door T. Austin-Sparks
“De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut; de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven” (Joh. 6:63).
Deze twee woorden, geest en leven, spreken in de eerste plaats van de natuur en in de tweede plaats van de uitwerking daarvan: geestelijk zijn van nature en leven als het gevolg daarvan.
Geestelijk zijn veroorzaakt scheiding
De context van ons vers laat duidelijk zien dat deze twee inderdaad tot scheiding leidden. Het was in de eerste plaats een scheiding tussen Christus en de Joden als zodanig. Maar in de tweede plaats was het een scheiding tussen Christus en een aantal van Zijn discipelen die slechts aanhangers waren, uiterlijke volgelingen – ze waren niet “toegevoegd” tot Hem in geestelijk opzicht. “Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke” (:44). Er waren kennelijk vrij veel mensen die zichzelf bij Hem aansloten, die met Jezus optrokken. Waar je Hem vond, zag je hen ook altijd – dezelfde bekende gezichten die er altijd waren en ook belangstelling hadden. En toch waren ze niet op geestelijke wijze door de Vader tot Hem getrokken. Er was geen innerlijke verandering. Als Hij begon te spreken over diepere geestelijke dingen, kwamen ze tot de ontdekking dat ze Hem niet langer konden volgen, want ze waren innerlijk geen discipelen. “Van toen af keerden velen van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mee” (:66). Ze haakten gewoon af. Zijn woorden vonden, omdat ze geestelijk waren, geen corresponderende geestelijke grond, en daarom brachten ze scheiding. Het is belangrijk om dit op te merken, want het geeft over veel dingen licht.
Het was in de eerste plaats een scheiding tussen geestelijk zijn en materialisme. Als we over materialisme spreken, denken we gewoonlijk aan iets grofs, iets wat te maken heeft met de wereld van de handel, van financiën enzovoort – dat terrein van de wereld, maar het heeft een veel bredere toepassing. Materialisme omvat alles wat gezien, getast en geproefd kan worden door de natuurlijke zintuigen. Het is het materiële in tegenstelling tot het geestelijke, het zichtbare tegenover het onzichtbare, het tijdelijke tegenover het eeuwige, het aardse tegenover het hemelse.
In de tweede plaats is het ook de scheiding tussen geestelijk zijn en het “ceremonialisme”. Uiteraard is ceremonialisme alleen maar een aspect van materialisme – het religieuze aspect. Deze zeer ceremoniële schriftgeleerden, Farizeeën, oversten en priesters in Israël waren heel erg materialistisch, zoals we weten. Alles was aan de buitenkant. Het was een scheiding tussen alles wat te maken had met de uiterlijke vormen en procedures van religieuze instellingen, en geestelijk zijn.
In de derde plaats was het de scheiding tussen geestelijk zijn en mystiek; een scheiding die heel reëel is, maar vaak erg moeilijk te traceren en te definiëren. U weet dat de godsdienst van het Oude Testament grotendeels een godsdienst was van symbolen. We zouden kunnen zeggen dat het volledig in een allesomvattend systeem van symboliek gegoten was. We komen daar later nog op terug. Het is zo gemakkelijk om symboliek te interpreteren als mystiek en dat aan te zien voor geestelijk. Al deze oudtestamentische symbolen, waar we zo meteen meer over gaan zeggen, zijn zo mysterieus! Je kunt ook zeggen, zo mystiek! Dat komt op hetzelfde neer. En dan worden ze fascinerend, speciaal voor een bepaald soort mensen. En ze worden opgepakt en diepzinnig uitgelegd. Dit gebeurt heel veel. En het blijft een soort mysterieuze fascinatie die tot niets leidt. Het is allemaal even fantastisch. Het mysterieuze is fascinerend. U moet er diep over nadenken. Dat is aantrekkelijk voor bepaalde soorten mensen. Maar wat heb je na al je studie van types en symbolen? Waar leidt het toe? Hoeveel echte geestelijke groei komt er uit voort? Hoeveel hiervan blijft alleen maar verstandelijk genot? Mystiek en geestelijk zijn zijn twee volslagen verschillende dingen – het zijn twee verschillende werelden. Mystiek is in het christendom ingeslopen en wordt aangezien voor geestelijk zijn. Maar het heeft er niets mee te maken. Het is erg belangrijk om dit in te zien.
We kunnen alles samenvatten door te zeggen dat het de scheiding is tussen wat van de Geest is en wat van de ziel is. De oudtestamentische godsdienst van het volk Israël was volkomen van de ziel, dat wil zeggen, het was iets wat door de natuurlijke mens gewaardeerd kon worden. Hij kon toekijken en zelfs eraan deelnemen zonder een ander mens te worden. Hij kon er volkomen door in beslag genomen worden, zodat het het allerbelangrijkste in het leven was, en toch maakte het geen enkel verschil in zijn leven. Het is van de ziel. Wat van de Geest is, is wezenlijk anders. Het behoort niet alleen tot een volkomen andere wereld, het heeft ook een totaal andere uitwerking. De Here Jezus zei: “De Geest is het die levend maakt, het vlees doet geen nut.” Natuurlijk bedoelde Hij met het vlees niet het lichaam, maar “het natuurlijke leven”. Hij zegt tegen deze godsdienstige mensen die het Oude Testament hadden met zijn vormen en symboliek, zijn typologie en al het andere: “In de wereld van de geestelijke dingen kom je nergens met de ziel en het natuurlijke leven.”
Geestelijk zijn – de toets en de waarheid
De toets van al het religieuze is: in hoeverre bereikt het werkelijk zijn doel, namelijk het maken van geestelijke mannen en vrouwen, geestelijke en levende mensen? Hierin ligt de toets van alles. Alles wat deze godsdienstige Joodse natie bezat – en dat was een zeer grote rijkdom – maakte hen niet geestelijk en daarom niet tot levende mensen in de ware zin van het woord. We lezen in dit hoofdstuk in Johannes dat de Here Jezus hier de vinger bij legt – dat er een geweldige kloof is tussen dit alles en werkelijk geestelijk zijn. En dan noemt Hij de toets. De waarde van alle dingen, van onze bijbelkennis, van alle rijkdom die we ontleend hebben aan bijbelstudie, van alle dingen die we doen in de naam van de Here, van elke instelling en alle middelen voor christelijk dienstbetoon, wordt getoetst door deze ene vraag: in hoeverre brengt het geestelijke mannen en vrouwen voort? Dit is een uiterst noodzakelijke uitdaging voor het hedendaagse christendom. In het christendom zoals wij het kennen, kunnen we werkelijk geestelijke mensen onderscheiden en mensen die dat niet zijn, hoewel belijdende christenen. Merk op dat al het andere, alles wat anders is dan geestelijk, of geestelijke mannen en vrouwen, levend zoals Jezus dat bedoelt, “niet de waarheid” is, zoals Hij zegt. Voortdurend maakte Hij dit onderscheid in het Johannes evangelie. Misschien wel het bekendste voorbeeld hiervan vinden we in Johannes 4 in het gesprek met de Samaritaanse vrouw. Op een bepaald punt werd het gesprek nogal pijnlijk, te persoonlijk, en zij verandert van onderwerp. Ze zag dat Hij een “religieuze man” was en sneed daarom een religieus onderwerp aan: “Onze vaderen hebben op deze berg aangebeden en gijlieden zegt dat te Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden. Jezus antwoordde: "Geloof Mij, vrouw, de ure komt dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid. De Vader zoekt zulke aanbidders” (4:21-24).
De berg Gerizim, de tempel van de Samaritanen, en Jeruzalem, de tempel van de Joden, vertegenwoordigden het hele godsdienstige systeem in dat land. Deze tempel is materieel; het is aards, het is ceremonieel en de Here Jezus veegt eenvoudig dat alles van de tafel. Hij zegt: “Dat is niet de waarheid; de waarheid is alleen dat wat geestelijk is. Dat is de enige waarheid.” “In geest en in waarheid.” Zie maar hoe vaak Hij dat benadrukt. Het is de kern van Johannes 6. Wat is de waarheid volgens Jezus? Alleen dat wat wezenlijk geestelijk van aard is.
Geestelijk zijn betekent zien
Het eerste dat we over geestelijk zijn willen opmerken is dat je ogen moet hebben om te kunnen zien. Kijk naar het verband van de woorden uit Johannes 6:
“En zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald?” (vers 42).
Dit is veelzeggend. Weet u, deze godsdienstige mensen met al hun religieuze verantwoordelijkheid, kenden Hem alleen op aardse wijze. Ze hadden geen flauw idee van Hem op hemelse wijze. Hij zegt herhaaldelijk: “Ik ben van de hemel neergedaald”, “Ik ben het brood dat uit de hemel nedergedaald is”. “O”, zeggen ze, “dit gaat ons begrip te boven, dit is klinkklare onzin!” Het was juist op dit punt dat ten eerste de Joden en daarna Zijn discipelen zich van Hem afkeerden. Ze konden niet verder zien dan het aardse en tijdelijke. Ze kenden Hem alleen op die beperkte manier van het vlees en absoluut niet op een hemelse manier. Dit spreken over iemand die uit de hemel neerdaalde was voor hen volkomen buiten hun gezichtsveld.
Het allereerste kenmerk van geestelijk zijn is zien. Dat is duidelijk bij de cherubs waar we eerder over spraken. We hebben nog lang niet alles daarover gezegd en komen er nu weer op terug. We weten dat een van de opvallendste kenmerken van de cherubs hun ogen waren, die alles zagen, alles begrepen. Wat zijn cherubs? In de eerste plaats zijn het geen engelen en ook geen andere hemelse wezens. Het zijn eigenlijk helemaal geen bestaande wezens. Er zijn geen geschapen schepselen in de hemel, noch op de aarde of waar dan ook, die met hen overeenkomen.
De cherubs zijn een symbolische uitdrukking van geestelijke gedachten, goddelijke gedachten. Wij in onze praktische westerse wereld gebruiken toch nog heel veel symbolen. Daarzonder zouden we niet erg ver komen in bijvoorbeeld onze wiskunde! Dit gold vooral voor de antieke wereld, waar symboliek normaal was voor alle dingen. En God heeft ervoor gekozen om Zijn eeuwige waarheden en geestelijke principes weer te geven in de vorm van oosterse symbolen. Jezus zelf sprak over hemelse en geestelijke waarheden in gelijkenissen. Johannes gebruikte in het boek Openbaring veel symbolen. Paulus en Petrus geven geestelijke principes en waarheden weer in metaforen. Paulus gebruikt veel en interessante metaforen, maar slechts als middel om geestelijke waarheden te verklaren. Als de bijbel in de eerste plaats geschreven was voor de moderne westerse wereld, zou er veel minder symboliek gebruikt zijn. Maar God heeft ervoor gekozen om deze middelen en deze methoden te gebruiken.
Maar Hij die ze gegeven heeft moet ze ook interpreteren. Toen de heilige Geest goddelijke waarheden en principes op deze wijze weergaf, heeft Hij nooit bedoeld dat ze een doel in zichzelf zouden worden. Er lag een bedoeling achter en alleen Hij, de heilige Geest, kan die verklaren. Zonder Hem zijn ze niet uit te leggen. Er is altijd het gevaar dat men deze dingen interpreteert zonder de heilige Geest, en het resultaat is mystiek. Als symbolen en types zijn ze fascinerend, maar het blijven abstracte ideeën. Er is geen praktische toepassing. Er is geen geestelijk resultaat. We willen nu onder de leiding van de heilige Geest de praktische waarheid achter deze symbolen zien. Ons bezig zijn met de bijbel moet altijd leiden tot praktische resultaten. “De woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven”, niet slechts interessant en fascinerend.
De principes van de cherubs in Handelingen
De cherubs (of de wezens) symboliseren onder andere vier hoofdkenmerken. In de eerste plaats hemelse en geestelijke heerschappij in de schepping, zoals we dat zien in het aspect van de leeuw. In de tweede plaats hemelse en geestelijke kracht, uitgedrukt in het aspect van het rund. In de derde plaats hemelse en geestelijke “intelligentie”, weergegeven door het mensaspect van de wezens. En tenslotte het symbool van hemelse en geestelijke soevereiniteit, in de zin van absolute vrijheid van beweging – de arend. Een adelaar met zijn vleugels spreekt van compleet vrij zijn van aardse banden. Hij zweeft waar hij wil. Het lijkt wel of de hele wereld en de hemel van hem zijn. Deze volledige bewegingsvrijheid en absolute soevereiniteit zijn er het symbool van dat de heilige Geest absolute soevereine vrijheid vraagt om te doen zoals Hij wil, wat Hij wil en hoe Hij wil.
Deze vier principes zijn wezenlijk voor het leven. De cherubs zijn “levende wezens” omdat zij deze principes belichamen. In het Nieuwe Testament, in Handelingen, zien we de praktische uitdrukking van dit alles. De Mens zit op de troon en deze principes zijn werkzaam in de gemeente en door de gemeente.
In de eerste plaats zien we hier de absolute heerschappij van de hemel (de leeuw). Maar we zien ook in dit boek enorme kracht zoals van het rund, waarvoor alles moet wijken. Wat er ook in de weg mag komen, het zal moeten wijken. Er is hier een kracht die beslist niet verklaard kan worden op aardse gronden. De instrumenten van deze kracht zijn mensen die niet in tel zijn in deze wereld. Ze hebben geen status of prestige, geen titel of reputatie, en toch moet alles voor hen wijken. Een vijandelijke macht steekt de kop op en het schijnt even alsof die gaat overwinnen. Maar lees verder, lees tot aan het einde. Hier werkt de sterkte van de hemel in mensen die niets in deze wereld te betekenen hebben.
Wat betreft geestelijke en hemelse intelligentie, dat is volmaakt duidelijk in het boek Handelingen. De betrokken mensen ontvangen een kennis en een inzicht rechtstreeks uit de hemel. We hebben al iets gezegd over de geweldige verandering in hun begrip. Ze begrepen alles verkeerd en verklaarden het naar hun eigen inzicht tot de komst van de heilige Geest. Toen kwam er een totale omkeer in hun zienswijze en mentaliteit. Ze zagen de dingen volkomen anders. Ze hadden hemelse en geestelijke “intelligentie” ontvangen. Dit wordt door heel veel in het Nieuwe Testament bevestigd, nietwaar? “… dat gij moogt staan, volmaakt en verzekerd bij alles wat God wil” (Col. 4:12b). “… totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben” (Ef. 4:13).
Het vierde dat we noemden is zelfs nog duidelijker in Handelingen: de absolute soevereine heerschappij en voortgang van de heilige Geest, die onmogelijk te stuiten is. Zelfs al zouden het de apostelen zijn die ertegenin gingen, de heilige Geest zal dat onmiddellijk afwijzen en zeggen: “Ik verlang absolute vrijheid van jullie tradities, van jullie interpretaties, van jullie geijkte manier van doen. Ik verlang absolute vrijheid om Mijn gang te gaan. Als je daar niet in mee kunt komen, dan moet Ik je achterlaten. Ik ga door.”
Dit alles is heel praktisch. Het boek Handelingen is een heel praktisch boek, nietwaar? Wat de levende wezens, de cherubs, symboliseerden, is hier daadwerkelijk in werking. En wat is het gevolg? Leven! Wat een leven! Alles leeft. Als de hemelse orde en de hemelse principes echt gevolgd worden, dan is daar leven. En de levende wezens, de cherubs, vertegenwoordigen deze principes.
De cherubs in de hof
We willen nu iets meer zien van de cherubs en hun functie in het Oude Testament. We zien ze voor het eerst in Genesis 3:24: “En Hij verdreef de mens en Hij stelde ten oosten van de hof van Eden de cherubs met een flikkerend zwaard, dat zich heen en weer wendde, om de weg tot de boom des levens te bewaken.” Wat is hun plaats en functie hier? We zien drie dingen: a) de mens is buiten de hof, b) de boom des levens is in de hof en c) de cherubs staan daartussenin, tussen de verbannen en buitengesloten mens en de boom des levens. Zoals gezegd vertegenwoordigen de cherubs het geestelijk element van de heerschappij over de schepping. We zien duidelijk dat ze de zondige en gevallen mens belemmeren om die plaats van heerschappij in te nemen. De mens was daartoe geschapen en in de hof geplaatst – om namens God over de schepping te heersen. Maar hij heeft gezondigd en is verbannen en nu staan de cherubs, de belichaming van hemelse principes van heerschappij, hem in de weg. Ze blokkeren zijn pad; ze sluiten hem buiten zijn plaats als Gods vertegenwoordiger om over de schepping te heersen.
De vier dingen die we genoemd hebben over de cherubs zijn de kenmerken en de rechten van de Geest van God. Het zijn hemelse heerschappij, hemelse en geestelijke kracht, hemelse en geestelijke kennis en inzicht, hemelse en geestelijke vrijheid om te gaan waar Hij wil. Maar de mens heeft deze principes, deze rechten van de heilige Geest geschonden. Hij heeft in principe tegen de heilige Geest gezondigd. Deze zelfde dingen blokkeren zijn pad en zeggen: “Je hebt geen plaats in dit koninkrijk, je hebt geen gezag hier, je hebt geen kracht hier, je hebt geen kennis hier, je hebt geen vrijheid om te gaan waar je wilt; je bent buitengesloten. Het koninkrijk is wezenlijk hemels en geestelijk, alleen geestelijke mensen kunnen hier binnenkomen. De wetten van dit geestelijke koninkrijk maken het ongeestelijke mensen onmogelijk daarin een plaats te hebben.”
Als verantwoordelijke mensen in het werk van God, moeten we deze wetten serieus onder ogen zien. En er zijn wetten. Als ze in acht genomen waren zou de gemeente, het christendom, totaal anders zijn. De schending van deze wetten heeft geresulteerd in een ontzaglijke, verschrikkelijke ramp. Alleen geestelijke mannen en vrouwen hebben een plaats hier, of recht, of gezag, of kennis, of vrijheid om de dingen van het koninkrijk der hemelen aan te raken. Het evangelie zegt het met andere woorden: “U moet uit de Geest geboren zijn.” “Wat uit het vlees geboren is, is vlees” – en is dus buitengesloten. “Wat uit de Geest geboren is, is geest.” Dus staan de cherubs daar, omdat zij de wetten van het hemelse koninkrijk vertegenwoordigen, en zeggen met klem: “Kijk! Jullie die de hemelse wetten geschonden hebben, zijn buitengesloten. Jullie kunnen geen leven hebben; jullie zijn in de dood.”
Maar aan de andere kant verklaren ze vanwege hun positie ook dat als wij het koninkrijk, dat gekenmerkt wordt door eeuwig leven willen binnengaan, en onze plaats van heerschappij weer willen innemen – wat in het bijzonder de roeping is van de gemeente in de komende eeuwen, en wat hetgene is waarvoor de Here ons probeert klaar te maken – dan is het noodzakelijk dat wij geestelijke mannen en vrouwen zijn. Want alleen geestelijke mensen – of zullen we het in het enkelvoud zeggen, alleen de geestelijke mens – kan krachtens geestelijk en hemels leven, terugkeren tot zijn door God bedoelde functie van heerschappij. “Gij doet hem heersen over de werken uwer handen” (Ps. 8:7). “Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn; maar wij zien Jezus” – let op de naam Jezus – “… met heerlijkheid en eer gekroond” (Hebr. 2:8,9). We zien de Vertegenwoordiger van deze hele nieuwe mensheid op de plaats die God voor die mensheid bedoeld had, en nog steeds bedoelt.
Dit eerste schriftgedeelte over de cherubs heeft ons maar één ding te zeggen: de mens die niet geestelijk is, is buitengesloten, en alles wat niet volgens de hemelse en geestelijke principes is, staat buiten Gods bestel.
De cherubs in de tabernakel
Vervolgens zien we de cherubs in Exodus 25 en 26. Er is veel over dit gedeelte te zeggen, maar we kunnen nu niet in details treden. In de eerste plaats zien we dat er verandering is, een belangrijke verandering. De cherubs zijn niet buiten, ze zijn binnen. Bovendien zijn ze daar permanent en ze zijn er in rust. Vervolgens willen we opmerken dat dit gedeelte over de priesterdienst gaat. De overheersende kenmerken van dit hele oudtestamentische gedeelte zijn de priester en het altaar. En dat verklaart de plaats van de cherubs. Het belangrijke woord hier is middelaarschap: het bloed van verzoening, het reinigingswater, de zalfolie. Deze dingen gaan samen met de cherubs daarbinnen (in het heiligdom). Ze zijn ingeweven in het gordijn, het voorhangsel: het witte linnen, gerechtigheid in de mens; blauwpurper, het hemelse in de mens; roodpurper, koninklijke waardigheid in de mens; scharlaken, het lijden van de Mens. Dit zijn de vier elementen van de cherubs daarbinnen. Ze bedekken het verzoendeksel – de plaats van het bloed der verzoening, de plaats waar God spreekt, de plaats van het verbond. Het omvat alles wat er bedoeld wordt met “een nieuwe schepping in Christus”.
Hier spreken ze van de verlossing van alle dingen voor God – de verlossing van de hemelse, geestelijke orde; de verklaring dat door de verlossing van de hemelse orde de mens weer verenigd is met God. Het beeld in Genesis sprak van scheiding tussen de mens en God. De mens was buitengesloten, verbannen. Er was een onoverkomelijke barrière. Maar hier zien we een heel ander beeld: ze zijn weer samen. De cherubs op het voorhangsel verklaren: God en de mens zijn samen, in een geestelijke relatie, in een hemelse orde. De eenheid is hersteld. Alles is tot rust gekomen. Ik veronderstel dat er geen stillere plaats op aarde was dan binnen het voorhangsel. Alles sprak van vrede, van rust, van harmonie.
En daarom gaat de priesterlijke dienst door. Het is de bediening van verzoening. Eerst betekenen de cherubs scheiding, dan verzoening. Wat verloren gegaan was in Genesis, vinden we hier in Exodus weer terug.
Als God een waarachtige hemelse en geestelijke orde heeft, op basis van wat Christus gedaan heeft aan het kruis, wat gebeurt er dan? Mensen worden gered! In onze tijd is het gebruikelijk speciale acties te ondernemen, heel veel moeite te doen om mensen tot behoudenis te brengen. Ik bedoel dit niet als kritiek. Het lijkt wel of het zo wel gedaan moet worden, vanwege de gemeente zoals die is. Maar als God een gemeente had met deze hemelse natuur, deze hemelse ordening, dan zou het normaal zijn dat er voortdurend mensen gered werden. “En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.” Maar de Here moet wel datgene hebben waaraan Hij toe kan voegen.
De cherubs in de tempel
Hier waren de cherubs:
1. In het heilige der heiligen (1 Kon. 6:23; 2 Kron. 3:10).
2. Op de muren van het huis (1 Kon. 6:29; 2 Kron. 3:7).
3. Op de deuren van het heilige der heiligen (1 Kon. 6:32).
4. Op de deuren van de tempel (1 Kon. 6:35).
5. Op het voorhangsel (2 Kron. 3:14).
6. Op de koperen zee (1 Kon. 7:29,36).
Twee van deze cherubs waren van goud, twee waren van olijfhout met goud overtrokken. Twee is het bijbelse symbool voor een volledig getuigenis. “Als twee van u op de aarde iets eenparig zullen begeren …” (Mat. 18:19). Twee van goud spreekt van de kostbaarheid van wat hier gesymboliseerd wordt. Twee van olijfhout, overtrokken met goud, spreekt van de mens, bekrachtigd door de heilige Geest. We weten dat olijfolie van de Geest spreekt, de olijfboom van de kracht van de Geest in de mens naar Gods plan. De ogen van twee van de cherubs zijn op het bloed gericht; de andere twee overzien de plaats van de priesterdienst in de tempel. Let er op hoe groot deze twee zijn. Hun vleugels strekken zich uit over de hele breedte van het huis. Wat betekent dit alles?
In de eerste plaats geestelijk en hemels leven vanwege het werk van Christus. Twee cherubs kijken naar het verzoendeksel op de ark, besprengd met het kostbare bloed. Hun ogen zijn dus op Christus, Gods Zoon, Gods Mens – de belichaming van Gods gedachten, van de goddelijke natuur – in Zijn volbrachte verzoeningswerk. Deze twee zijn voorovergebogen en kijken daarnaar. Leven komt alleen als we ten volle het werk van Christus, Zijn machtig werk aan het kruis bezien. Nooit anders.
In de tweede plaats hemelse principes in de dienst van de Here. Het tweede paar cherubs is de uitdrukking en belichaming van ijver en bereidheid om te dienen, te gaan in gehoorzaamheid om de geringste goddelijke aanwijzing uit te voeren. Ze staan; ze zitten niet. Hun vleugels zijn uitgespreid, niet opgevouwen. En ook worden hier hun voeten genoemd. Niet in Genesis of Exodus, maar wel in Kronieken, Ezechiël en Jesaja. Hier zien we de actieve kant – het gaat om dienstbetoon. Ze zijn een uitdrukking van de bereidheid om Gods wil uit te voeren. Hun ogen zijn gericht op de plaats van dienst, het huis (2 Kron. 3:13). Het is de uitdrukking van leven – leven in dienstbetoon – met betrekking tot het heiligdom, gebaseerd op alles wat het huis betekent.
De tempel is het oudtestamentische type van Gods geestelijk huis. Petrus spreekt van een geestelijk huis van levende stenen, tot het brengen van geestelijke offers (1 Pet. 2:5). Dat zijn wij; dat is de gemeente. In de gemeente moeten ook deze principes zijn die uitgedrukt worden in de cherubs, die alle dingen bedekken, zich over alles uitstrekken, alles beheersen, alles omvatten. Ze zijn daar in de dienst van God, op grond van het werk van Christus, om de motieven en principes van Zijn eigen leven – op grond daarvan dienen ze. Daarom moet ook vandaag de dienst in het huis van God in de allereerste plaats geestelijk zijn, verricht door geestelijke mensen. Het moet op grond van het gezag zijn dat alleen Christus geeft. Het moet in de kracht zijn die van Hem komt. Het moet gebaseerd zijn op het inzicht dat de Geest geeft. En het moet onder de volledige heerschappij van de Geest zijn, die zegt: “Niet jullie gedachten, niet jullie ideeën, niet wat jullie denken; Ik moet vrij spel hebben, Ik moet vrij zijn.”
Samengevat zien we dat het hier in Koningen en Kronieken om dienstbetoon gaat, gebaseerd op Christus en die gekruisigd. Alleen dat is dienstbetoon.
De principes in de praktijk
Misschien vindt u dit alles maar moeilijk te begrijpen. Toch is het in de praktijk heel reëel. Als u een echte dienstknecht van de Heer wilt zijn en binnengaat in het voorrecht van Zijn eeuwige roeping, zult u deze vier principes ontdekken onder de leiding van de heilige Geest.
In de eerste plaats ontdekt u dat alle gezag bij Hem berust – de heerschappij moet op Zijn schouders zijn. En voorzover u en ik het op onze eigen schouders nemen, zullen we het gewicht daarvan moeten dragen, en het zal ons breken. We zullen ontdekken dat we buiten staan.
In de tweede plaats merken we dat menselijke kracht niets kan uitrichten in geestelijke dingen. We hebben een ander soort kracht nodig. Toen Jezus zei: “Het vlees doet geen nut”, bedoelde Hij dat je het werk nooit kunt doen in de kracht van je verstand of van je wil of in de kracht van je gevoelens. En de kracht van het lichaam, al ben je nog zo sterk, zal het je ook nooit doen lukken. Alleen geestelijke kracht, kracht van boven. En in die les hebben we de hele bijbel samengevat, in zijn principes van Gods manier van werken en dienen.
In de derde plaats leren we dat we niets weten tenzij de heilige Geest ons onderricht. Een van de diepste lessen die we moeten leren in de dienst van God is dat we van nature niets weten! Als we denken dat we iets weten, beperkt ons dat.
En tenslotte, als we iets leren dan is het wel dat de heilige Geest Zijn eigen weg vereist. Het loopt slecht voor ons af als we de heilige Geest in de weg treden!
De weg van het leven, van de “levende wezens”, is deze hemelse weg, waar deze hemelse dingen waar worden, en dat is geestelijk zijn. U zegt: “Wie is geestelijk? Wie is een geestelijke man of vrouw? Laat me er één zien!” Dan zal ik je mee moeten nemen naar iemand die volledig onder de heerschappij van de Heer staat in zijn leven, iemand die in alle dingen de Here raadpleegt en niets zonder Hem doet, iemand die zich voortdurend bewust is van de noodzaak om elk beetje kracht van de Here te betrekken en geen kracht in zichzelf heeft, iemand die altijd bereid is om te leren en maar al te goed weet dat hij niets weet, tenzij de Heer het hem bekend maakt, en iemand die de Here volkomen vrij laat om te doen zoals Hij wil. Dat is een geestelijk persoon. En hoe meer het zo is, hoe meer leven er is, hoe groter de mate van geestelijk zijn.
Geest en leven, deze twee vinden we van Genesis tot Openbaring. We hebben nog niets gezegd over de cherubs in het boek Openbaring. Dat willen we in een volgend hoofdstuk doen en we zullen ontdekken dat het slechts een samenvatting is van alles wat voorafging.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.