door T. Austin-Sparks
“Toen zeide Elia tot het gehele volk: Nadert tot mij. En het gehele volk naderde tot hem. Daarop herstelde hij het altaar des HEREN, dat omvergehaald was. Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jakob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn. Hij bouwde met de stenen een altaar in de naam des HEREN, en maakte rondom het altaar een groeve ter wijdte van twee maten zaad... Op de tijd nu, dat men het avondoffer brengt, trad de profeet Elia naar voren en zeide: HERE, God van Abraham, Isaak en Israël, heden moge bekend worden, dat Gij God zijt in Israël, en dat ik uw knecht ben, en op uw bevel al deze dingen doe. Antwoord mij, HERE, antwoord mij, opdat dit volk wete, dat Gij, HERE, God zijt, en dat Gij hun hart weer terugneigt. Toen schoot het vuur des HEREN neer en verteerde het brandoffer, het hout, de stenen en de aarde, en lekte het water in de groeve op... Toen ging Achab heen om te eten en te drinken. Elia echter klom naar de hoogte van de Karmel, boog zich ter aarde en legde zijn aangezicht tussen zijn knieën. Daarop zeide hij tot zijn knecht: Klim omhoog, zie uit naar de zeekant. Hij klom omhoog en zag uit, maar zeide: Er is niets. Daarop zeide hij: Ga weer. Tot zevenmaal toe. Bij de zevende maal nu zeide hij: Zie, een wolkje als eens mans hand stijgt op uit de zee. Toen zeide hij: Ga heen, zeg aan Achab: Span in en daal af, laat de stortregen u niet ophouden. Toen, in een oogwenk, werd de hemel zwart van wolken en wind, en viel er een zware stortregen. Daarop reed Achab weg en ging naar Jizreël” (1 Kon. 18:30-32; 36-38; 42-45).
“Elia was slechts een mens zoals wij en hij bad een gebed, dat het niet regenen zou, en het regende niet op het land, drie jaar en zes maanden lang; en hij bad opnieuw, en de hemel gaf regen en de aarde deed haar vrucht uitspruiten” (Jac. 5:17,18).
“En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen” (Efeze 6:18).
We willen nu nader ingaan op het feit dat de duivel tussenbeide probeert te komen tijdens ons bidden, om het te onderbreken. En niet alleen tijdens ons bidden. Hij heeft een geraffineerde manier om de continuïteit van een gebedsleven aan te tasten. Misschien is het u een week lang, of langer, gelukt om een tijd van gebed apart te zetten en dan gebeurt er ineens iets wat die continuïteit verbreekt en dan bent u het weer kwijt. En na een tijd merkt u dat er een geweldige strijd gestreden moet worden om dat gebedsleven weer terug te krijgen. Velen van ons hebben een geschiedenis van een gebedsleven bij vlagen. Telkens weer is het noodzakelijk verloren gebedsterrein terug te winnen, nadat we afgegleden zijn. Dat is gebeurd doordat de vijand er tussen kwam. Daar moeten we een wacht uitzetten. We zullen vooral op onze hoede moeten zijn voor reacties op een intensieve tijd van gebed, waarbij we verslappen en het gevoel hebben dat we nu, na zo’n inspannende tijd, wel een geestelijke vakantie kunnen nemen. Hier schuilt altijd een zeer groot gevaar in, zoals bij David bleek. In een tijd dat de koningen ten strijde trokken, ging David het dak van zijn huis op. En zo zal de vijand dat wat hij aanvankelijk niet kon verhinderen en waar hij niet tussenbeide kon komen, achteraf nog proberen te vernietigen en van zijn kracht te beroven. Misschien gaat het een hele tijd goed, misschien wel lange tijd achter elkaar, maar de vijand is er altijd op uit, ook al kan hij ons gebedsleven niet rechtstreeks aanvallen, om het van kracht te beroven vanuit een andere invalshoek, die er schijnbaar weinig mee te maken heeft. Zo worden we indirect lam gelegd. Ons gebedsleven kan heel sterk en goed en constant zijn, en dan gebeurt er plotseling iets op een ander terrein van ons leven, misschien in betrekking tot iemand anders. Iets wat, als we daarna willen bidden, een rechtstreekse aanval op ons gebedsleven blijkt te zijn en we kunnen niet verder voor dat weer in orde is. We moeten inzien dat al deze dingen alleen maar pogingen van de vijand zijn om direct of indirect ons gebedsleven kapot te maken of te onderbreken. Zo komen we tot de ontdekking dat het gebedsleven het punt is waar alles om draait.
Als we werkelijk gaan bidden, in alle ernst, ontdekken we waar we precies staan in alle relaties in ons leven. De ongerechtigheid die we in ons hart koesteren heeft misschien niet rechtstreeks te maken met ons gebedsleven, maar indirect schakelt het ons uit. Dingen die van minder belang schijnen, hebben toch alles te maken met ons gebedsleven. De vijand gebruikt al deze dingen om ons gebedsleven te vernietigen. Als we werkelijk gaan bidden, merken we hoe het er voorstaat op alle terreinen in ons leven. Misschien zien we op dat moment niet wat de werkelijke betekenis van iets is, of het nu een verbroken gemeenschap betreft, of een moeilijke relatie, verschil van mening of een breuk met iemand. De volle betekenis daarvan dringt pas tot ons door als we ons gebedsleven weer willen hervatten. Dan zien we dat het de kern van ons gebed heeft geraakt en we kunnen niet meer verder. Zolang de situatie zo blijft, stagneert ons gebed. Zo ontdekken we hoe subtiel de vijand van buiten naar binnen werkt. Hij gooit als het ware stenen van buitenaf om het gebedsleven onmogelijk te maken en te vernielen. U begrijpt wel wat ik bedoel. De ervaring heeft het u al geleerd.
Het alomvattende gebed
We willen nu ons onderwerp in een iets wijder verband zien. Het bijbelgedeelte dat we gelezen hebben in Koningen, het verhaal van Elia op de Karmel, is ongetwijfeld een oudtestamentische illustratie van de nieuwtestamentische waarheid zoals we die gelezen hebben in Efeze 6. Deze twee gedeelten zijn type en antitype. Ze hebben gemeenschappelijk dat de strijd plaatsheeft in de hemelse gewesten. Wat Jacobus zegt plaatst alles in de hemelse gewesten, het openen en sluiten van de hemelen, de heerschappij van de hemel; deze strijd heeft te maken met de hemelse gewesten: “Wij hebben ... te worstelen ... in de hemelse gewesten.” Zo was de strijd van Elia werkelijk een strijd in de hemelse gewesten, waar hemelse machten bij betrokken waren. Dat hebben deze twee schriftgedeelten gemeenschappelijk.
Deze speciale geestelijke strijd, waar wij in terechtkomen als we Gods volle voornemen en Getuigenis in Christus zijn binnengegaan, heeft uiteindelijk te maken met de heerschappij van de hemelse gewesten. Wie gaat er regeren in de hemelse gewesten? Daar zijn overheden en machten en wereldbeheersers van deze duisternis en de boze geesten in de hemelse gewesten die de plaats van heerschappij hebben ingenomen, de wereldbeheersers. Zij hebben deze plaats onrechtmatig in bezit genomen. Dat is niet Gods eeuwige gedachte en zeker niet Gods wil. Christus het Hoofd en Zijn gemeente als Zijn leden, zijn volgens Gods bedoeling geroepen om te heersen in de hemelse gewesten, om te regeren vanuit de hemelse gewesten. Het gaat er om of de hemelse gewesten satanisch zullen blijven of dat ze de uitdrukking zullen zijn van de absolute heerschappij van de Here Jezus in en door Zijn gemeente, die Zijn lichaam is. Het gaat om de hemelse gewesten; daar ligt onze strijd. Daar speelt de oorlog zich af en daar heeft ons gebedsleven alles mee te maken. Het gaat niet slechts om de incidenten in ons dagelijks leven hier op aarde. Als Gods volk de betekenis hiervan maar zou beseffen! Te vaak gaat het in ons gebed hoofdzakelijk om gewone, minder belangrijke aardse dingen. Het grootste deel van de tijd vertellen we de Heer over al de kleine dingetjes van ons dagelijks leven, die, hoewel ze voor ons belangrijk kunnen zijn en wezenlijk voor ons aardse leven, niets te maken hebben met de uiteindelijke dingen waar het in Gods voornemen om gaat.
Wat een verschil is het als we bidden tegen de geweldige machten van het heelal en de hemelse dingen erdoor bidden. Het is nodig dat Gods volk opstijgt in gebed, zodat het de machtige, hemelse en eeuwige dingen raakt, die er zo doorheen gebeden kunnen worden. Het is zo nodig dat wij, wat het gebed betreft, in onze hemelse positie gebracht worden, waar de werkelijk geestelijke dingen die achter de gewone schuilen, geraakt worden. Heel vaak laat de Here het toe dat onze gebeden niet zo doeltreffend zijn in de aardse details van ons leven, want Hij wil dat we zullen inzien dat er iets achter deze dingen ligt wat veel belangrijker is. U bidt dat er iets zal gebeuren, dat er een verandering zal komen, maar er gebeurt niets. Nadat je uitputtend voor deze zaak gebeden hebt, probeert de Here je te laten zien dat er een geestelijke sleutel voor die situatie is. Hij kan dat aardse punt niet zomaar voor je verhoren, omdat dat op geen enkele wijze je geestelijke groei of inzicht of kennis zou bevorderen. De Here verhoort geen gebeden, omdat jij Hem dat vraagt. Hij wil ons onderwijzen en nieuwe dingen leren, zodat we de geestelijke achtergronden verstaan en geestelijke dingen zullen verkrijgen. Het zijn dus de hemelse gewesten waar deze strijd zich afspeelt.
De Gemeente — aanleiding tot de strijd
Wat is de aanleiding? Waar gaat het om? Zowel in 1 Koningen 18 als in Efeze 6 blijkt uit het verband dat de aanleiding tot de strijd de gemeente is. Alles draait om de gemeente. In 1 Koningen 18 gaat het uiteraard om het volk van God en het was Elia’s gebed dat hun hart tot God terug zou keren. Het gaat om Gods volk. Daar is zijn gebed op gericht en hij laat het hele volk dichtbij komen en betrekt hen erin, want het gaat hun aan. In de Efezebrief gaat het vanaf het begin om de Gemeente die Zijn lichaam is. Dit is de aanleiding tot de strijd. Een strijd in de hemelse gewesten met betrekking tot de Gemeente, het lichaam van Christus. Daar willen we twee dingen over opmerken. In de eerste plaats dat het niet slechts een persoonlijke zaak is; het is collectief en “gezamenlijk” (Eng. “corporate”). Deze strijd heeft te maken met het hele lichaam van Christus en de strijd van ieder persoonlijk hangt daarmee samen. Deze heeft te maken met alle andere heiligen. We zijn geestelijk zo nauw met elkaar verbonden, dat als er één lid de nederlaag lijdt, het gehele lichaam er in geestelijke zin onder lijdt. Misschien weet het niet waarom en is het zich niet bewust dat het ergens onder lijdt, maar het Hoofd beseft het zeker dat er verlies is voor het hele lichaam, zelfs als maar één lid een nederlaag lijdt. De strijd heeft met het geheel te maken. Daarom probeert de vijand individuele leden van het lichaam te isoleren en ze zozeer onder druk te zetten dat ze verpletterd worden, omdat hij niet alleen de waarde van een lid op zichzelf kent, maar ook van de betrokkenheid van de leden tot elkaar. Daarom benadrukt de heilige Geest zo de noodzaak om te bidden voor alle heiligen, om als gemeente te bidden, het eenparige gebed van Gods volk. Als dat gebed er niet is, is er verlies voor Christus het Hoofd.
De verheerlijkte Christus — doel van de strijd
Het tweede punt dat we naar voren willen brengen is dat het uiteindelijk ook niet gaat om de Gemeente als het Lichaam, hoewel die wel de direkte aanleiding vormt. We mogen de Gemeente, het Lichaam van Christus, niet de allereerste plaats geven. Het is de aanleiding, maar niet datgene waar het uiteindelijk om gaat. De Gemeente, het Lichaam van Christus, is Zijn instrument, Zijn werktuig om Zijn getuigenis te zijn. Zijn getuigenis ligt in het Lichaam. Zo was het in Zijn opstanding; het getuigenis van Zijn verhoging, het getuigenis van Zijn verheerlijking, het getuigenis van Zijn allesomvattende macht in hemel en op aarde legde Hij met Pinksteren in de gemeente. Wat de tempel was in het Oude Testament, als het heiligdom, dat de heerlijkheid Gods bevatte, zo is het Lichaam van Christus in het Nieuwe Testament het heiligdom van Zijn heerlijkheid, Zijn getuigenis, Zijn Naam. En daarom richt de vijand zijn aandacht op dat uitverkoren werktuig, de Gemeente als het Lichaam van Christus, om zo uiteindelijk die heerlijkheid, die Naam, die verhoging te treffen. En zo is de gemeente de aanleiding tot de strijd geworden, maar niet het doel. Hij probeert de Christus, Zijn Naam, Zijn heerlijkheid te treffen via het Lichaam. We weten dat dit in het Oude Testament zo was.
Toen Israël in een toestand van geestelijk verval verkeerde, werden Gods eer en heerlijkheid, Zijn Naam en majesteit overschaduwd, aan het oog onttrokken. Wanneer het goed ging met het geestelijk leven in Israël, scheen het getuigenis van Jahweh in volle kracht. In het Nieuwe Testament en in onze dagen onteert de vijand de Heer door het geestelijk leven van Gods volk te vernietigen of de gemeenschap der heiligen te verbreken. Zo wordt de Gemeente, het Lichaam, de aanleiding tot de strijd wegens haar door God bepaalde roeping en bestemming. De bittere haat en hevige tegenstand van de vijand is gericht tegen het gemeenschappelijke (Eng. “corporate”) leven van het volk des Heren. Op alle mogelijke manieren poogt hij dat te verwoesten, de gemeenschap te verbreken, Gods kinderen tegen elkaar op te zetten, en ontbindende elementen binnen te brengen, maar hij doet dat op o zo sluwe wijze!
Waakzaamheid
Op dit punt moeten wij doen wat Nehemia deed en waartoe de apostel ons in Efeze 6:18 aanspoort: “daartoe wakende”, of zoals in Nehemia 4:9 staat: “dag en nacht een wacht uitzetten”. In beide gedeelten gaat het om de sluwe aanvallen van de duivel. Zijn activiteiten zijn heel subtiel, en een wacht uitzetten tegen de listen van de duivel betekent praktisch gesproken op zijn minst dat we ons er terdege van vergewissen dat de geruchten die we horen en de verhalen die men ons vertelt, absoluut betrouwbaar zijn. Dat moeten we zeker weten. “Toetst alles.” We kunnen verdeeld worden door een gerucht, er kan een scheuring komen door iets wat men ons vertelt. Alleen al door een insinuatie kan er verwarring of verdeeldheid ontstaan. In deze tijd, waarin zoveel vrees, vermoedens en verdenkingen ons omringen, hoef je maar een hint te geven dat die en die mogelijk niet zuiver in de leer is en je hebt al een geestelijke breuk in de gemeenschap. Als we maar een wacht hadden uitgezet en alles hadden gecheckt, zouden we ontdekt hebben dat heel veel daarvan overbodig was, ongegrond en dat dit een groot verlies voor de Here Zelf en voor Zijn volk betekent. Als we dit soort geruchten nader zouden onderzoeken, zouden we merken dat ze geen grond hebben. En al hadden ze een kern van waarheid, dan is er wel een verklaring voor, waardoor we eerlijk moeten toegeven dat er niets verkeerd in was. Dat blijkt heel vaak het geval te zijn. Maar o, wat is de noodzaak groot om een wacht uit te zetten tegen deze listen van de duivel, want zijn methoden om het gemeenschappelijke leven van Gods volk kapot te maken, zijn te talrijk om op te sommen. Daarom zijn gebed en waakzaamheid zo noodzakelijk. Gebed geeft ons inzicht in de listen van de vijand. Daarom moeten we waken en bidden opdat we in het gebed zullen ontdekken waar het de vijand om te doen is en hoe hij te werk gaat.
We willen niet voortdurend met de vijand bezig zijn en onze ogen op hem gericht hebben, maar wij moeten de feiten zoals ze zijn onder ogen zien. Het feit is dat bijna tweeduizend jaar lang de vijand onophoudelijk alles er op gezet heeft om de gemeenschap van het volk van God kapot te maken. Is dat niet waar? Is dat niet de geschiedenis? En als het dan waar is, wat betekent het dan? Dat je nooit iets kunt hebben wat werkelijk kostbaar is in de ogen van de Heer, iets wat geestelijk is, wat, al is het in beperkte mate, een belichaming is van Zijn getuigenis, of het wordt het mikpunt van satanische boosaardigheid en sluwheid. Zijn enige doel daarbij is het te splitsen, te verbreken, verdeeldheid te brengen, hoe dan ook, door waarheid of door leugen. Dat bevestigt de geschiedenis. En bovendien verraadt hij hiermee dat een Gemeente, die in ware eenheid leeft, een Lichaam, waarvan de leden ten aanzien van elkaar op de juiste wijze functioneren, samen optrekkend in Gods wil, de grootste bedreiging vormt voor de heerschappij van de overheden en machten in de hemelse gewesten. Daarom moeten we daar al onze aandacht op richten en daar naartoe werken. Laten we ons volledig toeleggen op geestelijke gemeenschap. Dat houdt niet in dat we een compromis kunnen sluiten met iets wat tegenstrijdig is met Gods Woord. Het betekent ook niet dat we de geestelijke positie waar de Heer ons door strijd heen heeft gebracht, mogen verlaten. We moeten daar zijn waar Nehemia was toen ze zeiden: “Kom, laten wij samenkomen en de problemen bespreken.” Nehemia zei: “Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen”. We kunnen het werk niet in de steek laten om allerlei dingen te bespreken die niet bespreekbaar zijn vanwege het feit dat ze geestelijk noodzakelijk zijn. Maar geliefden, als wij een geestelijke positie bereikt hebben, die ons, door een diepgaand werk van het kruis veel gekost heeft, moeten we die samen met alle heiligen vasthouden, niet buiten de heiligen om. We mogen het nooit beschouwen als iets dat we willen vasthouden zonder het met de anderen te delen. Ook al bevinden we ons geestelijk op een ander niveau, we moeten blijven streven naar gemeenschap met alle heiligen en die in stand houden voor zover mogelijk. Daar moeten we ons naar uitstrekken. Ik wil dit met klem onder uw aandacht brengen, omdat de Here het met klem op mijn hart legt. Gods bedoeling met het licht en de waarheid die Hij ons geeft kan teniet gedaan worden als zij, die het ontvangen hebben, zich daarmee willen afzonderen van de overige heiligen. Hij heeft het voor het Lichaam gegeven. Als wij het voor onszelf houden wordt het doel waartoe Hij het gaf, gemist. Neem dit alstublieft ter harte.
Samengevat: de aanleiding tot de strijd is de Gemeente, vanwege haar hemelse roeping. Dat is niet iets persoonlijks, niet iets plaatselijks, dat is universeel. Het Lichaam van Christus is een universele werkelijkheid.
De basis van overwinning
We willen nu enkele opmerkingen maken over de basis van de overwinning in deze strijd. De basis van de overwinning in 1 Koningen 18 was ongetwijfeld het altaar. In de Efezebrief is het al niet anders. Voordat je je plaats van geestelijke strijd en overwinning in de hemelse gewesten bereikt, moet je door de eerste hoofdstukken van Efeze zijn heengegaan en hebben ingezien dat er een dood heeft plaatsgevonden, dat er een altaar is, en dat je, nadat je gestorven bent, weer levend gemaakt bent en met Hem opgewekt. Aan het begin van de Efezebrief vinden we alle kenmerken van het kruis, het altaar. We kunnen daaruit afleiden dat de basis van de overwinning in het kruis ligt. Elia nam twaalf stenen en bouwde daarmee een altaar. Het getal twaalf spreekt van bestuur. Het altaar, bestaande uit twaalf stenen, wordt het bestuurlijk instrument in deze strijd in de handen van God, het principe dat van bestuur en heerschappij spreekt. De heerschappij ligt in het kruis en door het kruis, want door Zijn kruis heeft Hij gezegevierd, in Zijn kruis heeft Hij de overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld. Zijn die woorden in 1 Koningen 18 u ook opgevallen: “...Elia nam twaalf stenen naar het getal van de stammen der zonen van Jacob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn”? Wat betekent dat? Israël betekent: Gods vorst of Gods strijder. Zonen van een vorst van God, vertegenwoordigd in het altaar, in het kruis.
Dit spreekt symbolisch heel duidelijk van die basis waarop we tot onze Vorst komen, tot onze positie in Christus, Gods Vorst. Hij is groter dan Israël, Hij is Gods Vorst; wij zijn zonen in Hem en hebben deel aan Zijn heerschappij. Het brengt ons in een positie van gezag en heerschappij in Christus in de hemelse gewesten, maar altijd nauw verbonden met het altaar, het kruis. Het kruis is de basis van overwinning en dat wordt niet alleen bevestigd door het getuigenis van de hemel, het Woord van God, maar ook door het getuigenis van de hel. Satan is een ongewone, onwillige en misschien zelfs wel een onbewuste getuige van de waarheid op deze wijze, want het is volkomen duidelijk dat hij het kruis haatte, dat hij aanvankelijk probeerde de Here Jezus ervan af te houden: “...dat zal U geenszins overkomen! Doch Hij keerde Zich om en zei tot Petrus: Ga weg achter Mij, satan.” Hier probeert Satan Hem af te houden van het kruis. Nadat hem dat mislukt is, probeert hij Hem van het kruis af te halen: “Indien Gij Gods Zoon zijt, kom af van het kruis.” Subtiele suggesties. “...laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven.” Daarvoor was Hij gekomen, opdat Hij in de wereld geloofd zou worden. Maar ook de tweede poging van de vijand lukte niet.
Nadat hij in dit opzicht gefaald had en het kruis ondanks hem tot stand gekomen was, probeert hij nu de prediking van het kruis te veranderen om het van zijn kracht te beroven. Hij laat het mensen prediken en juist die prediking maakt het krachteloos. Buitengewoon subtiel! Het is goed te beseffen hoever de vijand hierin gaat. Hij bevordert de prediking van het kruis en daardoor, onder zijn invloed, maakt hij datzelfde kruis krachteloos. Dit zegt de apostel ons in zijn eerste brief aan de Corinthiërs. Het kruis, verkondigd met wijsheid van mensen, berooft het van zijn effect, maakt het krachteloos. Zij die het kruis in hun wijsheid verkondigen, ontnemen het eenvoudig zijn ware betekenis en kracht. O ja, je hoort tegenwoordig veel over de weg van het kruis, maar het is niet Zijn weg van het kruis. De werkelijke kracht van het kruis ligt in zijn uitwerking op de vijand met al zijn werken, op de zonde als principe en het kwaad dat in deze wereld is. De kracht van het kruis wordt weggenomen als men spreekt over het heldhaftige van het kruis. Men plaatst dan iedereen die zichzelf verloochent en zijn leven geeft voor zijn vaderland in dezelfde categorie als Jezus Christus, die als ieder ander soldaat Zijn leven aflegde. Dat is het moderne kruis.
Een andere taktiek van de vijand met betrekking tot het kruis is om de christenen onwetend te houden wat betreft de volle betekenis ervan. Het is een grote dag voor de Here en een verschrikkelijke dag voor de vijand als een christen door openbaring verstaat wat de volle betekenis van Golgotha is. Van die dag af wordt de strijd anders. Wie in het plaatsvervangend lijden van de Here Jezus gelooft, zal een zekere tegenstand ondervinden, maar als iemand door geloof zijn plaats inneemt in eenheid met Christus in Zijn dood, begrafenis en opstanding, wordt de vijandschap tien keer zo erg. Dan begint er een nieuwe periode van strijd en satanische tegenstand. Maar u bent binnengegaan in een nieuwe wereld, met nieuwe krachten die tot uw beschikking staan. De vijand heeft zijn grond verloren. Velen geloven in het plaatsvervangend lijden en verheugen zich daarin, maar blijven doorgaan in de energie van de natuurlijke mens, ook al zijn ze christen. Ze vormen geen bedreiging voor de vijand. Maar als het kruis zodanig aanvaard en in ons leven geplant is, dat het natuurlijke leven geen plaats meer heeft, zodat we met Paulus kunnen zeggen: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij”, dan is er in de ogen van de Heer en van de vijand iets nieuws gekomen en dat betekent een nieuwe strijd! De vijand is er op uit om dat aspect van het kruis voor de christenen te verbergen. Het is waar wat we reeds eerder gezegd hebben, dat je op dit punt vaak meer tegenstand van christenen om je heen krijgt dan van anderen. Dat is iets vreemds. Zodra je met de Heer binnengaat in alle volheid van de betekenis van Golgotha, ontdek je dat je de grootste moeilijkheden met christenen krijgt, met “officiële” christenen. De leiders wijzen het af en je ontdekt dat je in grote moeilijkheden komt. Het is waar dat de vijand de volheid van het kruis haat. Op alle mogelijke manieren probeert hij de waarde ervan voor de gelovigen teniet te doen, de betekenis ervan te verhullen. Indien mogelijk probeert hij hen zelfs zover te krijgen dat ze hun geloofspositie verlaten en ervan terug komen, of hen te overreden die niet te aanvaarden. Dit is het “getuigenis” van de vijand, waaruit blijkt hoeveel waarde hij aan het kruis hecht. Hij is een getuige die spreekt van de betekenis ervan. Hij weet maar al te goed dat het de basis is van een overwinningsleven.
Ik wil het hierbij laten. Laten we het ter harte nemen, het overwegen en het toepassen. Laten we vooral dit allesomvattende feit niet vergeten dat de satan een verslagen vijand is voor hen die waarlijk één zijn met het kruis van de Here Jezus, omdat Golgotha zijn nederlaag vertegenwoordigt. Als we “met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods” (Rom. 6:5 S.V.) staan we ook met Hem in het verslaan van de vijand, in die overwinning van de Here Jezus. En hoe de vijand ook te keer mag gaan, mag vechten, verdrukken, razen en tieren, kwellen en plagen, het blijft een feit voor hen die één met Christus geworden zijn in Zijn kruis: Satan is een verslagen vijand.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.