Austin-Sparks.net

Stromen van Levend Water

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 5 - De Rivier van Overvloedige Genade

“Hoe kostelijk is uw goedertierenheid, o God; daarom schuilen de mensenkinderen in de schaduw uwer vleugelen; zij laven zich aan het vette van uw huis, Gij drenkt hen met de stroom van uw liefelijkheden” (Psalm 36:8,9).

“Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven” (Joh. 4:14).

“En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh. 7:37,38).

“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam” (Op. 22:1).

“En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet” (Op. 22:17).

We laten Ezechiël een ogenblik rusten om ons te richten op de simpele betekenis van deze rivier des levens, en alle wonderbare goddelijke beloften in verband daarmee. We willen allereerst het feit herhalen dat alles wat er gezegd wordt over de rivier des levens, Gods rivier, en over de mensenkinderen die volop kunnen drinken en zo tot kanalen gemaakt worden van het leven in volheid, laat zien hoe het christenleven moet zijn. We doen deze simpele uitspraak op gezag van Gods eigen Woord. Zo hoort het te zijn en zo kan het zijn en dat is waar God in heeft voorzien. Waardoor wordt het christenleven zo?

Ook hierin geeft de Schrift een volledig antwoord. God heeft Zijn heilige Geest gegeven, en door de hele bijbel heen is water het symbool van de heilige Geest als de Geest des levens, water, niet in druppels, maar in stromen. “Stromen van levend water”, zei Jezus en Johannes voegt eraan toe als een commentaar: “Dit zeide Hij van de Geest …” God heeft de heilige Geest speciaal gezonden om het christenleven zo te maken. Wat is de rivier? Het is de rivier des levens. Jezus zei: “Ik ben gekomen opdat ze leven hebben en dat in overvloed” (Joh. 10:10); niet een klein stroompje, maar in overvloed. Dat was Zijn gedachte over het christenleven. Wat is deze volheid van leven, deze volheid van de Geest? Het antwoord vinden we in een van de brieven van Paulus: “… opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods” (Ef. 3:19). Het is dus de volheid van God en deze tekst zegt dat het Gods wil is, Zijn bedoeling, dat wij vervuld worden tot al deze volheid.

Nog een vraag. Wat is Gods motief achter het geven van deze rivier? Wat is de verklaring ervoor? En het antwoord is in één woord: genade. De rivier is niets anders dan de rivier van Gods genade. Hier verwijst ook Johannes naar, terugkijkend op een lang leven, de lange periode sinds hij voor het eerst in aanraking kwam met Jezus, als hij zegt: “Uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade” (Joh. 1:16). Het is een tuimelende rivier. Het is iets wonderlijks voor een oude man van negentig, om, nadat hij velen tot deze genade had zien komen, het samen te vatten in dit getuigenis: “Immers, uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, zelfs genade op genade” en bij “wij allen” dacht hij kennelijk aan een groot aantal. Wij hebben allen gedronken tot verzadiging toe en hebben nog nauwelijks de rivier van genade aangeraakt. Of denk aan de woorden van Paulus als hij zegt: “… waar evenwel de zonde toenam (overvloedig was), is de genade meer dan overvloedig geworden” (Rom. 5:20). Het Griekse woord zegt hier “superovervloedig”. We weten wat een overstroming betekent, als een rivier tot ver buiten zijn oevers treedt. Ja, de zonde was overvloedig, maar de genade was meer dan overvloedig.

Efeze, de brief van volheid

Om te kunnen zien wat dit betekent, deze overvloedige genade, deze rivier van genade, gaan we naar de brief aan de Efeziërs. U weet dat dit een brief is van volheid, geschreven in superlatieven. De taal struikelt over zichzelf als Paulus iets probeert te zeggen van de geweldige dingen die hij ziet. Het is de taal van overstromende volheid. We lezen in hoofdstuk 3:20: “oneindig veel meer dan wij bidden of beseffen” (Eng. vert.: “exceeding abundantly”) – de ene na de andere golf, overweldigend. En we lezen in 3:18,19: “zult gij dan, samen met alle heiligen, in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat”. Het is de brief van goddelijke volheid voor het volk van God.

En die goddelijke volheid wordt op veel heerlijke manieren naar voren gebracht. Deze brief geeft ons inzicht in dingen die we nergens anders in de bijbel kunnen vinden: de overweldigende gedachten van God voor Zijn volk, van vóór eeuwige tijden, en de uitverkiezing van dat volk voor Hemzelf, waarbij Hem een groot doel voor ogen staat. God stapt uit de eeuwigheid de tijd binnen om hen te vinden en hen boven de tijd uit te tillen en hen binnen te brengen in de eeuwigheid, met grootse plannen en bedoelingen. We hebben hier de wonderbare openbaring van Gods gedachte over ons voordat wij er waren, over Zijn roeping voor ons in de tijd en over het grote doel van die roeping dat gerealiseerd moet worden door alle eeuwen heen.

Als u ingegaan bent op de roep van Jezus Christus en op de genade van God, zult u ontdekken als u verdergaat, dat u betrokken bent geraakt in iets geweldigs, iets dat immens groot is, iets dat boven uw bevattingsvermogen uitgaat. Hier komt Ezechiël op wonderbare wijze ons te hulp. Weet u nog wel hoe de rivier onder de drempel van het huis uitstroomde, via het altaar, door dat hele heilige terrein en verder naar beneden door het land, terwijl hij steeds breder en dieper werd. De profeet zegt dat de man in het visioen hem naar de rivier bracht en door het water deed gaan. Aanvankelijk reikte dat tot de enkels. Daarna werd hij verder geleid tot het tot de knieën reikte en toen opnieuw tot aan de heupen en daarna was het water zo hoog dat men erin zwemmen kon, en de laatste beschrijving is: ”Een beek die men niet kon doorwaden” (Ez. 47:1-5).

Dat is heerlijk! Als dit de rivier van goddelijke genade is, is het meer dan u en ik ooit kunnen omvatten of beheersen, meer dan wij met onze armzalige, beperkte capaciteit kunnen opnemen. Het is altijd meer, ongeacht wat de nood is. Het gaat altijd ons bevattingsvermogen te boven. Hebt u dat al ontdekt? Ik ben het aan het ontdekken. Bent u nog nooit op een punt geweest waar u aan uzelf wanhoopte – waar u dacht dat de genade van God u waarschijnlijk niet meer kon helpen? Maar u ontdekt dat deze rivier altijd groter is dan u denkt. U kunt deze rivier van genade nooit bevatten. Ik zei u al dat het iets immens groots was. Het gaat terug tot voor eeuwige tijden en door tot in alle eeuwigheden. Het is even grenzeloos als de eeuwigheid.

Genade de basis van alles

Laten we weer teruggaan naar de Efezebrief, de brief van volheid. Eén van de meest gebruikte woorden is het woord “genade”. Het is geen lange brief – u kunt hem in twintig minuten doorlezen – en dan komt u het woord genade niet minder dan twaalf keer tegen. Laten we eens kijken wat deze brief te zeggen heeft over genade met betrekking tot volheid. “God echter … heeft ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen, mede levend gemaakt met Christus, (door genade zijt gij behouden) en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten in Christus Jezus” (Ef. 2:4-6). “Door genade zijt gij behouden”. De apostel zet dat tussen haakjes, maar het is iets heerlijks, iets geweldigs! “Hoewel wij dood waren” – dood voor God, dood voor al Gods plannen, dood voor de volle betekenis van ons bestaan vanuit Gods standpunt; ja, “dood door onze overtredingen, heeft Hij ons mede levend gemaakt met Christus”. Maar de apostel zegt er uitdrukkelijk bij dat het alles door genade was. “Door genade zijt gij behouden.” Dat is de basis van alles.

Hij gaat nu verder en zegt wonderbare dingen. Bijna meteen begint hij over de eeuwige volheid. Hij neemt ons mee terug en hij neemt ons mee verder en vertelt ons enige verbazingwekkende dingen over dit christelijke leven. Maar de basis van dit alles staat hier tussen haakjes, alsof hij wilde zeggen: “Laten we heel duidelijk zijn, zodat ze niet te hard van stapel lopen, maar precies weten wat de basis van dit alles is – genade”. De basis van alles is genade. Laten we het heel simpel zeggen, maar met grote nadruk, dat wat je ook doet, hoe lang je ook doorgaat, en hoopt en strijdt en wacht, je nooit om je basis heen kunt; het blijft altijd genade. Want genade is genade! God heeft gezegd dat het genade is – het moet genade zijn. Je kunt het nooit anders maken. Genade opent de deur en wordt de toegang tot al deze volheid. De rivier van genade brengt ons daar in.

Genade, het doel van alles

“… om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus” (2:7).

En om het veilig te stellen: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof” (:8). Wat een uitspraak! Ik heb vaak gezegd dat deze brief onuitputtelijk is. Elk klein zinnetje houdt je een leven lang bezig, zonder overdrijving. Luister nog maar eens: “Om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom van zijn genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus.” Kunt u dat bevatten? Het gaat ons verstand te boven, het is adembenemend. Elke poging om het te begrijpen en uit te leggen schiet onherroepelijk tekort. Door de verlichting en leiding van de heilige Geest, de eeuwige Geest, die alle dingen wist voordat de mens geschapen werd en alles weet wat de toekomst zal brengen, werd deze man Paulus geleid om deze woorden op te schrijven als het doel waar alles op uitloopt. De basis van alles is genade; het uiteindelijke doel van alles is genade. Genade is de bron van de rivier en de loop van de rivier, die ons opneemt, ons roept en ons redt door genade. Hier is het doel van de rivier – ons mee te voeren in de komende eeuwen en ons te maken tot middel in Zijn hand om de overweldigende rijkdom van Zijn genade te tonen. Wat geweldig groot is de genade van God!

Genade om Christus te verkondigen

We gaan nu naar het volgende hoofdstuk.

“… gij hebt immers gehoord van de bediening door Gods genade mij met het oog op u gegeven; … waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking van zijn kracht. Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen” (3:2,7,8).

Hier lezen we over de uitverkiezende genade voor bediening. Het was een geweldig iets waar deze man toe geroepen werd. Hij dacht bij zichzelf: wat geweldig groot is deze roeping die God mij gegeven heeft! Wat een geweldig voorrecht dat ik hiertoe uitverkoren ben – ik, verreweg de geringste van alle heiligen! Te bedenken dat ik hiervoor gekozen ben! Dat is alleen genade.

Nu zijn u en ik zeker geen Paulussen. We behoren niet tot dezelfde categorie als hij. Maar we hebben dezelfde boodschap en dezelfde gezegende opdracht. Niet één van ons is niet geroepen om de genade van God aan de heidenen te verkondigen. Het kan zijn aan het volk waarin we geboren zijn, maar misschien ook aan andere. Maar als volk van God, als deel van de gemeente, het lichaam van Christus, is onze functie, ons bestaan, bedoeld om de genade van God bekend te maken. Het is zelfs genade dat we dat mogen doen! Wat een geweldige genade is het dat wij, ook al is dat op heel kleine schaal, anderen mogen bedienen met de dingen van Christus.

Dit is de uitverkiezende genade van God, soevereine genade. Waarom kiest Hij mij? Waarom geeft Hij deze eer aan mij – ik ben immers de geringste van alle heiligen? Kunt u uzelf in deze categorie plaatsen? Ik denk dat er onder ons sommigen zijn die zich net zo voelen. Paulus heeft niet gezegd: “De geringste van alle predikers of leraars”, maar “De geringste van alle heiligen”, van alle christenen. Voelt u zich ook zo? Ja, zonder geveinsde nederigheid, zonder gespeelde zachtmoedigheid kunnen we onszelf al zo zien; misschien voelen we ons volkomen waardeloos. Maar de soevereine genade kijkt naar de meest waardeloze en zegt: “Het is mogelijk, zelfs voor jou, om Mijn genade in die mate te kennen dat je daar eerlijk met anderen over kunt spreken zonder onecht te zijn, zonder dat iets in je leven dit tegenspreekt.”

De voorzienende genade

We gaan door naar het volgende hoofdstuk.

“Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt” (4:7).

Hier lezen we over een ander werk van de genade. Genade roept ons. Genade leidt ons binnen in Gods geweldige voornemen, in overeenstemming met Zijn doel voor de komende eeuwen “om de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar zijn goedertierenheid over ons in Christus Jezus”. Het volgende aspect is dat genade ons iets te doen geeft – een boodschap om over te brengen. En dan hebben we de genade met ons die er volledig in voorziet. “Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate waarin Christus haar schenkt.” Genade voorziet op wonderbare wijze in alles waar God ons toe roept en wat Hem voor ogen staat.

De apostel kende die genade persoonlijk! Er was een tijd dat hij in moeilijkheden was, in alles in de druk, om raad verlegen, vervolgd, ter aarde geworpen, gehandicapt en gedwarsboomd door iets in zijn leven. Het was niet een of andere zonde, niet iets verkeerds, maar waarschijnlijk een lichamelijke ziekte. Hij omschreef het als “een doorn in het vlees, een engel des satans om hem met vuisten te slaan” (2 Cor. 12:7). Het drukte hem de hele tijd naar beneden. Hij zei: “Hoe kan ik in vredesnaam mijn dienst vervullen, hoe kan ik alles doen waartoe God mij geroepen heeft, zolang dit voortdurend in de weg staat? Het lijkt zo tegenstrijdig. Het schijnt niet te verenigen met de roeping. Aan de ene kant hoor ik een stem die zegt: God heeft je hiertoe geroepen en aan de andere kant merk ik dat Hij mij deze moeilijke handicap gegeven heeft.”

Paulus zat echt met dat probleem, die schijnbare paradox. Hij zegt: “Ik riep de Here hierover aan en zei: ‘Here, neem het weg, dit is een belemmering, een beperking.’ Geen antwoord. En ik zei opnieuw: ‘Heer, neem het weg!’ Geen antwoord. En ik kwam voor de derde keer terug – “Driemaal heb ik de Here hierover gebeden” – ‘Here, neem het weg.’ En de Here zei niet: ‘Nee, dat doe Ik niet’, maar Hij heeft tegen mij gezegd: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”. ‘Zonder het weg te nemen, zal Ik het mogelijk voor je maken om alles te doen wat Ik je wil laten doen. Je hebt misschien beperkingen, misschien moeilijkheden; bepaalde dingen lijken nederlaag te voorspellen, maar ondanks dat kan de genade je in staat stellen het te doen.”

Deze dingen kunnen noodzakelijk zijn, zoals Paulus inzag, “opdat ik mij niet te zeer zou verheffen.” Misschien zijn ze nodig om ons voor trots te bewaren, die meer dan wat ook een bediening schipbreuk zou doen lijden. Trots vernietigt bruikbaarheid voor God veel eerder dan ziekte of zwakheid of “een engel des satans die mij met vuisten slaat”. Laten we daarvoor op onze hoede zijn, koste wat het kost, en steunen op de genade die ervoor zal zorgen dat het werk klaar komt.

De invloed van genade

“Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed woord hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen” (4:29).

De uitwerking van genade in ons leven is dat we ons op de juiste manier gedragen en op de juiste manier spreken, dat we goed en hoffelijk zijn, dingen zeggen die genade brengen aan anderen, zodat zij, vanwege het werk van genade in ons, ook gekenmerkt worden door de genade van God. Dit is de invloed van de genade in ons leven. De genade van God die in uw en mijn leven werkt, betekent een invloed op anderen, zodat zij ook onder de invloed van die genade komen en andere mensen worden.

“Geen liederlijk woord kome uit uw mond”. Vanwege het werk van genade in u gebruikt u niet dezelfde woorden die anderen gebruiken. Maar daar houdt het niet mee op. Uw aanwezigheid maakt dat andere mensen aanvoelen dat het verkeerd is om iets dergelijks te zeggen, en zo te praten, en zelfs goddeloze mensen gebruiken hun liederlijke woorden niet meer in uw aanwezigheid. De genade van God in uw leven is een weerhouding voor hen. En als ze zich toch laten gaan, voelen ze zich achteraf rot! “Ik wou dat ik je geheim kende. Hoe is het mogelijk dat je, als je slecht behandeld wordt, geen lelijke woorden gebruikt. Je beheerst je!” Dat is een simpel begin van een werk van genade in anderen vanwege het werk van genade in u – de uitwerking van genade op andere mensen nadat het eerst in ons gewerkt heeft. “Opdat zij die het horen genade ontvangen”. Dat is de beste bediening die er is, nietwaar? – veel beter dan preken en praten en andere mensen zeggen wat ze wel of niet moeten doen. Laat hun de genade van God zien, zodat ze onder de invloed daarvan komen en veranderd mogen worden. Genade is effectief. Het is niet iets passiefs. Het is iets dat invloed op anderen heeft.

De zegen van de genade

Tenslotte: “De genade zij met allen, die onze Here Jezus Christus onvergankelijk liefhebben” (6:24).

“De genade zij met allen …” Dit is een onderdeel van wat wij de “Zegen” noemen. “Vrede zij de broeders en liefde met geloof, van God de Vader en van de Here Jezus Christus.” Ja, maar het is een zegen van genade! Een zegen is niet slechts een formule die aan het eind van een samenkomst wordt uitgesproken. Het is een zegen die we meedelen aan anderen. En wij horen een zegen te zijn. Wij moeten de genade van God zijn in deze wereld, de zegen van God voor anderen. Het is zo gemakkelijk iets uit te spreken dat wij de “zegen” noemen. Maar de man die deze brief beëindigde met deze woorden, gebruikte niet zomaar vrome taal om zijn brief op een mooie manier af te sluiten. Hijzelf was een zegen. En u en ik zijn onder de zegen van de genade van God gekomen in deze mens Paulus. Nu is diezelfde genade voor ons, zodat wij tot zegen zouden zijn. Niet slechts dat we om een zegen bidden voor anderen, en ook niet dat we zegeningen uitspreken over anderen, maar dat we een zegen zijn – de zegen van de genade van God.

De genade van God is iets groots: ze is bij machte te redden, te bewaren, te gebruiken en ons tot een zegen te maken. Als we op de genade van God ingaan, komen we in iets dat geweldig is, iets dat nooit en te nimmer door iets anders wat we hebben gecompenseerd kan worden. En daarom was de apostel bezorgd en bad dat de gelovigen de genade van God niet zouden missen. Wij bidden dat ook voor ieder die nog niet het eigendom van de Heer is – dat ze de genade van God niet zullen missen. Dit gunstbewijs is vrij beschikbaar voor ons en, omdat het genade is, vraagt het geen basis waarop het kan werken. We hoeven niets te doen, alleen in geloof het te aanvaarden. Geloven in de betrouwbaarheid van God. Dat is alles. Je legt alleen maar de genade terug als je op de een of andere wijze redeneert: “Ik ben niet goed genoeg.” Dat sluit de genade buiten, nietwaar? Want genade is juist wat het is omdat wij niet goed genoeg zijn! We zouden haast kunnen zeggen dat het een vereiste is dat we niet goed genoeg zijn. Er zou helemaal geen genade zijn als we goed genoeg waren. Genade vooronderstelt dat we niet goed genoeg zijn en dat we daar niets aan kunnen veranderen.

Misschien redeneert u: “Maar als ik begin zal ik het niet kunnen afmaken” – en je sluit genade weer buiten, omdat niemand van ons ooit één dag heeft kunnen leven zonder de genade van God, zoals we maar al te goed weten. We ontvangen genade om verder te gaan. “Maar ik zal nooit van nut kunnen zijn voor God – o nee, hoe zou ik ooit de Here kunnen dienen.” Als je dat zegt zet je de genade buiten de deur. Vraag de mensen die het meest door God gebruikt zijn, vraag deze man Paulus, die zo machtig gebruikt werd. Was het omdat hij zo’n goede opleiding had gehad, zo intelligent was, en zo’n krachtige wil had? Hij zal tegen u zeggen: “Zeker niet; dat alles zou me niet verder hebben kunnen brengen. Niets anders dan de genade van God heeft me mijn bediening doen vervullen.” U zegt: “Ik denk dat die grootse roeping waar u het over hebt, mij te hoog gegrepen is. Voor sommige mensen lukt het misschien wel, maar ik kan onmogelijk geloven dat het voor mij van toepassing is.” Wanneer u dat zegt sluit u opnieuw de genade buiten de deur, want het is de genade die het mogelijk maakt. Het was genade die onze naam heeft geschreven in het boek des levens van het Lam, en de genade die met ons begonnen is, zal het ook volmaken.

Het is alles uit genade. Werp uzelf op de genade van God. Ik ben er zeker van dat sommigen van ons die de Here al lang kennen, ontdekt hebben dat dit het enige is en we willen het opnieuw doen: ons alleen maar in de rivier werpen en ons door de stroom mee laten nemen – de rivier van Zijn genade.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.