wat is de gemeente? Welnu, als de dingen die waar zijn van Christus, in de gemeente teruggevonden dienen te worden, dan moet dat wat waar is van Hem, naar Gods gedachten ook waar zijn van de gemeente.

a) Zijn eeuwig wezen

Het eerste kenmerk van Christus is Zijn eeuwig-zijn; Hij is de eeuwige Zoon. Hij was er voordat de wereld er was. Hij was er voordat de tijd bestond, voordat er jaren en maanden, dag en nacht, zomer en winter waren. Dat alles is door Hem geschapen. Het woord "eeuwig" betekent eenvoudig teruggaan en verdergaan, voorbij de tijd. Dat is waar van Christus. De brief aan de Efeziërs zegt, dat in Gods gedachten de gemeente reeds vóór de grondlegging der wereld bestond. Dat hoeft niet te betekenen dat de gemeente daadwerkelijk bestond, zoals Christus, maar ze was van tevoren gekend. "Hij heeft ons in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld ... Hij heeft ons tevoren er toe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus (Efeze 1:4,5). Zoals we al eerder gezegd hebben, staat de Efezebrief buiten de tijd. Deze brief heeft wel alles te maken met de dingen van deze tijd, met de praktische aangelegenheden van het dagelijks leven, van onze wandel en gedrag hier op aarde, maar het wordt geplaatst in het tijdloze. Het gaat terug, en het blikt vooruit; het overbrugt alle tijd in Gods gedachte. Tenzij we de betekenis hiervan beseffen, hebben we geen werkelijk idee van de gemeente. Als we het wel beseffen, wordt al dat "kerkisme" nonsens, van nul en generlei waarde. In Gods ogen "spelen we kerkje", als we de tradities aangaande de kerk vasthouden! Als we van Godswege iets van de gemeente gezien hebben, wordt al dat andere waardeloos, onbetekenend, dwaas, en in ons binnenste ervaren we een geweldige vrijmaking. Maar er zijn verlichte ogen voor nodig!

De gemeente ontleent aan Christus het kenmerk van absolute stabiliteit. Ze staat buiten de tijd, is uitverkoren in Hem voordat de wereld was. De stabiliteit van de ware gemeente, naar Gods hart, is de stabiliteit van Christus Zelf. De gemeente, gebaseerd op Gods gedachte, is onwrikbaar en onvernietigbaar. Dat kan van niets anders gezegd worden. 0, wat een vastheid geeft het om in Gods gedachte te zijn! We zullen overleven, ja, meer dan dat. "Ik zal mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen" (Matt. 16:18). De gemeente belichaamt het eeuwige, onvernietigbare leven van Christus.

b) Het geheimenis van Zijn hemels leven

Jezus zegt: "Ik ben van de hemel nedergedaald" (Joh. 6:38). Voortdurend benadrukt Hij in het Johannesevangelie dat Hij van hemelse oorsprong is. In de Efezebrief wordt dit met evenveel nadruk van de gemeente gezegd: "En heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus" (Efeze 2:6). Jezus zei tegen Pilatus: "Mijn koninkrijk is niet van deze wereld" (Joh. 18:36). Ik werd getroffen door de laatste woorden van 1 Kron. 28:5: "... mijn zoon Salomo om te zitten op de troon van het koningschap des Heren over Israël". Het was niet het koningschap van Israël, het was het koningschap des Heren over Israël. "Mijn koninkrijk is niet van deze wereld." Met andere woorden: "Mijn Koninkrijk is Gods Koninkrijk - veel groter en vérstrekkender dan dit, niet van deze wereld, dat wil zeggen niet slechts tijdelijk".

Hoe volkomen anders was Christus, anders dan ieder ander hier op aarde. Hij is van een andere wereld! En dat is ook waar van de gemeente, die ook totaal iets anders is dan wij gewoonlijk denken. Wat we gezegd hebben over Christus is ook waar van de ware gemeente - Hij ging door deze wereld, niet erkend, onbekend, en zei dat "niemand de Zoon kent dan de Vader" (Matt. 11 :27). Hierin schuilt een gehei¬menis. Dat woord geheimenis, wat Paulus vooral in de Efezebrief gebruikt, is een moeilijk te verklaren woord. Het is eigenlijk een paradox. Het woord betekent "openbaring op verborgen wijze". Dat is een tegenstelling, een paradox, maar dat is de essentie van het woord. God is geopenbaard, maar op verborgen wijze. "Niemand kent de Zoon dan de Vader", en toch zegt Hij: "Hij die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien". Hij is geopenbaard als God in Christus, maar op zo'n verborgen wijze dat er een daad van speciale openbaring van God voor nodig is om Jezus Christus te zien. U kunt niet werkelijk zien wie Jezus Christus is, tenzij God op soevereine wijze de ogen van uw hart opent. Zijn hele leven hier op aarde laat dat zien. Toen een van de discipelen in een moment van openbaring kon zeggen: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de Levende God", antwoordde Hij: "Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is" (Matt. 16: 17). Toch was dit een voorbijgaand moment, want niet lang daarna verloochende deze zelfde man met eden en vervloekingen zijn Heer driemaal. Als de openbaring blijvend geweest was, hoe had hij dat dan ooit kunnen doen? Het was een moment van goddelijk, soeverein handelen, toen het geheimenis onthuld werd en hij zag. God werd geopenbaard op verborgen wijze zolang dat ogenblik duurde, maar daarna viel het doek weer en het geheimenis bleef een geheimenis.

En wat waar is van Christus is ook waar van de gemeente. Ze is hemels, niet erkend, onbekend, tenzij God het openbaart. Hoe zullen we dit ooit met ons beperkte menselijke verstand kunnen bevatten? God heeft een gemeente die bestaat op grond van Zijn eigen soevereine daad van openbaring. Zo houdt Hij die gemeente rein. Als iedereen het kon zien en begrijpen en bevatten, als de gemeente verlaagd zou worden tot de beperkte omvang van menselijk begrip, wat voor soort gemeente zou dat dan zijn? Dat is nu precies wat de duivel geprobeerd heeft te doen, de gemeente binnen het bereik van het menselijk verstand te brengen, zodat iedereen er bij kan horen, of denken dat hij er bij hoort. Wat een schade heeft de duivel op die manier kunnen aanrichten! Hetzelfde is met Christus gebeurd, Hij werd verlaagd tot de historische Jezus. Wat een verlies! De hartverscheurende toestand van het christendom vandaag de dag, wordt grotendeels veroorzaakt doordat de persoon van Christus naar beneden gehaald wordt, gereduceerd tot de historische Jezus. Er is een stroming in onze tijd die zegt: "Terug naar Jezus. Wij kunnen Paulus niet volgen. Hij is zo mysterieus, hij leeft in een andere wereld. Laten we terugkeren tot de eenvoudige Jezus der geschiedenis, de Jezus van de evangeliën!" Dit is niets anders dan een poging de dingen op aards, menselijk vlak te brengen, waar iedereen ze kan begrijpen. Men zet dat wat God zo na aan het hart ligt, overboord. "Niemand kan tot Mij komen, tenzij het hem van de Vader gegeven zij" (Joh. 6:65), zei de Here Jezus. "Niemand kan tot Mij komen". Het vraagt een goddelijke, soevereine daad van Gods kant, om een mens tot Christus te brengen. U kunt niet zomaar kiezen of beslissen om tot Hem te komen. Niemand kan zomaar zeggen dat hij christen wil worden. In ieder mens moet God eerst iets doen, en dat is Zijn eigen soevereine daad. Maak het evangelie niet goedkoop! Als we dat doen, zetten we de deur zo wijd open dat er van alles binnen komt, en dat zal ons berouwen. De gemeente, in haar hemelse karakter dat aan Christus ontleend is, is iets waarin men alleen binnen kan gaan door openbaring, omdat men het slechts door openbaring kan kennen. "Niemand kent..." We kunnen deze dingen alleen maar zeggen. Geen enkel onderricht kan het tot stand brengen, en we zijn wat dat betreft machteloos. Alles wat we kunnen doen is de goddelijke feiten naar voren brengen, maar God alleen kan ze openbaren. Maar, Gode zij dank, Hij heeft het geopenbaard en Hij zal het openbaren. Sommigen van ons kunnen zeggen dat Hij, wat deze zaak betreft, het licht in ons hart heeft doen schijnen, en de openbaring van Christus en van de gemeente heeft alles anders gemaakt in ons leven. Natuurlijk hangt dit vermogen om te "zien" ten nauwste samen met de wedergeboorte door de Heilige Geest.

c) Openbaring van de eigenschappen van de Goddelijke Persoon

De openbaring van God in Christus zet zich voort in de gemeente. God heeft Zichzelf als Persoon geopenbaard. De brief aan de Hebreeën begint met: "God... heeft nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon." In Zijn Persoon. De enige adequate openbaring van God is in een persoon. God kan niet echt gekend worden door de dingen die Hij zegt. Er is een groot verschil tussen een verstandelijk, intellectueel begrijpen van God en een levend, hart-veranderend begrip. God moet Zelf op levende, persoonlijke wijze tot ons komen, willen we Hem werkelijk levend kennen. U kunt een levensgeschiedenis van iemand lezen en dan zeggen dat u de betreffende persoon nu kent, maar als u die persoon dan in levenden lijve ontmoet, ontdekt u iets wat niet in het boek stond en wat hem in een totaal ander licht plaatst. U was niet echt veranderd door het lezen van het boek. U had wel een bepaalde impressie, maar die veranderde niets in uw dagelijks leven. Maar nu ontmoet u de persoon in kwestie en de invloed die van hem uitgaat maakt een diepe indruk op u en heeft een grote uitwerking. Dat is zo vaak het geval, maar het is slechts een zwakke illustratie. God kan Zich alleen ten leven openbaren in een persoon. Hij is gekomen in de Persoon van Zijn Zoon, die vleesgeworden is, en als u deze werkelijkheid van Christus door de Geest ziet, heeft dat een vérstrekkend resultaat. We kunnen dit illustreren met een verhaal uit het Nieuwe Testament. De scharen drongen op Jezus aan en raakten Hem aan, maar er gebeurde niets. Maar onder die scharen was iemand in diepe, wanhopige nood, die geloof had en bij zichzelf zei: "Indien ik slechts zijn kleed aanraak, zal ik behouden zijn" (Matt. 9:21). Er was een geestelijke schakel tussen die persoon en Hem, die er niet was tussen Hem en de scharen. Die persoon vond door Hem aan te raken niet de historische Jezus, maar de Christus Gods, niet slechts de Man van Galilea, maar de ware Goddelijke Persoon. Het valt moeilijk te verklaren, maar u ziet het verschil. De enige echte openbaring van God is in een Persoon.

Dit wordt overgebracht op de gemeente en is de ware betekenis van deze definitie van de gemeente: "en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is". Niet van de gemeente, hoewel dat waar is, maar "aan de gemeente". De gemeente, die onder dat Hoofd komt, in die levende relatie met Hem als Hoofd, komt binnen in dat alles, dat in Christus is, en belichaamt Hem, als Zijn Lichaam.

Dit nu is de grootheid van de gemeente: dat God bepaald heeft dat de gemeente nu, in deze tijd, daar zal zijn waar Hij gevonden kan worden, ontmoet kan worden, aangeraakt, daar waar Hij Zich kan openbaren. "Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden" (Matt. 18:20). God kan daar ontmoet worden, gevonden, aangeraakt. Dit is het werktuig waarin Hij Zich kan openbaren.

Dit is de roeping van de gemeente, zowel in deze tijd als in de komende eeuwen, om het Lichaam te zijn waardoor God in Christus Zichzelf openbaart en bekend maakt. Is dat de gemeente die wij kennen? Nee, zegt u? Toch is dat Gods gedachte.

Ik heb pas een boek gelezen, geschreven door iemand die de hele wereld bereisd heeft om allerlei gemeenten te bezoeken en te zien wat er gedaan kon worden om meer eenheid tot stand te brengen. Hij schrijft ergens in zijn boek: "Ik moet toegeven dat ik me vaak minder bewust was van het feit dat ik in de gemeente van Christus was, als ik in zo'n schitterend kerkgebouw zat, met gebrandschilderde ramen en een prachtig orgel, dan toen ik bijvoorbeeld in een van die arme boerenhutjes in de Oekraïne was, vol mannen en vrouwen die barrevoets van ver gekomen waren om het Woord van God te horen. Deze arme, kleine gemeenten, overal verspreid in de heuvels van Joegoslavië, in de eenzame dorpen van Sicilië, in de mijnstreek van België, of in schuren in Tsjecho-Slowakije, deze gemeenten verootmoedigen ons werkelijk, omdat ze ons telkens weer de ware armoede en de ware rijkdommen van Christus laten zien, en wel op een wijze die onmogelijk is binnen de gevestigde, zelfgenoegzame kerk, zoals we die vandaag de dag kennen." Dan schrijft hij: "De gemeente in haar geheel is niet meer zoals het oorspronkelijk Gods bedoeling was en kan dit ook niet meer zijn." Wat een verschil met de gemeente naar Gods gedachten! De ware gemeente naar Gods gedachte is niets minder dan Christus Zelf, die aanwezig is en Zijn werk voortzet zonder die aardse beperkingen die Hij in Zijn aardse leven had, voor Zijn dood en opstanding. De opgestane, ten hemel gevaren en verhoogde Christus in al Zijn volheid is aanwezig in de ware gemeente. U ziet slechts de twee of drie die vergaderd zijn, maar daarin ligt het geheimenis: Christus die Zijn leven tot uitdrukking brengt. Hoe groot is de gemeente als het Christus is!

We kunnen deze dingen alleen maar naar voren brengen. Wat we nu moeten doen is de Here bidden: "O Heer, openbaar de ware gemeente!"

d) Een roeping voor de toekomst

Nog één laatste woord. Het heeft te maken met die altijd aanwe¬zige en allesbeheersende factor van Christus, waar te weinig rekening mee gehouden wordt. Is het u niet opgevallen dat, toen Christus hier op aarde was, Hij altijd vooruitblikte? Hij dacht en sprak altijd over de tijd die zou komen. Dat is een opvallend kenmerk van Christus. "Te dien dage..." (Matt. 7:22 enz.). Hij zag vooruit en sprak van een komende dag. Zijn ogen waren aldoor gericht op de verre horizon en Hij sprak over wat er dan zou zijn: "Dan zult u kennen, dan zult u zien, dan zal alles geopenbaard worden, dan zal alles wat verborgen en mysterieus was volkomen duidelijk zijn." Dat had in eerste instantie te maken met de komende Heilige Geest, maar als u naar de brieven gaat, vindt u datzelfde gezegd over de gemeente. Er zijn geweldige dingen, grote mogelijkheden en grote verantwoordelijkheden in deze tijd, en de gemeente is thans een instrument om aan de overheden en machten de veelkleurige wijsheid van God te openbaren (Efeze 3: 10). Maar toch wordt alles bepaald door de toekomst. "...opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid" (Efeze 1:12); "...om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus" (Efeze 2:7); "...Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid" (Efeze 3:21).

Het is mijn bedoeling u te herinneren aan dat geweldige doel waartoe de gemeente geroepen is. Hoe groot is de gemeente in het licht van de roeping die ze zal vervullen! Wat een hoge roeping! De tijd ontbreekt ons nu om diep op deze roeping in te gaan, maar we willen nog één opmerking maken. Het is één ding om een burger, een gezegende burger te zijn van een edel land met een edele koning. Dat is een grote zegen en een reden om dankbaar te zijn, maar het is oneindig veel groter om tot de huishouding en het gezin van de koning te behoren, om een lid te zijn van het regerend vorstenhuis. En dat is de roeping van de gemeente: niet slechts inwoners van het land, maar leden van de regerende familie te zijn. Wij zijn met die roeping geroepen om tot die intieme kring te behoren. "En de volken zullen bij haar licht wandelen" (Op. 21 :24) is een tekst die dit tot uitdrukking brengt. De gemeente is dit speciale gezelschap, uitverkoren van voor alle eeuwigheid tot in alle eeuwigheid, niet om iets in zichzelf te zijn en daarin voldoening te vinden, maar een instrument in de handen van God om Hem te dienen in dit universum in de komende eeuwen, in diepe verbondenheid met Zijn troon. Hoe groot is de gemeente! Terecht zegt de apostel, die veel meer gezien heeft dan wij: "Ik vermaan u te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt, met alle nederigheid en zachtmoedigheid" (Efeze 4: I ,2). Daarna verbindt hij die wandel met de gewone dingen van het dagelijks leven en zegt: Als u een waar lid van de gemeente bent en ziet wat dit betekent, kunt u niet een slechte vader of moeder zijn, een slechte echtgenoot of echtgenote, een slechte werkgever of werknemer. Dit alles wordt bepaald door uw geestelijk inzicht. Wat is het toch praktisch! Er zijn zo veel mensen met hoogdravende leerstellingen en toch zijn het arme christenen; ze hebben alle waarheid, maar zijn slechte werkgevers. Dat is niet de gemeente.

Moge de Here Zelf onze harten openen en ons aanraken met Zijn soevereine genade opdat we de waarheid mogen zien en daardoor veranderd worden.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.