door T. Austin-Sparks
Hoofdstuk 1 - De Rivier des Levens
Ons sleutelvers vinden we in Johannes 7:37 tot en met 39:
“En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.”
We willen vooral letten op de woorden “stromen van levend water”. Daaromheen willen we enkele andere schriftgedeelten plaatsen. In de eerste plaats Genesis 2:10:
“Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen.”
Dan Ezechiël 47:1:
“Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit, oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het altaar.”
Kijk ook even naar de rest van het hoofdstuk om je geheugen wat op te frissen. Dan gaan we weer naar Johannes, hoofdstuk 4:14:
“Wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.”
En tenslotte Openbaring 22:1 en 2:
“En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.”
“Stromen van levend water.” Het commentaar van Johannes op deze woorden van Jezus – geschreven lang nadat Jezus dit zei – was: “Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.” Het eerste gedeelte van dit commentaar geeft ons de sleutel tot de betekenis van alle rivieren in de bijbel. Het is de heilige Geest. Als we al die verwijzingen naar rivieren, bronnen en stromend water, die we zojuist gelezen hebben, als symbolen zien van de heilige Geest, dan hebben we bepaalde heel eenvoudig en duidelijk omlijnde gedachten van God.
Gods bedoeling voor Zijn volk
Dit is Gods gedachte voor Zijn volk: dat de heilige Geest als “stromen van levend water” zou zijn. Dat is Gods bedoeling. Iets anders dan dat schiet te kort of is in tegenspraak met Gods gedachte. De bijbel begint en eindigt ermee. In zekere zin wordt de hele bijbel hierin samengevat: Gods gedachte en Gods bedoeling is datgene wat bedoeld is met “stromen van levend water”. Dit alles geeft aan hoe graag God wil geven, dat is Zijn aard. We zien God als iemand die verlangt te geven, wiens natuur het is te geven, en wel overvloedig. Dat is het simpele basisfeit over God, dat we in geloof mogen vastgrijpen.
Als we in een warm land zijn en fijn gaan picknicken, dan is het noodzakelijk dat we water vinden. Maar als we veel ervaring hebben, gaan we er niet zomaar op uit om water te zoeken. We kijken rond om te zien of er ergens groen is, gebladerte, en we weten dan dat het water nooit ver weg kan zijn. Dus lopen we naar die groene plek toe en ja hoor, we treffen een stroompje aan. En zo kun je ook altijd zeggen of de Heer ergens werkelijk aanwezig is, of is geweest, aan het “geestelijke” groen en het gebladerte. De Heer laat zo Zijn sporen na, dat is Zijn aard, Zijn karakter.
Dit is dus Gods gedachte en uit de schriftplaatsen die we gelezen hebben, kunnen we nog meer dingen opmerken over Gods gedachte en bedoeling, heel eenvoudige dingen. Gods gedachte voor de individuele gelovige is dit: “als iemand dorst heeft …” “Wie in Mij gelooft … uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien …” Dat staat in het enkelvoud. De gedachte van God omtrent ons, individueel, is dat uit ons stromen van levend water zullen vloeien. Die individuele kant zien we heel duidelijk in het gesprek van de Heer met de vrouw bij de put van Sichar – “zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.”
Maar dit is ook Zijn gedachte voor de gemeente. In de laatste hoofdstukken van het boek Openbaring zien we de stad, met de rivier “midden op haar straat”. Als dat een symbolische uitbeelding is van de gemeente, wat wij stellig geloven, dan is Gods visie voor de gemeente aan het eind, dat er vanuit de gemeente, de stad, een overstromende volheid is van levend water, van water des levens, en daar werkt God in alles steeds naartoe. En wat waar is van de gemeente als geheel, universeel, is natuurlijk ook bedoeld voor iedere plaatselijke uitdrukking daarvan. Gods bedoeling voor iedere plaatselijke gemeente, waar dan ook, is dat uit hun midden stromen van levend water zullen vloeien. U hebt de overeenkomst tussen het boek Genesis en het boek Openbaring opgemerkt. In Genesis lezen we dat de Here een hof plantte (Gen. 2:8). In Openbaring: “Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is (Op. 2:7). De laatste hoofdstukken van Openbaring laten ons de boom des levens zien bij de rivier van het water des levens. De hof in Genesis is dus een voorafschaduwing van de gemeente, en van het paradijs van God: Gods eeuwige gedachte, Zijn eeuwig voornemen om iets te hebben van waaruit Zijn rivieren stromen.
Uitstroming het geheim van instroming
Laten we heel duidelijk zijn: als wij, individueel of collectief, plaatselijk of universeel, onze “uitstroming” verliezen, verliezen we daarmee de rechtvaardiging van ons bestaan! Dit punt van uitstroming moet met de grootste zorg bewaakt worden! Het gevaar bestaat dat we ons alleen maar vullen, naar ons toe trekken, niet alleen individueel, maar ook collectief. Wat wordt er ontzettend veel energie besteed en activiteit en georganiseer en wat al niet met het proberen mensen naar ons toe te trekken, bij elkaar te krijgen en iets groots te maken! Kijk maar naar alle attracties die bedacht worden, al de inspanning om binnen te halen, te brengen naar onze groep of organisatie en die op te bouwen. Dat is de gebruikelijke manier toch, nietwaar? Het lijkt wel of men geen andere manier kent. Maar dat is niet Gods manier; dat is nooit Gods orde geweest. Iets dergelijks vind je absoluut niet in de bijbel. Gods weg is: giet jezelf uit en je zult ontvangen – het komt terug. Als er maar genoeg uit je stroomt, een grote stroom, met kracht, komt het terug, in overstromende golven.
De Here zegt dit op een andere manier: “Geef en u zal gegeven worden” en Hij vervolgde: “Een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot werpen” (Luc. 6:38). Weet u, dat is Gods principe – een levensprincipe. Wilt u ontvangen, wilt u volheid, wilt u ruimer worden? Wilt u alles ontvangen wat besloten ligt in “stromen van levend water”? Het komt door te geven; het is de beloning voor uitgieten. Uiteraard heb je iets nodig om uit te gieten, om te geven, maar dat brengt ons terug bij Gods gedachte. Johannes, deze oude man, neemt na een lang leven van bediening, werk en dienstbetoon, aan het eind van zijn leven deze woorden van de Here Jezus en zegt dan: “Dit is wat Hij bedoelde!” Lees het goed en besef wat het inhoudt. Een oude man van wie je zou kunnen zeggen dat hij aan het eind van zijn latijn is – hij heeft al die jaren gegeven en zal nu zo langzamerhand wel uitgeput zijn, maar hij zegt: dit is wat Jezus bedoelde! De heilige Geest is in de gelovige als een stroom van levend water dat uitgestort wordt. Geve God dat wij zo ook tot het laatst toe nooit zullen uitdrogen.
Dit is wat de Heer bedoelt en dit is de eigenlijke aard van bediening. Het is het geheim van het leven. Als we naar onszelf toe trekken, worden we een doel op onszelf. Maar als we naar buiten gericht zijn en altijd de Here vragen om iets wat we kunnen geven, worden we zelf verrijkt en verruimd. Het is het geheim van het leven. Het is het geheim van dienen. Zie hoe vanaf de dag dat de rivier ontsloten werd in Jeruzalem – de Pinksterdag – iedereen gekenmerkt werd door de bereidheid om te geven. Petrus en Johannes, die naar de tempel gingen en de verlamde zagen zitten die om een aalmoes vroeg, zeiden: “Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb, geef ik u” (Hand. 3:6). Het is de gezindheid van geven die de gemeente in de eerste tijd kenmerkte, omdat de rivier ontsprongen was.
Er is een verhaal over Thomas van Aquino en de paus uit zijn tijd. Thomas ging op een dag naar de paus die bezig was een groot bedrag aan geld te tellen. De paus zei: “Zie je, Thomas, de kerk kan niet meer zeggen: Zilver en goud heb ik niet.” “Nee”, zei Thomas bedroefd, “helaas ook niet: Sta op en wandel.”
Het ware geheim van leven en bediening is het gevolg van de “uitstroming”, niet de zelfzuchtige voldoening van de “instroming”. Als wij, persoonlijk of gezamenlijk, proberen naar ons toe te trekken, worden de dingen gekunsteld; met andere woorden, wij moeten alles doen en alles op alles zetten om het voor elkaar te krijgen. Maar als wij bereid zijn te geven, onszelf uit te gieten zodat anderen daardoor gezegend worden, is het niet gekunsteld of gemaakt – het is spontaan.
Kenmerken van levend water
Wat wij tot nu toe gezegd hebben heeft alles te maken met de functie, de functie van de Geest, de functie van de gemeente, de functie van de individuele gelovige, namelijk om een vat te zijn voor Gods volheid, waar deze volheid uitstroomt. We willen nu iets meer zeggen over het wezen van dit leven, deze bediening, over de kenmerken dus van de Geest als water. Ze zijn heel simpel. De definitie is dat het levend water is. Dat is dat de uitwerking van het leven van de gelovige en van de gemeente, plaatselijk en wereldwijd, is dat er overal leven komt. Dat is altijd de toets. Dat is altijd het definitieve bewijs van de waarheid. Het is niet rationeel – dat wil zeggen, we kunnen het niet beredeneren en met onze argumenten iemand overtuigen dat wij gelijk hebben. Dat uiteindelijke bewijs van de waarheid is vitaliteit, niet alleen wat het op zichzelf is, ook al is het waar, maar de uitwerking ervan. Dat effect, die uitwerking, moet altijd leven zijn; leven en waarheid gaan samen. Het bewijs van alles is te vinden in het leven dat het gevolg ervan is, kan zijn, en als het de gelegenheid geboden wordt, ook zal zijn. De bedoeling van de Heer is daarom dat onze aanwezigheid, de som van ons leven, zou moeten betekenen dat anderen leven en dat er voorwaarden voor leven zijn geschapen.
Een volgend blijk van de rivier is vruchtbaarheid. Het is niet nodig om alle schriftplaatsen op te noemen; u kent ze wel. Vruchtbaarheid is een wezenlijke eigenschap voor levend water. We hebben in de bijbel minstens één voorbeeld van water dat niet levend was – dat we “dood water” zouden kunnen noemen (2 Kon. 2:19-22). Er ontbrak een element en het gevolg was, zoals u weet, dat de vruchten van de boom vielen voor ze rijp waren – niet één bereikte zijn einddoel. Het was dood water! En de mannen van Jericho zeiden: “Het water is slecht.” Maar de profeet veranderde dat.
Wat geven wij? Dood water, zodat niets doorgaat en rijpt? Dat is niet Gods gedachte. Levend water betekent vruchtbaarheid; het betekent productiviteit en voortplanting; het betekent overvloed. “Langs de oever van de beek stonden aan weerszijden zeer veel bomen” (Ez. 47:7). “Zeer veel bomen”. Dat is Gods gedachte – dat als u en ik te zijner tijd van dit toneel verdwijnen, we een getuigenis achterlaten in vele “bomen”, in veel levens, dat God met ons was en het water door ons heen die levens aangeraakt heeft. Ook dit geldt zowel individueel als collectief.
Het volgende kenmerk is frisheid. Levend water is fris water, vers water. Het feit dat er iedere maand vrucht was, spreekt van versheid, nietwaar? Het lijkt bijna alsof niets oud mocht worden. Ouderdom werd tijdig voorkomen. Voordat er tekenen van ouderdom zichtbaar waren, werd er iets vers geproduceerd.
Er zijn andere illustraties in de bijbel van ditzelfde vernieuwingsprincipe. We lezen over “opvaren met vleugelen als arenden”, “lopen zonder moe te worden”, “wandelen zonder mat te worden”. Die zinsneden worden voorafgegaan door: “Jongelingen worden moe en mat” (Jes. 40:30,31). Het is dus iets wat niet natuurlijk is. In de jeugd verwacht je te lopen zonder moe of mat te worden, maar hier is iets wat totaal anders is, dat daarbovenuit gaat – er is nieuwheid, frisheid, vernieuwing, de hele tijd door. “Wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht.” Dit is iets wat ons geloof mag grijpen.
Dan het volgend punt: onverzettelijke volharding. “Stromen van levend water”. Er is een enorme onverzettelijkheid in een grote rivier. Ik heb de Eufraat en de Tigris gezien, waarvan gesproken wordt in Genesis 2:10. Wat een ongelofelijke hoeveelheid water stroomt daar door, dat alles met zich meesleurt met grote kracht en geweld. Alles wat in de weg staat wordt onverbiddelijk meegesleurd. Dit is een beeld van de heilige Geest. Zo is Hij – stromen van levend water die alsmaar doorgaan, onophoudelijk. Maar vergeet niet dat we moeten beseffen dat dat eerst in ons moet zijn, en dan uit ons binnenste moet stromen. Prijs God voor de telkens terugkerende vernieuwingen van de heilige Geest, die maken dat wij door kunnen geven. Prijs God voor Zijn aanhoudend doorgaan! Waar zouden wij zijn zonder de heilige Geest? Waar zouden we vandaag zijn als Hij niet zo volhardend doorgegaan was? Telkens weer is Hij er.
We willen nog iets opmerken: de aanwezigheid van bomen aan weerszijden die tot geneesmiddel zijn. Hoeveel heeft het Woord te zeggen over het genezingbrengende werk van de heilige Geest! Als we de heilige Geest Zijn gang laten gaan, zal Hij altijd gezonde toestanden brengen. Alle kwaadaardige kwalen en geestelijke ziekten die de gemeente aantasten, worden weggenomen als de Geest vrij spel heeft. Ongezonde toestanden betekenen dat de heilige Geest ergens gehinderd wordt. Deze volheid van goddelijk leven moet ons samen geestelijk gezond maken, vol levenskracht en vol groeikracht.
En tenslotte: Psalm 46:5: “Een rivier – haar stromen verheugen de stad Gods”. Er is blijdschap bij de rivier.
De uitdaging
Dit alles is heel eenvoudig; het is maar een begin, een fundament. Maar het is een uitdaging, een test, en misschien wel een berisping. Is het dat voor u? Voor mij wel; het beproeft me, onderzoekt me, het spreekt tot mij en het zegt: “Dit is wat de Here wil en dit is wat de Here voor ons bereid heeft en dit is wat de Here doet als we Hem Zijn gang laten gaan. Maar ik wijs u op de woorden van de Here Jezus: “Indien iemand dorst heeft … wie in Mij gelooft …” Deze woorden testen ons geloof: gelooft u dat dit voor u mogelijk is, voor u? Gelooft u dat het ook in u zo kan zijn? Of is dit zomaar een algemeen mooi groots idee, dat niet persoonlijk voor u bedoeld is en kunt u onmogelijk zien hoe dit ooit waar kan zijn in uw leven? De Here Jezus zegt heel simpel tot u persoonlijk: “Wie in Mij gelooft …” Voelt u zich droog, uitgedroogd? Geloof kan die situatie veranderen. En het is niet alleen maar geloof dat de situatie verandert, het is geloof in wat God gezegd heeft. Het is iets waar geloof de hand op legt, iets wat je door geloof vast moet grijpen. “Wie gelooft … uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.
Als dit niet waar is voor ons als Gods volk, individueel en collectief, hebben we geen recht om te zeggen dat we Gods volk zijn. Het schijnt mij toe dat dit het hart van de test en berisping van de Here is aan het adres van de gemeenten in Asia in het begin van het boek Openbaring. Sommige daarvan waren erg met zichzelf ingenomen, andere waren op andere manieren op zichzelf gericht. Het probleem schijnt geweest te zijn dat de stromen niet uitvloeiden. “Als de stromen niet uit je binnenste vloeien”, zegt de Here, “dan is het niet gerechtvaardigd dat jullie jezelf een gemeente noemen, een volk van God.” Maar de troost, de bemoediging is dat als God het als Zijn wil heeft laten zien en als Hij het tot de rechtvaardiging van ons bestaan heeft gemaakt en Hij zeker voorzien heeft door Zijn Geest te geven – en Hij geeft Zijn Geest niet met mate – dan kan het werkelijkheid worden, het is mogelijk!
Ik geloof dat de Here het herstel hiervan verlangt in Zijn volk op nieuwe wijze. Maar wij moeten te allen tijde heel zeker zijn van onze grond en we moeten ook zeker zijn dat de Here het wil en dit bedoelt. Kunnen we echt aantonen dat de Here dit bedoelt, dat dit de wil van God is? Als ik maar ten volle verzekerd ben dat iets de wil van God is, dan kan ik verder. En het staat er. De Here heeft laten zien dat Hij een God is die wil geven, en niet een klein beetje, en dat Hij Zichzelf door ons heen wil uitgieten – alleen maar Zich uitgieten door ons heen. “Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” – dat is Zijn verlangen. Dat onze overdenkingen dat mogen uitwerken, zodat alle droge kanalen vol worden, dat al het dorre land doordrenkt zal worden en de lage stand van het water, de eb van ons geestelijk leven, plaats maakt voor een springvloed. En op nieuwe wijze, hoewel we van onszelf weten dat we absoluut niets zijn van onszelf, individueel en collectief, zal het bekend worden dat de Here zo door ons heen werkt. Het is niet teveel gezegd als we beweren dat er een grotere mate van leven uit ons kan vloeien tot aan de einden der aarde, vanwege dat wat de Here in ons doet. Laten we dat in geloof vasthouden.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.