Austin-Sparks.net

Wie Overwint

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 2 - De Positie van de Overwinnaar

Lezen: Openbaring 12

De aanval op het leven van de Gemeente

In hoofdstuk één hebben we stilgestaan bij het eerste aspect van de overwinnaar, namelijk de staat, die de basis is van alles, de gerechtigheid door het geloof in Jezus Christus. Als die staat zo belangrijk is en zoveel betekent voor de omverwerping van het hele koninkrijk van Satan, de grote rossige draak uit Openbaring 12, dan is het te allen tijde zijn bedoeling die staat aan te tasten. We hebben gezegd hoe we hem kunnen overwinnen door het bloed, dat spreekt van het onverderfelijke leven van de Here Jezus, dat wij door geloof ontvangen hebben. De vijand probeert daarom onze geloofsrelatie met dat onverderfelijke leven waarvan het bloed spreekt, kapot te maken. Dat probeert hij door iets verderfelijks binnen te brengen, om zo een juridische grond te hebben ons voor God aan te klagen.

We moeten één ding niet vergeten, ook al is het moeilijk te begrijpen of uit te leggen, namelijk dat het Woord van God het volkomen duidelijk maakt dat de satan op de een of andere wijze toegang heeft tot God in relatie tot Zijn volk. Dat is de betekenis van het woord in Openbaring 12, dat alles te maken heeft met de overwinnaar: “…die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God.” In het Oude Testament lezen we hierover in het geval van Job en ook in dat van de hogepriester Jozua, waar we Satan zien staan aan zijn rechterhand als zijn tegenstander, zijn aanklager. Hier aan het eind van de bijbel, in Openbaring, waar alles tot een climax komt, wordt Satan de aanklager van de broeders genoemd, die hen dag en nacht aanklaagt. Op de een of andere wijze heeft hij toegang tot God.

Dat vereist twee dingen, zoals we in het vorige hoofdstuk gezien hebben. In de eerste plaats moet er die geloofspositie zijn met betrekking tot de gerechtigheid Gods die door het geloof in Jezus Christus is, en in de tweede plaats moeten we er op toezien dat deze positie niet tegengesproken wordt door ons gedrag. Anders heeft Satan macht om de waarde en de kracht van onze positie te treffen. Ik zeg niet dat hij die positie zelf kapot kan maken, dat hij het feit dat wij door God aanvaard zijn, gerechtvaardigd door het geloof, kan aantasten, maar hij kan wel de uitwerking ervan vernietigen. Met andere woorden, hij kan het getuigenis ervan kapot maken, en u mag nooit vergeten dat het getuigenis ongelofelijk belangrijk is. Dat is dan het derde punt, dat we in hoofdstuk drie zullen behandelen. We hebben dus eerst een staat, dan een positie en daarna een getuigenis. Het gaat Satan om het getuigenis. Dat getuigenis komt voort uit de positie en de positie komt voort uit de staat. Daarom valt Satan in de eerste plaats de staat aan, om daar het bederf binnen te doen sluipen. In verband met deze activiteit van de satan wordt er in iedere brief in Openbaring 2 en 3 gezegd: “Wie overwint.” Kijkt u maar: “Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nicolaïeten haat, welke ook Ik haat” (Openb. 2:6).

Hier is het het verlangen van Satan om iets in de gemeente te brengen wat God haat. Zijn doel is bederf binnen te brengen door iets wat God haat. Als er iets in de gemeente is wat God haat, dan is de macht van Satan gevestigd en Gods hand is verlamd. Daar is het de satan om te doen.

“Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen Israëls een strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en hoereren” (Openb. 2:14).

U kent die geschiedenis van Bileam wel, die, toen hij niet rechtstreeks de vloek over het volk kon uitspreken, door een achterdeurtje binnenkwam en verderf leerde. Als Satan niet binnen kan komen door de voordeur, probeert hij het achterom. Zijn bedoeling is verderf binnen te brengen, zodat God niet meer Zijn plaats kan innemen en Israël beroofd wordt van zijn plaats als vorst van God, als koninklijke natie die mag regeren.

“Zo hebt gij ook sommigen, die op gelijke wijze aan de leer der Nicolaïeten vasthouden” (Openb. 2:15).

Hetzelfde wat we in vers 6 gezien hebben vinden we ook hier. Deze verderfelijke leer is nu binnengeslopen in de gemeente van Pergamum. Satan heeft dat wat God haat daar binnengebracht en daarmee het bederf.

“Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten” (Openb. 2:20).

We moeten deze namen uiteraard niet letterlijk nemen, maar symbolisch, iets naar de aard en werking van Izebel, een verbinding tussen het volk van God en dat wat van nature tegen God is. Hier zien we het en de satan heeft zo het bederf binnengebracht.

“Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld” (Openb. 3:4a).

U ziet wat hier aan de hand is. Telkens weer komt de bezoedeling, het verderf binnen. De vijand probeert het op slinkse wijze binnen te brengen om zo de positie van de Gemeente te treffen, zodat het getuigenis van de Gemeente kapot gemaakt wordt. We willen daarop verder ingaan en nog iets zeggen over de positie van de overwinnaar.

De positie van de Gemeente

We hebben gezegd dat de staat van gerechtigheid door het geloof en gerechtigheid in een wandel in overeenstemming met die staat, leiden tot de positie van de Gemeente. Wat is die positie van de Gemeente dan? In Openbaring is de eerste gemeente die genoemd wordt Efeze. In zekere zin omvat deze gemeente alle andere. Al deze gemeenten in Asia waren door de bediening van Paulus ontstaan. We lezen in Handelingen 19:10: “…allen, die in Asia woonden, hoorden het woord des Heren.” Dat was vanuit Efeze, want daar was Paulus. In vers 26 zegt Demetrius dat Paulus een talrijke schare overgehaald heeft, niet alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia. Geheel Asia! Hier in Openbaring zie je zeven van die gemeenten. Efeze is de sleutel, het hart daarvan.

a) In de hemelse gewesten in Christus

Terug naar onze vraag. Wat is de positie van de Gemeente? Het antwoord vinden we in de brief aan de Efeziërs, die eigenlijk een soort rondschrijfbrief aan de gemeenten was. We lezen daar dat de plaats van de Gemeente in de hemelse gewesten is, in Christus. Dat is wat we de hele brief door lezen. Meteen in het begin: “…die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus” (Ef. 1:3). Dan: “…ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten” (2:6). Daarna de bediening in de hemelse gewesten: “…opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en machten in de hemelse gewesten…” (3:10). Zo ga je door tot aan het eind, de strijd in de hemelse gewesten: “…te worstelen… in de hemelse gewesten” (6:12). Krachtens een staat van gerechtigheid door het geloof, wordt de Gemeente hier voorgesteld in een geestelijke positie, boven. We moeten oppassen voor het gevaar van een te geografische en letterlijke opvatting hier. Het gaat hier in de eerste plaats om een geestelijke positie, een geestelijke plaats van overwicht en dat heeft te maken met bijna ieder moment van ons dagelijks leven. Het is zeker niet iets zweverigs. Dit in de hemelse gewesten zijn komt in de praktijk soms neer op dingen als afwassen. Je kunt in de hemelse gewesten zijn terwijl je de afwas doet, maar je kunt ook totaal ergens anders zijn. Dat hangt af van de geest waarin je het doet. Begin te klagen en te mopperen: “Dit werk is beneden de stand van een kind van God, een erfgenaam van het koninkrijk der hemelen. Stel je voor, ik, die zoiets moet doen!” en je bent niet meer in de hemelse gewesten. Maar je houding kan ook zo zijn: “Dit is inderdaad wel een heel laag-bij-de-gronds huishoudelijk klusje, maar laten we alles doen ter ere Gods!” en je bent in de hemelse gewesten. Het is een geestelijke zaak, een zaak van zedelijke kracht in geestelijke zin. Dat is de betekenis van de hemelse gewesten. Het raakt ieder moment van ons leven, waar we ook zijn. Denk niet dat je dit sterfelijk lichaam eerst moet verlaten en op een wolk naar boven moet opvaren! Dat is het niet om in de hemelse gewesten te zijn.

b) Overwicht in Christus over de macht van de duivel

Positie is dus een zaak van overwicht over de macht van de draak, de slang, die genoemd wordt duivel en Satan, de aanklager van de broederen, de misleider der ganse aarde. Het is een zaak van geestelijk “erboven staan”; dat is de positie van de Gemeente. Je kunt daar nooit zijn als je leeft onder een geest van veroordeling. Als je onder een geest van aanklacht bent, als je in beslag genomen wordt door je ein wordt door je eigen ellendige zelf, ben je zeer zeker ergens anders dan in de hemelse gewesten. Deze gerechtigheid die uit het geloof is betekent een geestelijke positie van overwicht over de vijand. Dat is wat het betekent om “in de hemelse gewesten” te zijn.

Gods gedachte — en we hebben in hoofdstuk één gezien dat de overwinnaar de enkeling is of de groep die staat voor Gods volledige gedachte in een tijd dat die gedachte verloren is gegaan — Gods gedachte aangaande Zijn volk was al voordat het geschapen was, en is sindsdien altijd geweest, dat het een hemels volk zou zijn.

Alles in de zichtbare schepping van God is een weergave van een hemelse gedachte. Onthoud dat. Het is niets op zichzelf. Het was nooit bedoeld om iets op zichzelf te zijn. Alles wat God gemaakt heeft, wat stoffelijk en zichtbaar is, is een symbool, een uitdrukking van een geestelijke en hemelse gedachte. Ik zou daar heel lang over kunnen uitweiden, maar ik wil nu alleen even in het kort aangeven wat ik bedoel.

Een schriftgedeelte uit Genesis wil ik verbinden met de openbaring van het hart van God in de brief aan de Efeziërs. De brief aan de Efeziërs is de meest volledige openbaring die we over Gods eeuwige gedachten en raadsbesluiten hebben. In die brief zien we duidelijker dan ergens anders in de bijbel, wat er in Gods hart was voor de wereld geschapen werd. In Efeze 5 wordt een tekst uit het tweede hoofdstuk van Genesis geciteerd: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente” (Ef. 5:31,32). Als je Efeze 5 terugvoert naar Genesis 2, dan zie je een goddelijke gedachte. Deze eenheid van man en vrouw wordt een symbool genoemd, een uitdrukking van een goddelijke gedachte van alle eeuwigheid, namelijk Christus en de Gemeente. Paulus zegt dat het een geheimenis is dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God. Het was daar in Gods gedachten, maar nu is het bekend gemaakt. Menselijke relaties, zoals die van man en vrouw, zijn een uitdrukking van iets in Gods gedachten, van iets hemels. Ik heb dit alleen uitgekozen ter illustratie van wat ik bedoel. Dit principe geldt voor alles in Gods zichtbare schepping. Alles is een uitdrukking van een geestelijke gedachte, van een goddelijk idee.

Nu dan, God heeft de mens niet alleen geschapen om deze aarde te bevolken en te vervullen, maar met een geestelijk idee, met een hemelse gedachte, namelijk om een hemels wezen te zijn, een hemels volk in het diepst van zijn wezen. Hemels-zijn is dat wat alles in Gods schepping, en in ’t bijzonder in de mens, bepaalt. Als de Heer het ons wil openbaren zullen we zien dat dit zo’n geweldig verschil voor ons maakt. Dit is wat Paulus bedoelde toen hij bad, zoals wij dat ook voor onszelf en voor elkaar behoren te bidden, dat Hij ons geve de geest van wijsheid en openbaring om Hem recht te kennen, zodat wij zouden weten welke hoop zijn roeping wekt en hoe rijk de heerlijkheid is van zijn erfenis in de heiligen. Dat is het hemelse — Zijn erfenis in de heiligen!

Het doel van hemels-zijn: de openbaring van Gods heerlijkheid in de Gemeente

In zijn eerste brief aan de Corinthiërs zegt de apostel: “Gelijk de stoffelijke is, zijn ook de stoffelijken, en zoals de hemelse is, zijn ook de hemelsen” (1 Cor. 15:48).

“Zoals de hemelse is” — dat is iets wat vaststaat; iets is hemels. Dan de tweede helft van de zin: “zo zijn ook de hemelsen”; dat spreekt van gelijkvormigheid aan iets dat hemels is. Wat is dit, deze erfenis, dit hemelse? Met welk doel heeft God de wereld geschapen en in ’t bijzonder de mens? Nergens minder om dan om Zijn eigen heerlijkheid te laten schijnen, zoals in Zijn eigen natuur. Als Zijn natuur in al Zijn heerlijkheid straalt, de heerlijkheid van de natuur van God, dan moet de zondige mens wel voor Hem neervallen, hulpeloos, gebroken, machteloos. Het is God zelf die laat zien wat Hij is, Zijn natuur die zich openbaart. Hij heeft de mens gemaakt voor Zijn heerlijkheid, zodanig dat als God hem uiteindelijk volmaakt gemaakt zou hebben, niet alleen als lichamelijk, maar ook als zedelijk wezen, door beproeving heen, de mens een vat zou zijn waardoor de zedelijke heerlijkheid van God zich zou openbaren. God zou dan een hele wereld hebben waarin Hijzelf gemanifesteerd zou worden in wat Hij is in Zijn natuur. Dat is heerlijkheid, onuitsprekelijke heerlijkheid en dat alles wordt ons nu gebracht door de verlossing in Zijn Zoon. “God heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.” Ook hier denken we veel te letterlijk. Het aangezicht betekent eenvoudig de uitdrukking. De heerlijkheid van God is uitgedrukt in Jezus Christus. Bovendien woont Christus in ons hart en Christus in ons is de hoop der heerlijkheid. Welke heerlijkheid? Dat dat volk, dat God zich verworven heeft en gelijkvormig gemaakt heeft aan het beeld van Zijn Zoon, uiteindelijk in het middelpunt van dit heelal zou zijn, zoals de zon nu aan de hemel staat, het middelpunt en de volheid van de afstraling van Gods zedelijke heerlijkheid. Stelt u zich eens zo’n wereld voor, en dat tegenover de wereld waarin we nu leven! Zo zal het einde zijn. “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!” Dat is Gods hemelse gedachte, dat is het hemelse volk van God, dat is de hemelse roeping van God in Christus Jezus.

Wat een geweldige kracht is dit hemelse leven! En wij zijn met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat wij daardoor deel zouden hebben aan de goddelijke natuur. En natuurlijk is de satan juist op dit punt binnengedrongen met alle dwalingen die hij ooit heeft verkondigd, om dit tegen te houden. Die dwalingen van Satan hebben juist altijd gedrukt op dit punt van de openbaring van de natuur van God in de mens. Aan de ene kant is de persoon van de Here Jezus zelf aangevallen door de dwalingen van de satan, zodat het goddelijk Zoonschap tot iets anders gemaakt is dan wat het eigenlijk is, tot iets minders. Aan de andere kant is daar de dwaling dat de mens van nature goddelijk is: het einde van de evolutie is de vergoddelijking van de mensheid, het goddelijke in de mens. We horen dat steeds meer in onze tijd. Maar we willen dat laten rusten. U ziet al die dwalingen die de satan heeft binnengebracht op dit punt, en ik houd mij ver buiten deze dwalingen als ik zeg dat de natuur van God geopenbaard wordt in de mens. Het is namelijk in Jezus Christus in de mens. Het kan alleen gerealiseerd worden als we gelijkvormig gemaakt worden aan het beeld van Gods Zoon. Het gaat om zedelijke heerlijkheid (d.w.z. heerlijkheid uitgedrukt in karakter), niet om de volle heerlijkheid van de Godheid. Wij zullen nooit tot goden gemaakt worden, nooit als God zijn. Nee, de Godheid zal altijd op zichzelf blijven, altijd gescheiden van de schepping, maar de zedelijke heerlijkheid, de zedelijke natuur van God in Christus zal door de gemeente heen schijnen tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid.

Dat is hemels-zijn, en dat is de positie waar we zedelijk en geestelijk naartoe gebracht worden, door een juist verstaan van wat de gerechtigheid Gods door het geloof betekent. Het is een geweldige positie en Satan weet wat het einde daarvan betekent. Gods doel is een wereld die absoluut gezuiverd is van al het verderf van de satan, en daarom van al zijn macht, een wereld die door en door straalt van de heerlijkheid van God.

Satans opzet

En wat is altijd het doel van de satan? Verderven, besmetten, om daardoor de Gemeente af te trekken van haar geestelijke positie. Daarom lezen we: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” Dat wordt tegen de gemeente van Efeze gezegd. “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt.” Als je teruggaat naar Handelingen 19 zie je daar die eerste liefde. Paulus komt naar Efeze en wat gebeurt daar door zijn verkondiging van Christus? Velen brachten hun waardevolle en dure toverboeken en maakten er een groot vuur van. Men berekende er de waarde van, ongelofelijk hoog, maar alles ging in vlammen op! In een stad als Efeze, waar Demetrius zo bezorgd was over de winst van hun handel, waar het kapitalisme zo’n grote factor was, waar geld alles was, daar werd een immens fortuin opgeofferd. Waarom? Omdat ze zich met hun hele hart tot de Here hadden bekeerd. Het getuigenis van Jezus wordt aanvaard en daar gevestigd. Wat geweldig! Denk eens aan de toespraak van Paulus voor de oudsten van Efeze (Hand. 20). Wat een wonderbare openbaring, wat een heerlijke gemeenschap in geestelijke dingen! Later volgt die heerlijke hemelse brief, die hij door de heilige Geest aan hen mag schrijven. Wat een openbaring, wat een positie! En nu schrijft hij weer aan de Efezegemeente in Openbaring 2: “Gij hebt uw eerste liefde verzaakt!” Jullie zien de grootheid van Christus niet, de grootheid van Zijn erfenis, de grootheid van de hemelse dingen, zoals vroeger: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt!” Gevallen! Hier zien we geestelijk verval, het werk van de satan die de gelovigen van hun positie heeft weten af te brengen. Daarom is de overwinnaar de enkeling of de groep die staat voor Gods volle openbaring, en die volle openbaring is een hemels volk, waarin een toenemende en uiteindelijk volmaakte openbaring zal zijn van de zedelijke heerlijkheid van God in deze wereld. Dat is de stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God. “…en zij had de heerlijkheid Gods en haar glans geleek op een zeer kostbaar gesteente.” Dat is het doel waar God naartoe werkt.

Vergeet niet, geliefden, dat de heerschappij van deze wereld, van het heelal, gevestigd is in de hemelse gewesten. In deze tijd zijn daar de wereldbeheersers dezer duisternis in de hemelse gewesten. Op dit moment zijn de overheden en machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, in die hemelse gewesten aan het werk, en ze doen hun werk grondig. Er is nog nooit een tijd geweest, zoals de onze. Het boze werk van Satan onder de volkeren, het zedelijke verval, wordt alom zichtbaar. Zijn heerschappij over deze wereld is in de hemelse gewesten, buiten Christus. Ik laat ruimte voor de soevereiniteit van God boven dit alles, maar we spreken nu over de rechtmatige heerschappij over de mens. Die ligt bij Satan, buiten Christus om, omdat de mens daarin bewilligd heeft en er nog steeds in bewilligt. Zelfs mensen die alle ongerechtigheid in deze wereld betreuren en zich daar openlijk fel tegen verzetten, willen niet luisteren als je met hen spreekt over het koningschap van Jezus Christus. God Zijn plaats geven? Dat is vroom geklets! Ze lossen de wereldproblemen wel op een andere manier op. Satan heeft zo’n greep op deze wereld, dat zelfs zij die de ongerechtigheid betreuren, God en Zijn gerechtigheid geen plaats geven. Dit tussen haakjes.

Zoals we gezegd hebben is de heerschappij, de zedelijke heerschappij gevestigd in de hemelse gewesten. Die boze hiërarchie die daar nog gezien wordt, zal haar greep moeten prijsgeven en God heeft de Gemeente bestemd om de plaats in te nemen van de overheden en machten en wereldbeheersers dezer duisternis, daar in de hemelse gewesten. We lezen in Openbaring 12 dat de overwinnaars, “het mannelijk wezen”, plotseling worden weggevoerd naar de troon van God en daarna lezen we dat er in de hemelse gewesten geen plaats meer gevonden wordt voor de rossige draak en zijn engelen. Op dit moment is er dus een geestelijke strijd gaande tussen de Gemeente en de overheden in de hemelse gewesten — ja zuster, in uw keuken! Ik moet dit er wel aan toevoegen, omdat u het anders abstract en zweverig ziet. Middenin het vervelende dagelijkse werk, speelt deze strijd in de hemelse gewesten zich af. U hoeft niet een bepaald geografisch punt te bereiken om daar de strijd in de hemelse gewesten te voeren. Het is geestelijk en zedelijk. De Gemeente strijdt die strijd in het leven van elke dag.

Satan weet wat er op het spel staat, wat de inzet is van deze strijd. Het is zijn plaats van heerschappij over de bewoonde aarde, zijn misleiding van de volkeren, die hij gebonden heeft, die hij tegen Gods weg in leidt, het tegenstaan van Gods plan in de Zijnen, dat op het spel staat. De Gemeente strijdt die strijd nu op geestelijke wijze. De strijd wordt telkens weer opnieuw gestreden in onze geest. Het is de vraag of wij in de geest zullen overwinnen of de satan. Het gaat om de positie, om de heerschappij, om de zeggenschap.

Wat is Satans doelstelling? In de eerste plaats wil hij bederf doen binnensluipen en dan wil hij de gelovigen uit hun hemelse positie verdrijven en de Gemeente haar plaats ontnemen. Wij hoeven niet te worstelen en ons best te doen om in die positie te komen. Zo staat het beslist niet in de Efezebrief. Daar staat het als een voldongen feit: “…en heeft ons mede een plaats gegeven.” Geliefden, begrijp dit alstublieft, dat, als u werkelijk door het geloof in Jezus Christus met beide handen de gerechtigheid van God als de uwe ontvangen hebt, u in de hemelse gewesten bent; u staat zedelijk boven de satan. Het is uw zaak in die positie te blijven. Satan is er niet op uit ons hier beneden te houden, maar ons naar beneden te werpen. Wij zijn daar. Dat is een positie die we door geloof moeten vasthouden. Dat is Satans opzet: ons van onze plaats te verdrijven. En net zoals hij talloze manieren kent om ons aan te klagen en te veroordelen, manieren die we moeilijk van tevoren kunnen zien aankomen, zo kent hij ook talloze manieren om ons naar beneden te halen, om Gods volk geestelijk en zedelijk van zijn hemelse positie neer te halen.

De profetie van Bileam

Wat zijn zijn intriges, zijn snode plannen, zijn listen? Ik heb eerder naar Bileam verwezen. Laten we naar hem teruggaan. Toen Bileam door Barak werd ingehuurd om Israël te vervloeken, is hij gekomen en beklom de berg, zodat hij de vlakte kon overzien van een verheven positie. Daar zag hij Israël, verspreid over de vlakte. Bileam wilde Israël vervloeken om het daardoor te verlammen. Toen kwam de hand van God op Bileam en onder die hand opende Bileam zijn mond en begon te spreken. We willen twee dingen die hij zei in ’t bijzonder onderstrepen: “Hij schouwt niet aan de ongerechtigheid in Jacob” (S.V.). In dat geval heeft een vervloeking geen kracht. Waarom heeft Hij geen ongerechtigheid aanschouwd in Jacob? Omdat er geen ongerechtigheid was in Jacob? Nee, beslist niet! Er was heel veel ongerechtigheid in Jacob. Waarom aanschouwde Hij het dan niet? Omdat er in het middelpunt van hun leven een tabernakel was, een altaar, een offerande, kostbaar bloed, een hogepriester, een Heilige der heiligen en een verzoendeksel. Daar waren zij rondom gelegerd. “Hij heeft de ongerechtigheid niet aanschouwd.” Hier zien we het beeld. Als we dat overbrengen naar het Nieuwe Testament, is de werkelijkheid de gerechtigheid Gods, die de onze is door het geloof in Christus Jezus. Niet een eigen gerechtigheid, maar een die we in Christus ontvangen hebben. De vloek is krachteloos als we op die grond blijven staan.

Het volgende dat Bileam zei was: “Een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent.” Het wordt niet onder de natiën gerekend. O, dat is heerlijk! Dat plaatst Israël niet alleen afgescheiden van de natiën, maar aan het hoofd van de natiën. Nu, als er één ding geweest is dat de satan alle eeuwen door met het volk van God geprobeerd heeft, is het wel om het zover te krijgen dat het onder de natiën gerekend zou worden. Ik spreek in grote ernst en zorg. In het hart van het christendom zoals we dat vandaag kennen, leeft het verlangen naar erkenning. Erkenning! Alles wat het georganiseerde christendom doet is om erkenning te krijgen. Wat betekenen al die kerken, die indrukwekkende gebouwen met hun pracht en praal anders dan een zoeken naar erkenning, naar een zekere status? Waarom al die ophef en het aan de weg timmeren en alles wat daarbij komt? Alleen om erkenning te krijgen, om aanzien te hebben hier op aarde, om mee te tellen. Ja, dat is de triomf van Satan. Zo is de geestelijke kracht verdwenen. Daardoor is de Gemeente niet meer iets waarmee daarboven rekening gehouden wordt. In de geest is ze naar de aarde afgedaald, om gerekend te worden onder de natiën. Als de satan Gods volk maar in een positie kan brengen waar het in beslag genomen wordt door deze wereld, een zekere status krijgt in deze wereld, dan heeft hij getriomfeerd en de Gemeente uit haar hemelse plaats verdrongen en haar tot iets van deze aarde gemaakt. Dat is het principe dat we door het hele Oude Testament heen zien. Dat is ook het probleem in de gemeenten van Openbaring 2 en 3. God wil dit niet. Satans succes ligt hier. Hij heeft de Gemeente neergeworpen uit de hemelse gewesten, zodat ze door de aarde besmet is en met de aarde is verbonden.

Achter dit alles ligt de bedoeling God van Zijn heerlijkheid te beroven door de Gemeente te betrekken in iets waaraan God Zich onmogelijk kan binden, waar God afstand van moet nemen. Daarom moet de Heer tegen sommige van deze gemeenten zeggen: “Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. Ik kan jullie niet je gang laten gaan, tenzij jullie dit rechtzetten. Jullie zijn op aarde, vermengd met wat niet van Mij is, wat niet Mijn zedelijke heerlijkheid is. Jullie zullen dat volkomen moeten opgeven, er uit moeten komen, weer boven komen of anders moet Ik het getuigenis van zijn plaats wegnemen. Het is niet gerechtvaardigd om zo door te gaan. Jullie zijn hier in deze wereld om een vat te zijn waarin het hemelse getuigenis van de heerlijkheid van God zichtbaar wordt.” Dat is de bedoeling van de Gemeente.

Wat we nu gezegd hebben raakt ons in vele opzichten, in talloze dingen, dit “onder de natiën gerekend worden”, dit verlaten van onze hemelse positie. Het is nooit de bedoeling van de Heer geweest dat Zijn Gemeente hier op aarde door de wereld geaccepteerd zou worden, dat ze iets zou zijn wat een plaats zou innemen onder de dingen van deze wereld, erkend en in aanzien. Wat Hij bedoeld heeft, en wat ook zo was toen alles goed was, was dat de wereld de aanwezigheid van de Gemeente niet kon en niet wilde verdragen. Dat is de kracht van de Gemeente in haar getuigenis aan de wereld.

Deze kwestie loopt door de hele bijbel heen. We zien het bij Noach, van wie we lezen dat hij een prediker der gerechtigheid was en van wie verder nog gezegd wordt dat hij, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereidde tot redding van zijn huisgezin, en dat hij de wereld veroordeeld heeft en een erfgenaam is geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. De aanwezigheid van de rechtvaardigen in deze wereld is niet bedoeld om hen met de wereld vertrouwd te maken, maar om haar te veroordelen. O, had de Gemeente in onze tijd die kracht nog maar! Wat zal de wereld doen met zulke rechtvaardigen? Hetzelfde als wat ze deed met hen waarover we in het boek Openbaring lezen. Dat is het wat hen tot overwinnaars maakt. “Ze hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.” Dat kost het om overwinnaar te zijn. Ik zal niet proberen dit in allerlei situaties toe te passen. U moet de Heer vragen u te laten zien waar dit principe van toepassing is en hoe het van toepassing is, dit principe van het hemels-zijn van het volk van God. Luister opnieuw naar deze waarschuwingen en vermaningen: “Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt.” “Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.” “Wie overwint…” Als wij deze fragmenten naast elkaar zetten, dan wordt er in feite dit gezegd: Zij die hun hemelse positie weten te bewaren en te handhaven tegen alle krachten die naar beneden willen trekken in, tegen de verlokking, het geweld en de woede van de vijand, de tegenstander, in, zullen in de troon komen en daar heersen waar de tegenstander nu heerst. Dat is het punt waar het om gaat, iets geweldig groots. En al kost het alles om een overwinnaar te zijn, laten we niet vergeten dat zij die met Hem lijden, ook met Hem zullen heersen en samen met Hem verheerlijkt zullen worden.

Misschien hebt u nu iets gezien van de hemelse gedachte van God en waar God naartoe werkt, wat Zijn gedachte is — een hemels volk. O, hoe zeer heeft de Gemeente visie nodig op dit punt! Ja, de Gemeente heeft visie nodig. Als de Gemeente dit zou zien, wat zouden we dan een andere Gemeente hebben! De overwinnaar is de enkeling of de groep die visie heeft, die de meerderheid verloren heeft. Vraag de Heer u die visie te geven terwille van Zijn hele Gemeente, want de overwinnaar — en ik wil het opnieuw zeggen — is niet iemand of iets op zichzelf, maar hij is verbonden met het geheel. Hij is Gods schakel tussen Zijn volle plan en hen die het verloren hebben. Dat is de overwinnaar. Als de Here onze ogen wilde openen, de ogen van een aantal van Zijn volk, zou dat de hele Gemeente ten goede komen. Laten we Hem daarom vragen het gebed van Paulus voor ons te beantwoorden. “De rijkdom van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen!” “Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid!”

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.