Austin-Sparks.net

Stromen van Levend Water

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 2 - De Rivier en het Huis

We gaan nu naar één van de moeilijkste boeken in de bijbel, dat volgens mij toch één van de rijkste is. Het is het boek Ezechiël. We willen eerst lezen hoofdstuk 1:1,4,5a,15,16,20,22,26; en daarna hoofdstuk 47. Dit is een rechtstreeks vervolg op hoofdstuk 46. In vers 1 lezen we: “Hij bracht mij terug naar de ingang van het huis” en dat brengt ons terug naar wat daar stond over het huis. En nu gaat de schrijver verder: “… zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit, oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het altaar.” We moeten dit lezen in verband met de rest van het hoofdstuk en ook met het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 48. We komen daar nog op terug.

Laten we eerst nog even teruggaan naar ons sleutelvers in Johannes 7:37-39: “En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.”

“Stromen van levend water”. Om Ezechiël te begrijpen is het nodig om zeker te weten dat de profetieën van Ezechiël echt een boodschap voor onze tijd bevatten, voor ons, nu. Niet alleen dat er hier en daar interessante teksten staan die ons kunnen helpen, maar dat we hier de belichaming van Gods boodschap voor ons hebben. Als het dan zo is dat Ezechiël echt waarde heeft voor onze tijd, is dat alleen op geestelijk vlak. Er is veel geschiedenis en veel profetie. Die profetie ging al in vervulling terwijl Ezechiël zijn bediening vervulde. Maar het is van het grootste belang te beseffen dat in ieder geval, hoe je de profetieën ook interpreteert, hetzij historisch, profetisch of geestelijk, het historische en het symbolische slechts een tijdelijke uitdrukking zijn van het geestelijke. Dat geldt te allen tijde. Ik ken de verschillende interpretaties van deze profetieën, en ik zeg dit niet zomaar. Het geestelijke is altijd aanwezig en dat is het allerbelangrijkste. Het historische komt en gaat; het profetische heeft wel of niet een letterlijke vervulling, maar het geestelijke is de eeuwige en geestelijke essentie. Om die reden vinden we in Ezechiël niet alleen symbolen, maar een ware vertegenwoordiging van dat geestelijke element in onze tijd. Dit zullen we zien als we verder gaan en ik denk niet dat het moeilijk is om het duidelijk te maken.

De rivier en de troon

Ezechiël zegt dat hij van Godswege gezichten zag. We vragen ons dan af wat hij gezien heeft. Hij zag de hemel geopend; door die open hemel zag hij een troon en boven die troon “een gedaante, die er uitzag als een mens”. Dat was in de hemel. Dan zag hij ook iets tussen de hemel en de aarde: het middel waardoor de heerschappij van die troon uitgewerkt werd met betrekking tot de wereld, gesymboliseerd in vuur, in levende wezens en in de raderen. Vanaf dat punt volgt er een lange serie boodschappen met illustraties, gelijkenissen en tekenen om de boodschappen duidelijk over te brengen. Daarna een huis en een rivier en het land dat als erfenis verdeeld wordt en tenslotte een stad met als laatste woord: “De Here is aldaar." Zelfs met dit simpele en beknopte overzicht is het niet moeilijk in te zien dat dit betrekking heeft op meer dan alleen maar geschiedenis en tijdelijke gebeurtenissen. Het gaat hier duidelijk om zaken van geestelijke betekenis.

In deze studie gaat het ons voornamelijk om de rivier – “stromen van levend water”. En toch is het onmogelijk om de rivier alleen op zichzelf te bezien, want de rivier heeft alles te maken met de rest. Het heeft te maken met de troon; het heeft te maken met het huis, want het water stroomt van daaruit; en het heeft ook te maken met het land, want dat wordt erdoor bevochtigd. De rivier kan dus alleen begrepen worden en op zijn juiste waarde en betekenis geschat, als we de samenhang zien met die andere dingen.

We willen nu eerst de rivier zien in samenhang met de troon en het huis. Laat mij u herinneren aan het commentaar van Johannes op de woorden van Jezus over de “stromen van levend water” – “dit zeide Hij van de Geest”. En dat is het eigenlijke onderwerp waarover we spreken, de Geest, hoewel we de symbolen gebruiken. Dat commentaar van Johannes brengt ons heel dicht bij wat we hier in Ezechiël aantreffen. Men zegt wel dat de apostel Johannes het “adelaars” aspect van de cherubs, de levende wezens naar voren brengt. We laten dit nu rusten, maar ik wil zeggen dat de boodschap van Johannes nauw verwant is aan wat we in Ezechiël lezen. Hier is het uitgangspunt: “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” U moet eerst de Mens op de troon zien, voordat u de rivier kunt hebben. Dat commentaar van Johannes, waarbij hij koos voor de naam “Jezus”, introduceert meteen dit allesomvattende en allesbeheersende wonder –Gods plan aangaande de mens. Het is een mens op de troon, of “een gedaante, die er uitzag als een mens” en Johannes zegt: “Jezus was nog niet verheerlijkt” en kiest daarbij voor de naam die Zijn menszijn weergeeft, Jezus.

De goddelijke gedachte met betrekking tot de mens – eerst met een hoofdletter M en later met een kleine m – is dat door Hem de goddelijke volheid uitgegoten zou worden op heel Zijn erfdeel. Denk u dat eens in! Dat God bepaald heeft Zich uit te gieten in al Zijn volheid, op Zijn erfdeel, door de mens! Dat is wonderbaar! Als u Efeze 1:20 opslaat, leest u: “… die Hij heeft gewrocht in Christus … en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld” – daar is de Mens op de troon – “en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt” (Ef. 1:20-23). U kent in dit verband de Efezebrief: eerst Christus op de troon, daarna het huis – de gemeente als Zijn lichaam – één nieuwe mens, de corporatieve mens waarvan Hij het hoofd is, en dan uit Hem, in Zijn gemeente en door haar heen, Zijn volheid, stromen van levend water.

De rivier en het huis

Om het beeld van de rivier ten volle te kunnen begrijpen, moeten we eerst bepaalde dingen zien die Ezechiël zo duidelijk over het huis zegt. Want het huis is verbonden met de rivier en omgekeerd. Als je een tekening maakt van dit huis zoals Ezechiël het beschrijft, zie je eerst een groot vierkant terrein, en dan, daarbinnen, zie je de buitenste voorhof, dan de binnenste voorhof en dan het huis zelf met al haar vertrekken. Als je nu in dat grote vierkant diagonalen trekt van hoek tot hoek, wat zie je dan in het centrum van alles, op het snijpunt? Daar ziet u het altaar, en de rivier die daaruit stroomt. We laten het altaar nu even buiten beschouwing, want dat is een ander onderwerp, maar zoals u ziet komt de rivier rechtstreeks uit het middelpunt van alles – de rivier is centraal, strekt zich uit naar al het andere en is daarom met al het andere verbonden. Dit is de heilige Geest, die op alle terreinen werkt en met alles samenhangt.

a) Het huis getoond

Eerst is daar de Geest die het huis laat zien, die het openbaart. U weet dat er heel vaak in deze profetieën naar de Geest verwezen wordt. Hij domineert alle dingen – alles geschiedt door de Geest: “Toen hief de Geest mij op …”, “de Geest nam mij op …”, “de Geest voerde mij weg …”; alles was de werking van de Geest. In de eerste plaats openbaart de Geest dus het huis.

Voordat de ware betekenis van de volheid van leven gekend en gesmaakt kan worden, en voordat deze tot een concrete werkelijkheid verwezenlijkt kan worden, is het noodzakelijk dat het huis van God ten volle gezien wordt. De heilige Geest heeft in de eerste plaats te maken met het huis van God. Daarvoor is Hij gekomen. Dat is het doel van de Geest in deze bedeling. Pas op dat u niet afgetrokken wordt van het doel van deze bedeling! Er zijn allerlei andere interessante en fascinerende dingen over de toekomst en dergelijke, die niet het huidige doel van de heilige Geest zijn. De mensen worden helemaal gefascineerd door deze bijzaken. Het neemt hen volkomen in beslag en leidt hen af van het rechte spoor van het specifieke werk van de Geest in onze tijd. We mogen nooit vergeten dat het de gemeente is, het huis van God, die het doel van de Geest is en dat we nooit de waarde en zegeningen van de volle stroom van de Geest kennen, tenzij we op één lijn zijn met het doel van de Geest, het huis van God.

Dat heeft uiteraard heel veel consequenties, maar het eerste werk van de Geest is dat Hij de dienstknecht van God het huis laat zien. Het is iets groots, iets van het uiterste belang, iets wezenlijks om het doel van de Geest in onze bedeling te kunnen zien. Al het andere moet daarmee op één lijn komen. Zelfs in een werk voor God, een goed werk, een aanbevelenswaardig werk, als het iets wordt wat op zichzelf staat, niet in rechtstreeks verband met het centrale doel, en geen wezenlijk deel van de volle bedoeling van de Geest in onze tijd, dan kan die volheid van de Geest die de Heer zo verlangt bekend te maken niet gekend worden, evenmin als die activiteiten van de Geest die bij deze bedeling horen.



b) Het huis opgemeten

Het tweede punt is het opmeten van het huis, en dat wordt zeer gedetailleerd gedaan! Zelfs de kleinste onderdelen worden gemeten en de verschillende afmetingen worden vastgelegd. De Geest geeft de details aan van het huis van God, waarbij Hij het grootse ontwerp van het huis van God terugbrengt tot de details. Nu is het één ding om een algemeen idee of een algemene kennis van de gemeente te hebben – zoals de apostel Paulus bijvoorbeeld – maar zelfs Paulus geeft daarvan alle details, zelfs heel kleine. Toch zijn ze niet klein, omdat ze een onderdeel van het huis vormen. Er is niets waarop “privé” geschreven staat, er is niets dat er niet toe doet in het leven van hen die samen het huis van God vormen. Elk detail is belangrijk! Waarom zo lang stilstaan bij die onderdeeltjes en zoveel moeite doen om ze aandacht te geven, de maat ervan te nemen en die op te schrijven? Waarom niet alles samengevat door te zeggen dat het geheel zó groot is? Maar de Geest is uiterst precies, de Geest is zorgvuldig, de Geest slaat niets over en ziet niets over het hoofd. Als wij al onzorgvuldig zijn en onze verhouding met Gods kinderen niet zo belangrijk vinden en het voornemen van de Here en Zijn belangen veronachtzamen, de heilige Geest zeker niet. In de mate waarin wij het niet zo belangrijk vinden, frustreren we de Geest, we beperken de Geest, en omdat Hij de Geest des levens is, schaden we ons eigen leven.

Paulus, die de grote meesterbouwer is, bespreekt zoveel details op elk terrein van het leven – of beter gezegd, de Geest doet dat door Paulus heen. Wij moeten het Woord van God ernstig nemen; dat is zo belangrijk. Lees uw bijbel en lees hem aandachtig! Hoe vaak heb ik al gezegd dat je vaak goede christenen ziet die duidelijk de Schriften op verschillende manieren geweld aandoen. De Schrift zegt iets bepaalds en in hun leven is iets wat dat absoluut tegenspreekt. Waarom? Niet omdat ze dat bewust doen. Ze hebben de Schrift niet gelezen! De heilige Geest heeft het Woord gegeven en Hij waakt met jaloersheid over elk onderdeel ervan. Als u en ik werkelijk onder de heerschappij van de Geest staan, spreekt Hij ons aan op details. Geprezen zij God, Hij woont in ons en Hij stelt ons in staat om aandacht te schenken aan de details.

c) Het huis op orde

Dan lezen we hoe de Geest het huis op orde brengt. Hij geeft aan waar het ene detail hoort en wat de plaats van het andere is en wat de specifieke functie ervan is. Overal geeft Hij plaats en functie en verhoudingen aan. Voor Hem is het één compleet geheel, één goddelijke orde. Er is niets dat op zichzelf staat, niets wat de harmonie verbreekt; het is één prachtig, symmetrisch geheel. Het huis van God is op orde.

Nu begrijpt u wel wat ik in het begin gezegd heb. Want je kunt er niet omheen dat, als we de volheid van de rivier willen kennen, we onder de heerschappij van de heilige Geest moeten komen voor de orde in het huis van God. Dit betekent niet alleen in samenkomsten! Wij zijn het huis van God, altijd en overal, en niet alleen als we samenkomen. Van hemels standpunt gezien zijn we nog steeds het huis van God, zelfs als we niet samenzijn. En we zullen onze plaats moeten innemen onder deze orde van Gods huis. Dit kunnen we niet sterk genoeg benadrukken, omdat het iets heel ernstigs is, waarmee zoveel in ons leven samenhangt. Het betekent het verschil tussen verruiming en beperking, of wij onder de heerschappij staan van deze zeer ordelijke heilige Geest of niet. Als we onze plaats niet innemen of die plaats verlaten, brengen we vreselijke schade toe aan het huis van God, en we dwarsbomen het volledige plan van de heilige Geest in onze specifieke situatie. We moeten heel zeker weten dat we zijn waar we zijn omdat de heilige Geest zelf ons daar geplaatst heeft en ons daartoe gezalfd heeft en ons bekend gemaakt heeft dat dit het is waartoe Hij ons geroepen heeft. We zijn er niet zomaar toevallig terechtgekomen. We weten: dit is waar de heilige Geest mij geplaatst heeft, in deze relatie, in deze kring, in dit gezelschap, in deze plaats, en door mij hier te plaatsen heeft Hij een bedoeling met mijn plaats hier, en ik moet weten wat dat is en blijven binnen mijn geordende plaats en mijn functie vervullen, wat die ook moge zijn.

En er zijn talloze functies. Dit huis heeft zoveel aspecten! – alle duidelijk omschreven en toch hangen ze allemaal samen. De Geest moet ons onze plaats aanwijzen, niet wijzelf. Laat geen mens, als mens, als onderdeel van een of andere organisatie of instelling, u uw plaats aanwijzen, ook al gebeurt dit door godvrezende mensen, het moet van de Geest komen.

d) het huis getoond

In de vierde plaats zien we de Geest die een bevel geeft: “Gij mensenkind, wijs (Eng.V toon) het huis Israëls dit huis, opdat zij schaamrood worden …” (Ez. 43:10, S.V.). Dit is een bediening: je moet zelf gezien hebben voordat je kunt laten zien. En wat is de beste manier om het huis te tonen? Niet erover praten, niet erover denken, maar het zichtbaar maken. Wat de Heer wil is een presentatie van het huis. Dit is het principe, om het huis daadwerkelijk zichtbaar te maken, hier en daar en overal, zodat het volk van God kan zien waar de zegen van God is, waar de rivier stroomt en waar het leven is, waar geestelijke volheid is. “Wijs het huis Israëls dit huis.” Er is misschien wel nooit een tijd geweest dat er een grotere behoefte was dat er een voorbeeld van het huis van God zou zijn, waar je de rivier ziet stromen; waar het een werkelijkheid is.

Dit alles drukt de heerschappij van de Man en de troon uit – het is de Geest die werkt met betrekking tot de verheerlijkte Mens op de troon. “De Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” Johannes sprak in de verleden tijd; dat was toen; maar hij kon er aan toegevoegd hebben: “Maar zo is het nu niet. Jezus is nu verheerlijkt en de Geest is nu gegeven.” De Mens zit op de troon. Gods aangewezen en uitverkoren werktuig waar Hij Zichzelf door uitstort, is die verheerlijkte Mens, en dit alles is het werk van de Geest: om de rechten, Zijn hoofdschap, het gezag en de ordening van die verheerlijkte Mens en van die hemelse troon te laten zien.

Ik weet hoe zorgvuldig men moet zijn om bepaalde dingen te zeggen. Ik ben me bewust dat er een andere interpretatie gegeven kan worden aan wat ik nu zeg. Ziet u, de troon nu is de troon van een Mens – DE Mens. Gods gezag rust in een verheerlijkte Mens. De heerschappij van de hemel is door een verheerlijkte Mens. Dat was Gods gedachte toen Hij de mens maakte – “Alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen …” De heilige Geest werkt dat uit. En daarom is dit alles essentieel voor de rivier. Dit is het punt dat ik de hele tijd wil benadrukken. Dit alles is essentieel voor de rivier – het huis, de hemelse heerschappij in het huis, het soevereine gezag van de heilige Geest in alle zaken die het huis betreffen. Alles waarvan de rivier spreekt, heeft te maken met het huis, met de gemeente, met het lichaam van Christus. Waar vinden we de soevereine heerschappij van de Mens in de heerlijkheid uitgewerkt door de heilige Geest? Als het niet in de gemeente is, is het nergens. Het is wezenlijk voor ons om op het fundament te staan van het huis van God.

De naam die één maakt

Uiteraard wordt deze gemeente, dit huis van God niet hier letterlijk op aarde gevonden. Het is een hemels huis, het is een geestelijk huis. Maar het is een realiteit;.het is niet zomaar een mooie gedachte. Als u en ik gezamenlijk onze plaats innemen in de heilige Geest, zelfs al is het maar met één andere gelovige, staan we op wat we zouden kunnen noemen “gemeentegrond”. Als we samenkomen met een handjevol mensen in de naam van de Here Jezus – niet als iets wat tot stand gebracht is door de mens, maar in de heilige Geest – staan we op dezelfde grond. Dit geldt ook voor veel andere zaken. Het belangrijke hiervan is dat God zulke grond erkent. “Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn …” – niet “Waar twee of drie gezegd hebben: Laten we een samenkomst hebben, laten we een gemeente oprichten” – maar “zijn vergaderd in (into) mijn naam, daar ben Ik …” (Mat. 18:20). Dat is gemeentegrond. En dat loopt uit op: “De Here is aldaar” (Ez. 48:35); en overal waar dat gezegd kan worden, daar is het huis, dat is de gemeente. Het is een geestelijk iets, niet gearrangeerd of georganiseerd, niet iets wat we besloten hebben te doen, maar, omdat we de Here toebehoren en Zijn naam dragen die over ons uitgeroepen is en omdat we vergaderd zijn in die naam, de naam die verenigt, daar is Hij aanwezig. De naam is de eenmakende factor.

Er staat hierover iets in Johannes 10. “Hij roept zijn eigen schapen bij name” (vers 3). Welke naam? Hij roept ze niet bij de naam Jan, Piet en Klaas en wat voor andere naam ze ook mogen hebben. Dat betekent het niet. Er staat niet: “Hij roept zijn eigen schapen bij hun namen”, maar “bij name”. Welke naam? De evangeliën geven veel gelijkenissen en beelden, en nog niet de volle betekenis. Pas later wordt de volle betekenis door de apostelen aangegeven. “De goede naam welke over u aangeroepen is” (Jac. 2:7). “Dopen in de naam van de Here Jezus” (Hand. 19:5). En wij worden bij Zijn naam geroepen.

Ik wil dit illustreren met iets dat ik in het Oosten gezien heb. Op een keer was ik ergens waar het dor en woest was, en ik zag een paar herders die van verschillende kanten kwamen met hun kudden, naar een bron toe. En toen ze daar aankwamen, vermengden de kudden zich totaal terwijl de herders aan de kant gingen zitten en rustpauze hadden. Ik dacht bij mezelf: al die schapen lopen door elkaar nu; hoe zullen ze die ooit weer uitzoeken? Nadat ze uitgepraat waren, gingen de herders uit elkaar in verschillende richtingen. Eén herder liep gewoon weg en liet zijn kudde, vermengd met de andere achter. Op een in het oog vallend punt keerde hij zich om en liet slechts één roep horen, één toon – ik veronderstelde dat het een naam was – die ik onmogelijk kon imiteren. Het was maar één bepaald geluid, en hij herhaalde het en de echo daarvan drong door tot waar de schapen waren. Toen zag ik hoe de kudde zich opsplitste en zich verdeelde, en alle schapen van deze herder gingen naar hem toe en volgden hem. Hij had maar één woord gebruikt, één naam en die kenden ze! Hij riep hen – niet bij al hun eigen namen – maar bij één naam en die naam maakte hen tot één, maakte hen tot een kudde, één geheel met die herder.

Nu, dat is de letterlijke vervulling van wat Jezus zei: “Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij” (Joh. 10:27). Het is de Naam die verenigt en één maakt – de Naam! Dat is gemeentegrond. We zijn samen verbonden door de Naam. Als we op die grond staan, wandelen we in de weg van de Geest, de weg des levens. U kent de rest van dat schriftgedeelte. “Ik geef hun eeuwig leven.” – het is de weg des levens – “… en niemand zal ze uit mijn hand roven” – het is de weg van veiligheid (:28). Dat is de betekenis van staan op wat wij noemen gemeentegrond. Dit is ongelofelijk belangrijk, zowel voor veiligheid als voor voedsel.

De rivier en de opstanding

Om terug te keren naar Ezechiël, dat is de weg van de rivier. “Stromen van levend water.” Toen Jezus deze woorden uitsprak was Hij in de tempel en het was op het loofhuttenfeest. U weet misschien dat het loofhuttenfeest één specifiek kenmerk had dat geen enkel ander feest had. Het had een achtste dag; geen van de andere feesten had die. De achtste dag was de “de laatste dag, de grote dag van het feest” (Joh. 7:37) en het onderscheidde dat feest van al de andere. Wat is de achtste dag? Het is voor christenen de eerste dag, de dag van de opstanding. Acht is altijd het getal van de opstanding, en de achtste dag wordt de eerste. Dit is de wet van het octaaf: de achtste is een herhaling van de eerste. De achtste dag is de eerste dag: het is de dag van de opstanding en het is de dag van het leven, leven in overvloed. “Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis” (1 Pet. 1:3,4). Dat is de achtste dag van de erfenis – de dag van opstanding – het loofhuttenfeest. Het is leven, overvloedig leven. Het is “stromen van levend water”, in opstandingseenheid met Hem, door geloof.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.