door T. Austin-Sparks
Hoofdstuk 1 - BETHANIË: Gods Gedachte voor Zijn Gemeente
De bovenzaal uit Handelingen I komt overeen met Bethanië, het "vijgenhuis", en omgekeerd. We willen deze gedachte nader uitwerken, zoals de Here ons leidt. Waar het om gaat is het verlangen van de Heer om aan het einde te hebben wat Hij in het begin had - om geestelijk in Zijn volk te hebben wat Hij Zelf was in het begin. Als ik dit verlangen van de Heer in één woord moest uitdrukken, zou ik zeggen: Bethanië. Want Bethanië, en wat het symboliseert, is volkomen in overeenstemming met Gods gedachte: Hij verlangt iets te hebben op basis van Bethanië, en wil graag dat iedere plaatselijke uitdrukking van de gemeente een "Bethanië" is. Ik begrijp dat u dit op het eerste gezicht raadselachtig vindt, maar we willen hier dieper op ingaan en zeven schriftplaatsen nagaan, waar Bethanië genoemd wordt.
1) De Heer, erkend en ontvangen
Lucas 10:38-40. "Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp (vergeet niet dat een dorp spreekt van een plaatselijke gemeente). En een vrouw, Martha geheten, ontving Hem in haar huis. (Nu weet u van wie het huis was, wie het hoofd was van dat huis.) En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. Martha echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zei…"
In dit gedeelte, de eerste vermelding van Bethanië, zien we enkele dingen, die in principe iets van de gemeente laten zien, van dat huis, waar de Heer Zijn hart op had gezet. We lezen: "En een vrouw, Martha geheten, ontving Hem in haar huis". Dit woord "ontving" is het sleutelwoord. Het toont een groot verschil aan met andere huizen. Het woord discrimineert, maakt onderscheid.
We weten dat er van Zijn komst op aarde geschreven staat: "Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen (ontvangen)" (Joh. I: 11). We zullen ons ook wel herinneren dat Hij van Zichzelf sprak: "De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen" (Luc. 9:58). Als we deze schriftplaatsen op ons laten inwerken, en we zien de diepte ervan, moet het ons wel zeer verbazen. Hier is de Schepper van alle dingen, de Eigenaar van alles, de Heer van hemel en aarde, de Heer die meer recht op alles en iedereen heeft dan wie ook in het heelal, de Heer, door wie en voor wie alle dingen geschapen zijn - en toen Hij kwam had Hij geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen in de wereld van Zijn schepping, van Zijn soevereine rechten. Hij werd niet ontvangen, niet aangenomen, maar integendeel, de Zijnen zeiden: "Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. En zij grepen hem en wierpen hem buiten..." (Matt. 21: 38,39).
Maar nu lezen we: "En een vrouw, Martha geheten, ontving hem..." "Mijn gemeente" - Zijn plaats van samenkomen, Zijn geestelijk huis, is de plaats waar Hij met blijdschap ontvangen wordt en Zijn rust vindt. Het is Zijn plaats, Zijn plaats in een wereld die Hem verwerpt; het is de plaats waar Hij erkend wordt. Hebt u opgemerkt dat dit altijd het begin is van een gemeente, waar ook ter wereld? Zij "ontvangen" het woord. Zo was het ook met Pinksteren: "Zij dan, die zijn woord aanvaardden (ontvingen)..." (Hand. 2:41).
In Philippi was "een zekere vrouw, met name Lydia, ...en de Here opende haar hart, zodat zij aandacht schonk aan hetgeen door Paulus gezegd werd. En toen zij gedoopt was en haar huis, nodigde zij ons, zeggende: Indien gij van oordeel zijt, dat ik de Here getrouw ben, neemt dan uw intrek in mijn huis" (Hand. 16:14,15). Dat is het begin van de gemeente - zo is het overal. Het is een geestelijk zien, wat resulteert in een ontvangen met een open hart. Dat is het eerste kenmerk van de gemeente: ontvangen. Het betekent dat Hij een plaats krijgt, de ereplaats.
Dat klinkt heel eenvoudig, maar het betekent heel veel voor de Here. Het heeft ook ons veel te zeggen, want het betekent meer dan dat de Here als bijwoner in ons midden is. Het betekent dat de Here een zekere positie, een vaste voet krijgt, een plaats die Hem geeft wat Hij nodig heeft om al Zijn rechten over de hele wereld te verzekeren. Laat me dit verduidelijken.
U herinnert u wel het tragische verhaal in 2 Samuel 15, waar David verworpen wordt en Absalom de troon onrechtmatig in bezit neemt. Het is een pathetisch verhaal - David die van zijn plaats verdreven wordt, die de plaats waarop hij recht heeft moet verlaten. Enkelen vergezellen hem, en de priester Zadok neemt de ark Gods mee, maar David wendt zich tot Zadok en zegt: "Breng de ark Gods weer naar de stad; indien ik genade vind in de ogen des Heren, dan zal Hij mij doen terugkeren en mij haar en haar plaats doen weerzien" (vers 25). David bedoelt te zeggen: "Wanneer ik terugkom, zal ik in de stad, in de plaats van mijn verwerping, iets hebben waar ik mee verbonden ben, waarheen ik terug kan keren. Ik zal dan niet als vreemde binnenkomen, naar iets terugkeren waar niets mij wil hebben, waar geen plaats en geen thuis voor mij is. Nee, ik keer terug naar iets dat één met mij is. Zadok, jij bent één met mij; ja, jij wilde met me uittrekken - dat is volmaakte sympathie. Maar ga nu terug de stad in, en wanneer ik terugkom, keer ik terug naar iets dat bij mij hoort."
En dat is het principe hier. De gemeente hier op aarde geeft de Heer datgene waarin Hij nu kan zijn, door Zijn Geest. Ze verkondigt dat Hij een vaste voet heeft in deze wereld die Hem verwerpt, en daarheen keert Hij terug. Hij kan naar iets terugkeren dat aan Zijn kant staat en dat Hem zodoende de grond verschaft om Zijn rechten over de gehele wereld opnieuw op te nemen, net zoals Zadok dat deed voor David.
En om die reden heeft de Here Zijn gemeente over de hele aarde verdeeld in plaatselijke gemeenten. Ze zijn stuk voor stuk een getuigenis van Zijn rechten, in een wereld waar die rechten betwist en ontkend worden. Ze zeggen: "Ja, Zijn rechten zijn de uiteindelijke rechten in deze wereld, niet de rechten van hem die de macht gegrepen heeft, de duivel". Zij houden dat getuigenis staande. Wanneer Hij terugkomt, zullen zij het middel zijn, het instrument waardoor Hij die rechten, die Hem betwist werden en waaruit Hij verdreven was, terug zal winnen. Het is van grote betekenis, dit "ontvangen" van de Heer. Hij komt terug tot het Zijne, omdat Hij daar Zijn grond al in bezit heeft.
U begrijpt waarom de duivel er altijd op uit is om, indien mogelijk, de plaatselijke uitdrukking van de gemeente te vernietigen, om de kleine kuddes van het volk des Heren, die in hemelse eenheid en gemeenschap met Hem leven, te verwoesten. Dat is omdat ze Zijn aanspraken, de rechten van de Heer vertegenwoordigen en, alleen al door hun aanwezigheid betwisten ze de hele tijd de rechten van degene die de macht naar zich toe getrokken heeft. De ark van het getuigenis is daar; en omdat die daar is, aan de kant van de Here, kan de vijand niet overal zijn scepter zwaaien. Hij weet dat het spreekt van het feit dat zijn koninkrijk verslagen is, bedreigd wordt, en het is een voortdurende doorn in zijn vlees. En daarom wil hij het, als het maar enigszins kan, uitdoven, breken, verdelen, er alles aan doen om die plaatselijke uitdrukking van de gemeente, die naar Christus is en waarin Hij aanwezig is, kwijt te raken. Ja, dit is wat de gemeente plaatselijk hoort te zijn: een plaats waar de Heer hier op aarde een vaste voet heeft, een getuigenis van Zijn soevereine heerschappij en rechten. De Heer "ontvangen" geeft Hem zo'n vaste voet en zo'n getuigenis.
En zo zien we dat de allereerste stap met betrekking tot Bethanië van de allergrootste betekenis is. Dit is een principe van zeer groot belang. De gemeente wordt gevormd op het eenvoudige principe dat Christus een plaats gevonden heeft, dat Hij temidden van alles wat Hem verwerpt een plaats gevonden heeft.
2) Zijn hart bevredigd
We lezen nu verder in Lucas 10: "En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar Zijn woord luisterde." Letterlijk vertaald staat er: "die haar plaats aan de voeten van Jezus innam en bleef luisteren naar zijn woord." Zij nam haar plaats aan Zijn voeten in en bleef luisteren. Dit was het wat Martha irriteerde: zij bleef luisteren. Wat Martha eigenlijk tot de Heer zei, had in het Grieks dezelfde tijd van het werkwoord. Toen ze bij de Heer ging staan, zei ze: "Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster maar doorgaat met mij alleen te laten dienen?" Zij bleef er maar mee doorgaan, omdat ze bleef luisteren!
Wat betekent dit? Dit geeft de Here dat wat Hij het meest verlangt. Het hart van de Heer werd hierin bevredigd. In wat Maria deed, werd het hart van de Heer bevredigd. Hier verstaan we de betekenis van Bethanië. In Mattheüs 21 lezen we het verhaal van de vijgeboom. Jezus is op weg tussen Jeruzalem en Bethanië. Hij is in Jeruzalem geweest en Hij heeft gezien hoe de situatie in de tempel is, en Zijn hart doet pijn, verwond door een ontzaglijk diepe teleurstelling. Hij heeft alles overzien en niets gezegd, en daarna is Hij naar Bethanië gegaan. In de ochtend, terwijl Hij onderweg is en honger heeft, ziet Hij een vijgeboom en loopt er naar toe om te zien of Hij er vrucht aan vindt. Maar Hij vindt niets en zegt: "Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid" en als ze terugkeren, merken de discipelen dat de vijgeboom verdord en dood is en ze wijzen de Heer daarop.
Die vijgeboom had alles te maken met Jeruzalem. Het was een type van het Judaïsme zoals dat in die tijd was. De teleurstelling die de Heer in de tempel ondervonden had kwam overeen met de teleurstelling in Zijn hart toen Hij hongerig naar de vijgeboom ging en daar geen vrucht aan vond. Deze twee ervaringen zijn één. Er is geen plaats meer voor het Judaïsme: "Nooit groeie aan u enige vrucht meer, in eeuwigheid" (Grieks: tot de eeuw). Het kan Hem niet bevredigen, Zijn honger niet stillen, en daarom verdort de boom.
Maar met deze grote teleurstelling, die Zijn hart pijn doet, gaat Hij naar Bethanië. Bethanië betekent "het vijgenhuis". Niet in de tempel en niet in Jeruzalem vindt de Heer Zijn bevrediging, maar in Bethanië. Daarom ging Hij daar telkens weer heen. In het koude, levenloze, formele religieuze systeem van die tijd vond Zijn hart geen voldoening, geen bevrediging, maar wel in de levende, warme sfeer van het huis in Bethanië. Hij wist altijd dat Zijn woorden, al werden ze in Jeruzalem verworpen, daar aanvaard zouden worden, dat er graag naar geluisterd zou worden. Daar was altijd één die "bleef" luisteren.
Wat er in Handelingen 2:42 staat, heeft een diepe indruk op me gemaakt. Er staat dat de gelovigen, die tot bekering kwamen op de Pinksterdag, "bleven volharden bij het onderwijs der apostelen". Hier is het begin van de gemeente, en dit is haar eerste kenmerk: "zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen". We kennen deze woorden zo goed, dat de eigenlijke betekenis gemakkelijk aan ons voorbijgaat. Ik wil proberen dit op eenvoudige, praktische wijze toe te passen.
U leest deze brochure. Daarna gaat u uws weegs, en misschien herinnert u zich nog lange tijd wat u over Bethanië gelezen hebt. Als u het woord Bethanië hoort, brengt dat u bepaalde dingen die u in deze brochure gelezen hebt weer te binnen. U spreekt misschien met anderen over deze boodschap en zegt dat het goed is, erg interessant of iets dergelijks. Wat een verschil is er tussen deze houding en "blijven volharden bij het onderwijs"! U moet zelf de toepassing hiervan maken en tegen uzelf zeggen: "Wat betekent het voor mij om hierin te blijven volharden?"
Er is een groot verschil tussen volharden in het onderwijs, en weggaan en zeggen: "Dat was een goede boodschap". "Volharden" houdt in dat het hart zich praktisch en positief op die waarheid richt, en dat vormt Zijn gemeente. Volharden is ontvangen wat van Hem komt en daarna het hart en leven eraan geven. Er is een overgave aan dat Woord, waarvoor alles opzij wordt gezet.
En dit was het wat naar alle waarschijnlijkheid Martha niet aanstond. Maria was helemaal overgegeven, en dat zoekt de Heer. Ik vraag me af wat het resultaat zou zijn als wij zo'n houding zouden hebben ten aanzien van ieder woord van goddelijke waarheid dat tot ons komt. Als ik denk aan die bergen waarheid die zich opgestapeld hebben, komt de vraag bij me op: "Wat zou het percentage werkelijke toepassing van die waarheid zijn bij hen die het horen?" Omdat de gelovigen in de eerste gemeente zo'n praktische houding innamen ten aanzien van wat ze hoorden en daarin volhardden, waren ze zo effectief. Ze gingen niet naar huis en zeiden: "Wat heeft Petrus vandaag toch mooi gepreekt!" Nee, ze volhardden in het onderwijs der apostelen.
Dat is wat de Heer verlangt. Dat is het wat Zijn hart bevredigt. Maria ging aan Zijn voeten zitten en bleef luisteren naar Zijn woord, en dat bevredigde Zijn hart toen al het andere Hem teleurstelde. Dit moet een kenmerk zijn van het leven van het volk van God, dat we Zijn hart bevredigen. En Zijn hart bevredigen betekent eenvoudig dat we aan Zijn woord verkleefd zijn, het op zijn juiste waarde schatten en het zien als het grootste goed wat er is. De gemeente moet een "vijgenhuis" zijn voor de Here.
3) Een veranderde dienst
We willen nu iets van Martha zeggen. "Martha echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan en zei…". Het Grieks is erg sterk; het betekent dat ze bewust naar Hem toeging en Hem er in betrok. Het houdt in dat ze Hem als verantwoordelijk beschouwde, en als ze alles gezegd zou hebben wat er in haar gedachten was, dan had ze gezegd: "U bent hiervoor verantwoordelijk. Het gaat U aan en U moet het ook rechtzetten." Dat is wat de grondtekst impliceert: Hij is er bij betrokken, en als Hij wil, kan en behoort Hij het recht te zetten. Het houdt in dat ze uitbarstte. Ze had het een tijd opgekropt, maar tenslotte kon ze het niet langer voor zich houden; ze ging naar Hem toe en barstte uit: "Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat dienen? Zeg haar dan dat ze mij komt helpen."
Ik zou graag willen dat u de situatie en de houding van Martha goed doorhebt. Wij moeten haar stemming en positie begrijpen. "In beslag genomen door het vele bedienen" laat ons nauwelijks de situatie zien. Het Griekse woord hier betekent "werd afgetrokken", "in verschillende richtingen getrokken". Waarschijnlijk was haar zorgelijkheid van haar gezicht te lezen. En waar was ze bezorgd over? Over allerlei huishoudelijke dingen, misschien het bereiden van een grote maaltijd, een grote afwas en dergelijke. En de Here zei tegen Martha: "Martha, je maakt je druk over allerlei minder belangrijke dingen; je hebt meer aan je hoofd dan je aankunt. Er is maar één ding dat werkelijk nodig is."
Ziet u nu de situatie voor u? Het was eenvoudig zo dat er van Martha's kant een aanpassing nodig was; de dingen stonden bij haar niet in de goede volgorde. Wat het belangrijkste was moest bovenaan komen. Het was niet zo dat de Here Martha kwalijk nam dat ze hen van een maaltijd voorzag, maar Hij zag dat ze van het koken iets heel belangrijks maakte. Ze deed het zo uitvoerig dat het buiten proportie was, waardoor ze de meer wezenlijke dingen naar een minder belangrijke plaats schoof.
Ja, een maaltijd is natuurlijk uitstekend, maar laten we de dingen toch in hun juiste verhouding zien. Laten we er op toezien dat tijdelijke zaken de geestelijke niet verdringen. We moeten niet zo bezorgd en in beslag genomen worden door de voorbijgaande dingen, dat de geestelijke dingen op de achtergrond raken. Want dat ene, dat alle andere dingen op hun plaats moet houden - en ze zijn heel goed, mits op de juiste plaats - is dat wat van de lippen van de Heer komt.
Ziet u, het is een kwestie van verhoudingen, het gaat er om waar u de meeste nadruk legt. Het gaat er om of u uzelf zo door de dingen van dit leven in beslag laat nemen, dat u allerlei zorgen hebt, zodat belangrijkere dingen geen kans krijgen. Als we de zaak op de juiste wijze zien, maken we geen ruzie met de Meester over Maria. Het was nodig, dat een en ander bijgesteld werd, zodat deze andere dingen op hun plaats kwamen, en tot hun juiste proporties werden teruggebracht, terwijl de belangrijkste dingen overheersten en niet ten onder gingen in de minder belangrijke dingen, die, per slot van rekening, niet blijvend zijn.
Nu, zo ligt het ook in het Huis Gods. Het ene ding dat wezenlijker is dan al onze zaken, al onze koortsachtige activiteiten, al ons christelijk werk, is de Here te leren kennen, en de Here een kans te geven Zichzelf bekend te maken. Veel kerkelijke activiteiten sluiten zo dikwijls de stem des Heren buiten, sluiten Hemzelf buiten. Het gaat er om wat wij allemaal doen en er is zo weinig gelegenheid voor Hem om iets te zeggen. De plaats die Hem bevredigt is die plaats waar alles ondergeschikt is aan de hoogste dingen.
4) Kostbare mirre
We slaan nu Mattheüs 26:6-13 op. Het is hetzelfde dorp en daar is die vrouw met haar "albasten kruik vol kostbare mirre". Dit incident spreekt in de eerste plaats van het erkennen van de waarde van de Here Jezus, de grote waarde van de Here Jezus inzien. Allen die toekeken zeiden eigenlijk: "Hij is het niet waard". Daar kwam het op neer: "Hij is het niet waard". Uiteraard zouden ze dat nooit zo gezegd hebben. Deze vrouw erkende Zijn waarde - zo groot dat Hij de zeer kostbare mirre waard was. Het was de allesovertreffende kostbaarheid van Christus waar het hier om ging. Die moet erkend worden. Dat is het belangrijke punt hier. Het is een kenmerk van Bethanië, een kenmerk van de bovenzaal, een kenmerk van Zijn gemeente, een kenmerk van een plaatselijke gemeente, van de mensen die naar Zijn hart zijn: de erkenning van Zijn uitnemende kostbaarheid, Zijn allesovertreffende waarde. Er is niets te kostbaar om aan Zijn voeten te leggen. "U dan, die gelooft, geldt dit kostbare" (1 Petr. 2:7).
Het is zo eenvoudig, en toch is ook dit iets wat de Here Jezus zeer op prijs stelde. Ook dit is een kenmerk van dit zeer geliefde dorp. Met andere woorden, dit is wat Zijn gemeente zeer waardevol voor Hem maakt, dat daar Zijn waarde erkend wordt, en Hij daar naar waarde geschat wordt. Dat moet het Huis des Heren kenmerken, een kenmerk dat meer en meer ontwikkeld moet worden. We moeten ons hart daarop richten, zodat we een steeds toenemende erkenning van de kostbaarheid en waarde van de Here Jezus hebben. O, wat een verschil met het formele kerkelijke systeem! We kunnen daar nauwelijks spreken van een waarachtige hartelijke waardering van de waarde van de Here Jezus als het meest naar voren tredende kenmerk. Waar die waardering is, daar hebt u de gemeente. Waar die niet is, ongeacht wat er verder voor moois mag zijn, daar is niet de gemeente; dat is niet de plaats van Zijn vreugde.
Ik geloof dat ik hier nog iets anders zie. De verbrokenheid van de kruik brengt de kostbaarheid van de mirre tevoorschijn. Het is "het aarden vat", dat wanneer het verbroken is de openbaring en uitdrukking van de heerlijkheden van Christus mogelijk maakt. Zolang die kruik heel is en sterk, iets waar je naar kijkt en wat je als een ding op zichzelf beschouwt, iets dat je doet zeggen: "Dat is een prachtige vaas, een schitterend stuk albast", ontdek je het geheim niet. We kunnen mensen tegenkomen, geweldige intellectuelen, prachtmensen, grote predikers enzovoort - en we worden door de kruik in beslag genomen - terwijl dat andere verzegeld is, verborgen. Maar als de kruik gebroken is, verbrijzeld. dan ga je het tabernakelgeheim van de heerlijkheid van Christus ontdekken.
Dat ziet u bij Paulus. Ik neem aan dat Saulus van Tarsus in intellectueel, moreel en godsdienstig opzicht een prachtig stuk albast was. Dat vertelt hij ons zelf; hij noemt ons alles op wat hij geweest is, alles waarin hij roemde en waar mensen naar keken en hem om prezen; maar hij werd stukgeslagen, en het is niet meer Saulus, en niet meer Paulus, maar de schoonheid en heerlijkheid van Christus. De geur van Christus komt vrij als de kruik gebroken wordt.
En geliefden, zo is het ook in onze ervaring. God heeft de gemeente, de ware gemeente, laten verbrijzelen, telkens weer; en Hij heeft de individuele leden zo dikwijls laten verbreken, telkens weer. Maar bewijst de geschiedenis niet dat dat verbrijzelen en verbreken de heerlijkheden van Christus op wonderbare wijze tevoorschijn heeft gebracht, voor de gemeente en voor het individuele lid? Zo is het. We gaan door een nieuwe ervaring van verbreking - we zeggen het soms wat anders, bijvoorbeeld dat we dieper in de dood van Christus ge¬bracht zijn of een nieuwe ervaring van het kruis hebben gehad - maar hoe we het ook formuleren, het betekent altijd breken; het betekent het breken van de kruik. Maar geloof me, geliefde broeder of zuster, het betekent ook een grotere openbaring en kennis van de heerlijkheid van Christus, en het zal ons brengen tot een nieuwe waardering van Hem. We gaan Hem ontdekken tijdens onze verbrokenheid. En op dezelfde wijze gaat de gemeente via de weg van het kruis, maar komt door die verbrokenheid tot het zien van de waarde van de Here Jezus.
5) De kracht van Zijn opstanding
We gaan nu naar het bekende hoofdstuk Johannes 11. Hier zien we Bethanië opnieuw, en wel bij de opstanding van Lazarus. We willen niet de hele geschiedenis nagaan en op alle details letten, maar eenvoudigweg snel naar de conclusie aan het eind gaan. Bethanië wordt hier het toneel van de manifestatie van opstandingskracht, opstandingsleven. Er zijn nog allerlei andere dingen op te merken. Er is een wonderbare uitdrukking van liefde, een wonderbare uiting van gemeenschap in dit hoofdstuk. Ver van Bethanië zei de Heer tegen Zijn discipelen: "Onze vriend Lazarus is ingeslapen". "Onze vriend", niet: "Mijn vriend". Ziet u, dat is gemeenschap. "Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief'. Het is liefde. Dit zijn allemaal kenmerken van Bethanië, maar het meest naar voren tredende kenmerk is hier de openbaring van Zijn opstanding, de kracht van Zijn opstanding, opstandingsleven.
En hier is Bethanië opnieuw een illustratie van de gemeente, die Zijn bouwwerk is. Dit weten we uit de Efezebrief, de gemeentebrief, zoals we wel zeggen. In hoofdstuk twee vers vijf lezen we: "ons... levend gemaakt met Christus". De gemeente is het vat waarin de kracht van Zijn opstanding tentoongespreid wordt. Opnieuw willen we niet alleen van het feit, van de leer getuigen, maar we moeten dat praktisch toepassen, dat de gemeente naar Gods hart de gemeente is waarin Zijn opstandingskracht en leven zichtbaar worden.
Nu weet ik dat, als zulke dingen gezegd worden, er zo dikwijls dat lege gevoel overblijft: "Ja, we weten dat het zo moet zijn, net zoals we met Christus gekruisigd moeten zijn; we weten dat we met Christus opgewekt moeten zijn, en het is volkomen waar dat we Zijn opstandingskracht moeten kennen". Dat wordt telkens weer gezegd. De vraag is: hoe dan?
Nu moeten we beseffen dat de Here Zijn gemeente verwekt heeft met dit speciale doel, er de kracht van Zijn opstanding tentoon te spreiden, en voor dat doel moeten we ons aan de Here toewijden. Zo werkt het: wij moeten inzien dat het doel van ons zijn in die gemeente, in dat Lichaam, juist is dat Hij in ons Zijn opstandingskracht en leven wil laten zien. Als wij dat inzien, gaan we ons voor dat doel aan Hem toewijden. Daar eindigt onze verantwoordelijkheid, en begint de Heer Zijn werk, aangenomen dat we van harte Hem toegewijd zijn.
We kunnen onszelf evenmin opwekken, als dat we onszelf kunnen kruisigen, maar we moeten inzien dat Gods handelen met ons dat voor ogen heeft. Om de kracht van Zijn opstanding in ons te tonen, zal Hij heel vaak de situatie zover laten komen dat het ver buiten het bereik van alle menselijke kracht ligt om een oplossing te vinden, zo ver dat er geen andere kracht in het heelal is die iets kan uitrichten. Hij laat de dood, de ontbinding zijn werk doen, zodat niets, maar dan ook niets meer kan helpen, behalve de kracht van Zijn opstanding.
We komen op hetzelfde punt als Abraham die het grote voorbeeld is van geloof dat alleen nog rekent met de opstanding. "Hij heeft opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was" (Rom. 4:19). De apostel zegt eigenlijk: "zo goed als dood". En Paulus kwam ook zover: "Ja, wij hadden al zelf in onszelf het vonnis des doods, opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden, maar op God, die de doden opwekt" (2 Cor. 1:9 S.V.). Wat de mens ook vermag op het terrein van de schepping, het houdt op als de dood is ingetreden; dan kan men niets meer doen. Opstanding is Gods daad, en Gods daad alleen. De mens kan heel veel doen als hij leven heeft, maar als er geen leven is, kan alleen God nog iets doen. En God laat Zijn gemeente en haar leden dikwijls in situaties terechtkomen, waarin menselijke hulp niets meer vermag, opdat Hij iets kan laten zien, iets van Zichzelf, waarin geen mens een plaats heeft om te roemen.
De Here Jezus zei: "Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods (of: voor de heerlijkheid van God) opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde". Verheerlijkt! Dat moet ook ons verlangen zijn. Daaraan willen wij ons toewijden. Dat betekent, menselijk gesproken, wanhoop. Hoe moeilijk vatten we dat. Als we in zo'n wanhopige situatie komen, schoppen we hard en denken dat alles misgegaan is. Maar het zou best kunnen zijn dat de Heer vindt dat het goed gaat! O ja, het is wanhopig, ontzettend, maar als dit een machtige gelegenheid voor de Heer is om Zijn geweldige getuigenis op te wekken, dan is het goed, dat wil zeggen, de afloop is goed.
Wanneer we uiteindelijk in de eeuwigheid de geschiedenis van de gemeente, die Zijn Lichaam is, lezen, en alles zien waar ze doorheen moest gaan, zullen we moeten erkennen dat geen enkel menselijk instituut, niets wat door de mens gemaakt is, het had kunnen overleven, daar doorheen had kunnen gaan, waar de heiligen doorheen gingen. Als we dit alles verstaan in het licht van de eeuwigheid en naar geestelijke normen beoordelen, zullen we zeggen dat niemand, behalve God de Almachtige, dat tot stand had kunnen brengen, dat de gemeente ontegenzeggelijk de uitdrukking is geworden van "Zijn overweldigend grote kracht" (Efeze 1:19). Als de overweldigend grote kracht van God hiervoor nodig was, dan zegt dat heel veel over dat waar we uitgekomen zijn. Als "het zwakke van God sterker is dan de mensen" (1 Cor. 1 :25), wat moet dan de overweldigende grootheid van Zijn kracht wel niet zijn?
Dat heeft te maken met opstanding. Deze woorden in Efeze 1: 19 staan in dat verband. Lees maar verder: "hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken" (Efeze 1:19,20). Dat is "voor ons, die geloven". De gemeente, het Bethanië-getuigenis, behoort een getuigenis te zijn voor de kracht van Zijn opstanding, en als Hij een moeilijke weg met ons gaat, laten we dan bemoedigd en vertroost worden door het feit dat we alleen zo een ware uitdrukking kunnen zijn van wat Hij van Zijn gemeente verlangt.
6) Zijn overwinning vieren
We gaan nu naar hoofdstuk 12 van het Johannesevangelie. "Jezus dan kwam zes dagen vóór het Pascha te Bethanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt. Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Martha bediende (klaarblijkelijk had ze niet uit Jezus' woorden opgemaakt dat dienen verkeerd is; ze bedient nog steeds, en het is goed), en Lazarus was één van hen, die met Hem aan tafel waren. Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis."
Er is een feestmaaltijd hier en er zijn verschillende elementen die we willen noemen. Eén, Maria en haar daad, spreekt van aanbidding. Het gaat hier opnieuw om de waardering van Christus. Dat is aanbidding. Aanbidding, naar Gods gedachte, is altijd heel eenvoudig de waardering van de Here Jezus; de liefelijke geur van een echte waardering van Zijn Zoon, die vóór God gebracht wordt. Dat klinkt misschien erg simpel, maar aanbidding in zijn zuiverste vorm is, wat wij van de Here Jezus vinden, verteld aan de Vader. Dat is aanbidding. Daarvoor is de gemeente er. Bethanië spreekt hiervan.
Martha, ja, Martha bediende. Maar haar dienst is veranderd. Ze bedient nog steeds, maar nu op de juiste wijze. Er is geen verwijt deze keer. Ze loopt niet rond met een bezorgd gezicht, ze wordt niet in beslag genomen door haar werk, ze dient in een opstandingshuis. Hier zien we een veranderde dienst, en dienst in het huis van de Heer is volledig in overeenstemming met Zijn hart, wanneer die dienst samengaat met en in de juiste verhouding staat tot aanbidding. U kunt zien dat er iets veranderd is tussen de beide zusters. Eerst stonden ze apart van elkaar, omdat de dingen niet op hun plaats waren en niet in de juiste verhouding stonden. Nu is echter alles veranderd en ze trekken samen op. Het is een aangepaste, veranderde dienst.
Lazarus zat aan tafel, en uiteraard is hij de belichaming van het principe van leven, van opstandingsleven. Ook dat is een kenmerk van het geestelijk huis des Heren. Zo zien we hier aanbidding, veranderde dienst en opstandingsleven.
Maar pas op, er is altijd iets dreigends in de buurt. "Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven?" Als de gemeente zo is als de Heer dat verlangt, zult u altijd zien dat de duivel vlakbij op de loer ligt. Dat is misschien wel een compliment voor de gemeente, want iets waar de duivel niet in geïnteresseerd is, is zeker niet dat waar de Heer bevrediging in vindt. Zo is het nu eenmaal. Als er iets ontstaat naar Gods hart, dan komt er al gauw iets dreigends om die aanbidding te vernietigen, om die waardering voor de Heer van Hem af te trekken. En zo wordt het een kenmerk van de gemeente zelf, dat de duivel met jaloerse blikken kijkt naar wat de Heer ontvangt, omdat hij het voor zichzelf wil hebben.
Weet u, de gemeente geeft de Here Jezus wat Hij hoort te krijgen, en vanaf eeuwige tijden is de duivel er op uit Hem daarvan te beroven. Als hij de kans krijgt, doet hij het in de gemeente, omdat de Here in de gemeente krijgt waar Zijn hart op uit is.
7) Uitgeleid en opgenomen
We willen eindigen met Lucas 24:50-52 (S.V.) "En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië, en Zijn handen opheffende, zegende Hij hen. En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in de hemel. En zij aanbaden Hem, en keerden weder naar Jeruzalem met grote blijdschap." We willen enkele woorden onderstrepen: "leidde hen buiten", "zegende", "opgenomen". Naar buiten geleid door de Heer, naar Zijn plaats, onder Zijn zegen, en verbonden met Hem in de hemel. Of met Paulus' woorden: "Hij heeft ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten."
Dat is Bethanië, dat is de gemeente, dat is wat de Heer vandaag in het leven van Zijn volk verlangt te zien.
Ga alles wat er over Bethanië gezegd is nog eens rustig overdenken en zoek het aangezicht van de Here hierover, opdat de Here in u ook deze kenmerken naar Zijn hart zal vinden. En wat we individueel doen, laten we dat ook doen in onze gemeente, opdat deze een waar Bethanië zal zijn, een dorp, uitdrukking van de grote stad Gods, het hemelse Jeruzalem.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.