Austin-Sparks.net

De Strijd van Het Gebed

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 1

“Doch wij baden tot onze God, en vanwege hun houding zetten wij dag en nacht een wacht tegen hen uit... De lastdragers verrichtten hun arbeid zo, dat zij met de ene hand het werk deden en met de andere hand de werpspies vasthielden... Op de plaats, vanwaar gij het hoorngeschal hoort, moet gij u bij ons verzamelen. Onze God zal voor ons strijden” (Nehemia 4:9,17,20).

“En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen” (Efeze 6:18).

Het christelijk leven is dikwijls vergeleken met een oorlog en in evangelisatiebijeenkomsten werd men in bepaalde kringen opgeroepen om dienst te nemen in het leger van God. Maar zo’n oproep klopt bijbels gezien niet. Er is weliswaar een oorlog gaande en ook is er sprake van een leger Gods, maar iemand wordt zich pas van deze strijd bewust nadat hij gered is, nadat hij het eigendom van de Here geworden is. Onbekeerden weten niets van deze strijd; zij kunnen zich daar geen voorstelling van maken. Pas als we in Christus zijn gaan we de realiteit van de strijd verstaan. Maar het gaat ons nu niet om de strijd van het christelijk leven in het algemeen. Het gaat ons om die strijd die speciaal te maken heeft met het volledige getuigenis van de Here Jezus. De algemene opvatting over de christelijke strijd is, dat die te maken heeft met het kwaad en het onrecht in deze wereld. De mensen denken dat je als christen tegen het kwaad in deze wereld moet strijden. Maar als je iets gezien hebt van het getuigenis van de Here Jezus, ga je beseffen dat het niet slechts om het kwaad in deze wereld gaat, maar om de geestelijke machten — intelligente, sluwe, venijnige, geslepen, kwaadaardige machten — die daarachter staan. Over die strijd willen wij het nu hebben: de strijd die te maken heeft met het volledige getuigenis van de Here Jezus, betreffende Zijn absolute en volkomen soevereiniteit en heerschappij in deze wereld. Die strijd gaat niet tegen dingen, maar tegen geestelijke wezens die aangevoerd worden door de Boze zelf.

Geestelijk conflict en geestelijke positie

Deze strijd hangt samen met een positie die we innemen. We kunnen christen zijn en als christen beseffen dat we te maken hebben met allerlei tegenspoed, moeilijkheden en tegenstand, met dingen die het christelijk leven moeilijk en vol strijd maken, zonder dat we binnengegaan zijn in dat waar het uiteindelijk om gaat: het getuigenis van Jezus (zie Openbaring 1:2,9; 12:17; 19:10; 20:4) en de strijd der heiligen die daarmee samenhangt. Maar als je als gelovige door openbaring de volheid van Christus ziet in Zijn persoonlijke soevereiniteit en heerschappij, in de grootheid van Zijn werk aan het kruis in elk aspect, en dan licht ontvangt over de Gemeente die Zijn lichaam is, dan kom je meteen in een heel andere strijd. Het karakter van de strijd verandert en je begint je bewust te worden dat je strijdt tegen iets wat veel duisterder is, veel boosaardiger dan de misstanden in de wereld. In toenemende mate ga je je realiseren dat je rechtstreeks te maken hebt met de duivel en zijn trawanten. Maar het feit dat je je daarvan bewust bent heeft te maken met een specifieke geestelijke positie. De ervaring van gelovigen is, dat als ze doorgaan met de Heer — wat “omhoog gaan” betekent, weg van het aardse, gericht op het hemelse, meer en meer weg van de oude schepping, weg van het vlees naar de geest — ze des te meer in aanraking komen met de uiteindelijke geestelijke machten van deze wereld. Het conflict neemt nieuwe vormen aan, de strijd verandert van karakter. Het is een strijd die samenhangt met een bepaalde positie die de gelovige inneemt. Het is nu ten volle een geestelijke strijd, wat betekent dat de gelovige een geestelijk iemand moet zijn.

Met andere woorden: hoe geestelijker wij worden, hoe geestelijker de strijd wordt. Maar ook andersom: hoe geestelijker de strijd is voor ons besef, hoe geestelijker wij zijn geworden. Als wij vleselijk zijn, is onze strijd vleselijk. Ik spreek over gelovigen, niet over ongelovigen. De ongelovige wordt niet vleselijk genoemd, hij is natuurlijk (NBG: ongeestelijk, Grieks: psychisch). Als wij vleselijk zijn als gelovigen, trekken wij ten strijde naar het vlees, en de wapenen van onze veldtocht zijn vleselijk (zie 2 Cor. 10:3,4). Dat wil zeggen dat we de mensen tegemoet treden op hun eigen niveau. We betalen ze met gelijke munt. Als ze met ons gaan debatteren, debatteren wij ook. Als ze allerlei argumenten aanvoeren, voeren wij tegenargumenten aan. Als ze heftig tegen ons uitvallen, gaan wij er ook fel tegenin. Als ze ons met kritiek tegemoet treden, dan geven we hen van hetzelfde laken een pak.

Dat is een vleselijke strijd met vleselijke wapens. Als we niet meer vleselijk zijn en alle grond van het vlees verlaten hebben en geestelijke mensen zijn geworden, dan bemerken we dat we op nieuwe grond staan, waar we niet meer tegenover mensen staan, maar rechtstreeks te maken hebben met geestelijke machten, en niet met vleselijke. We zijn in aanraking gekomen met iets achter de vleselijke mens, en de vleselijke mens is volslagen hulpeloos in de tegenwoordigheid van een geestelijk mens, om de eenvoudige reden dat hij die geestelijke mens onmogelijk op zijn niveau kan krijgen. Daarom is hij ontwapend. Vroeg of laat zal hij moeten erkennen dat die mens zijn meerdere is. Dat komt niet alleen doordat de geestelijke mens op een nieuw niveau is, maar doordat hij niet de natuurlijke mens ontmoet, maar de krachten achter hem. Het is nu een geestelijke oorlog. We strijden niet langer naar het vlees, en wij strijden niet meer tegen de mens. Onze strijd ligt op een totaal ander vlak. Dit betekent geestelijke vooruitgang, geestelijke groei; het betekent geestelijk zijn. Wanneer wij in een echte geestelijke strijd komen, gaat daar een geestelijke staat aan vooraf. Op dat vlak zijn de hulpbronnen van de natuurlijke mens volslagen nutteloos, zij hebben geen schijn van kans. Voor die strijd is slechts geestelijke uitrusting toegestaan en effectief. Zo’n strijd kent slechts geestelijke wapens, geestelijke hulpbronnen, een geestelijke uitrusting. In Efeze 6 bevinden we ons in de hemelse gewesten, strijdend, niet met vlees en bloed, maar met overheden en machten. Maar wij zijn toegerust met een geestelijke wapenrusting, bekleed met de wapenrusting Gods.

Het gebedsleven — het doel van de vijand

Dit ter inleiding. We willen nu doorgaan naar wat van wezenlijk belang is voor ons, nu we de aard van onze strijd gezien hebben, namelijk dat het gebed het slagveld van deze strijd is. Nadat de apostel ons in Efeze 6 de gehele wapenrusting heeft laten zien in al zijn onderdelen, en ons aangespoord heeft die aan te doen en stand te houden en weerstand te bieden, legt hij als het ware het fundament daaronder door te zeggen: “En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen.” Het slagveld van deze strijd is het gebed. Wat ik bedoel is dat deze strijd alleen gewonnen kan worden op grond van gebed. Deze machten kunnen alleen maar verslagen worden door gebed en omdat dit zo is, is het gebedsleven van de gelovige het belangrijkste doelwit van de vijand. Daarop richt hij al zijn aandacht en zijn strategie, op het gebedsleven van de gelovige. Dit moeten we heel goed verstaan. Dit is het allerbelangrijkste wat we over dit onderwerp kunnen zeggen. De vijand richt al zijn aandacht en strategieën op het gebedsleven van de gelovige. Als hij dat op de een of andere wijze kan vernietigen heeft hij de overwinning behaald, dan heeft hij Gods bedoelingen gedwarsboomd. De vijand bevecht het gebed, volhardend, uit alle macht, met alle geweld en met buitengewone sluwheid. Hij bevecht het op verschillende manieren. In de eerste plaats door het te voorkomen. Het kost een enorme strijd om tot gebed te komen; niet alleen om te bidden, maar om gebed te hebben, tot gebed te komen. En de vijand wendt al zijn sluwheid en intelligentie en vindingrijkheid aan om werkelijk geestelijk gebed te verhinderen.

De strijd om het gebed

Ik ben er zeker van dat de meesten van Gods kinderen het met me eens zijn als ik zeg dat het één van de moeilijkste dingen is, zo niet het moeilijkste, om in staat te zijn te gaan bidden, om onszelf er toe te zetten om te bidden. Juist wanneer we overwegen te gaan bidden, zijn er plotseling talloze onverwachte, onvoorziene moeilijkheden, die ons als uit een hinderlaag overvallen, alle mogelijke dingen om ons gebed te verhinderen! Zo is het toch? Ik zeg niet iets wat u niet kent, maar ik zeg het opdat u het duidelijk zult herkennen en het feit onder ogen mag zien. Het zijn niet slechts de gewone omstandigheden, maar het is door de vijand gepland met voorbedachten rade om het gebed te verhinderen. De vijand heeft niet zozeer bezwaar tegen de duizend-en-één dingen die wij voor de Here doen, nee, hij spoort ons daar juist toe aan, zolang wij maar niet bidden. Hij geeft er niet om als we druk zijn met het werk van de Heer, hij vindt het best als we gaan preken en samenkomsten organiseren en alle mogelijke dingen doen in het werk van de Heer, zoals wij dat noemen. Hij weet maar al te goed dat het werk voor de Heer dat niet gefundeerd is op overwinnend geestelijk gebed, uiteindelijk weinig te betekenen heeft en op niets uitloopt. Werk voor de Heer zo hard je kunt, maar als je het gebed achterwege laat, zul je niet veel tot stand brengen en een van de sluwe trucs van de vijand is ons zo bezig te houden, zo druk, van het een naar het ander rennend — en wij maar denken dat het allemaal voor de Heer is — dat ons gebed in de knel komt en we er bijna geen tijd meer voor hebben, misschien wel helemaal niet meer. De Heer zal nooit het excuus aanvaarden: “Heer, ik ben te druk met Uw belangen om te bidden.” Zo’n houding zal Hij nooit accepteren. U weet wel dat toen de kinderen Israëls begonnen te spreken over hun uittocht uit Egypte, de reactie van de vijand was om hun werk te verdubbelen. De bedoeling daarvan was dat ze zo volledig door het werk in beslag genomen zouden zijn, dat er geen tijd meer over zou blijven om over hun uittocht na te denken. Zodra u van plan bent meer te gaan bidden, komt de vijand met een nieuwe strategie om u druk bezig te houden, hij maakt dat het werk zich opstapelt, allerlei mensen hebben u nodig, zodat u geen tijd hebt, geen gelegenheid voor gebed. Ik geloof dat dit ons heel duidelijk voor ogen moet staan. Uiteraard zijn daar alle mogelijke argumenten aangaande onze plicht en verantwoordelijkheid, en het lijkt soms inderdaad zo, dat als je tijd apart zet voor gebed, je je plicht en verantwoordelijkheid verzaakt, maar dan moeten we dat alles op de Here werpen en toch gaan bidden. Dit is heel moeilijk in de praktijk toe te passen. Ik besef dat het gevaarlijk is om zoiets te zeggen, omdat er altijd mensen zijn die maar al te graag hun verantwoordelijkheden laten vallen, omdat ze die niet serieus nemen. Ze zouden veel liever hun werkzaamheden aan iemand anders overlaten, terwijl zij een “gebedsleven” cultiveren. Daarom moet de Heer dit woord beschermen. Maar we moeten beseffen dat de vijand zijn beste argumenten over verantwoordelijkheid, plicht en geweten naar voren brengt om ons van het bidden af te houden. Als we zien dat er in ons leven geen tijd meer is voor gebed, of dat het zo’n beperkte plaats inneemt dat het nooit kan leiden tot een geestelijk overwinningsleven, dan moeten we het aandurven om te zeggen: “Heer, ik vertrouw U de verantwoordelijkheid toe terwijl ik bid. Wilt U er voor zorgen dat het feit dat ik mijn werk laat liggen, geen nadelige gevolgen heeft? Wilt u deze tijd van gebed beschermen tegen het binnensluipen van de vijand? Ik vraag dit voor Uw eer.” Het principe van de tienden werkt ook op dit terrein. Geef God Zijn deel, Zijn plaats, en u zult merken dat als u de Heer één tiende gegeven hebt, u meer kunt doen met de negen tienden dan met de tien tienden. Dat principe werkt. Maar er is een strijd om tot gebed te komen. En ik zie dat het, om tot gebed te komen, noodzakelijk is om je plaats in Christus krachtig, bewust en vastberaden in te nemen, door de overwinning van Zijn kruis. De volle betekenis en waarde van de overwinning van het kruis van de Here Jezus moet toegepast worden om tot gebed te komen, om de vijand van de grond van het gebed te verjagen, opdat die grond gebedsgrond blijft. Net als Samma in 2 Samuël 23:11, die midden op een stuk land met linzen ging staan en met zijn zwaard in de hand in zijn eentje de Filistijnen versloeg en dat linzenveld wist te behouden. En zo schonk de Here een grote overwinning. Dat linzenveld kan onze gebedsgrond voorstellen, die verdedigd moet worden tegen de vijand in de volheid van Golgotha’s overwinning. Er is een strijd nodig om tot gebed te komen. Ik ben bang dat we maar al te vaak de situatie aanvaard hebben dat het nu, op dit moment, niet mogelijk is om te bidden. Zoals de zaken er nu voor staan kan er absoluut geen sprake zijn van gebed. Ja, als de duivel zijn zin krijgt is er inderdaad geen sprake van, dan is er nooit sprake van. Dat is een van zijn tactieken. Wij moeten de grond voor gebed vrij maken in de overwinning van Zijn Naam, van Zijn kruis. Het kruis is doeltreffend op ieder terrein, ook om tijd voor gebed vrij te maken , als wij het maar willen toepassen, als wij het maar gebruiken.

Maar als we willen bidden moeten we wel op overwinningsgrond gaan staan. We moeten bewust deze houding innemen, en dat zal meer en meer noodzakelijk zijn: “Heer, ik wil nu bidden. Van de menselijke kant gezien wordt het me volkomen onmogelijk gemaakt, maar Heer, ik claim op grond van de overwinning van Golgotha een tijd van gebed, een ongehinderde tijd van gebed.”

We moeten in die overwinning staan en dat betekent standhouden voordat we er doorheen komen. Het zijn niet alleen de omstandigheden van buitenaf die druk op ons uitoefenen, gebeurtenissen die geen plaats laten voor een tijd van gebed. Ook is er, zodra we op onze knieën zijn, tegenstand tegen het gebed. Misschien zijn het helemaal geen dingen van buitenaf. De deurbel gaat niet, de telefoon ook niet, er komt ook geen bezoek. Wij zijn heel rustig alleen in onze kamer en nog wel op onze knieën en dan komen er allerlei activiteiten die er op krachtige wijze tussen komen. Het kan lichamelijk zijn. We kunnen plotseling iets voelen wat er even daarvoor niet was, dat onze hele tijd van gebed gaat bedreigen. Het is alsof er lichamelijk een enorm zware last op ons drukt. We kunnen zelfs duidelijke symptomen van ziekte vertonen, waar we ons van tevoren niet van bewust waren. Dit zijn feiten. En dat kan ook gebeuren met mentale toestanden. Onmiddellijk dringen duizend-en-één dingen zich aan ons op, waar we daarvoor niet bij stil hadden gestaan. Onze gedachten zijn bezig met allerlei dingen, die we niet moeten vergeten en die ons dàn plotseling te binnen schieten. En dan dat plotselinge gevoel van koudheid en afstand en onwerkelijkheid dat je kan bekruipen. Die onwerkelijkheid — als je luidop gaat bidden klinkt je stem vreemd en ver weg. Het lijkt wel of je in de lucht praat. Dit alles en nog veel meer gebeurt er als wij ons voornemen te gaan bidden. Ze komen vanaf het moment dat we gaan bidden, allerlei dingen die ons willen ontmoedigen en ons van het gebed willen afhouden. Als we afgaan op de eerste vijf, tien of zelfs vijftien minuten zouden we het opgeven, ermee stoppen, we zouden opstaan en iets anders gaan doen.

Ja, de vijand is er op uit het gebed te verhinderen, en er is een fase in de strijd waar je doorheen moet om tot gebed te komen. Ik herhaal dat dit niet iets nieuws voor u is, tenzij u natuurlijk nog helemaal geen gebedsleven hebt gehad, tenzij u de zaak van het gebed nog nooit ernstig hebt genomen. Maar ik zeg dit niet als mededeling. Ik zeg dit tot u en mijzelf opdat wij mogen inzien dat dit iets is wat ons tot de strijd oproept. Het is de strijd van de heiligen om tot gebed te komen, niet alleen om iets door te bidden. De vijand ontplooit zijn activiteit om het gebed te verhinderen, en om er toch toe te komen is een strijd. Het is nodig dat we gaan staan, dat we een positie innemen, en dat we in gebed weerstand bieden om tot gebed te komen.

Ik vertrouw dat alles wat ik gezegd heb en wat waar is in uw ervaring, niettemin het gewenste effect heeft dat u inziet dat uw gebedsleven zich in de toekomst niet verder zal ontwikkelen, als het aan de vijand ligt. Als het zich wel zal ontwikkelen, dan zult u daarvoor moeten staan. Het komt niet vanzelf. U zult merken dat u er niet geleidelijk aan inkomt. Het zal nooit gemakkelijk gaan. U zult ontdekken dat er breekwerk nodig is, conflict, strijd, om het te verkrijgen. De vijand zal alles in het werk stellen om het tegen te houden, hetzij met natuurlijke, hetzij met bovennatuurlijke middelen. U en ik, geliefden, moeten vechten voor ons gebedsleven, en hoe verder we geestelijk met de Heer komen, hoe meer dat het geval zal zijn. Het gaat er de vijand niet alleen om ons van onze persoonlijke gebedstijd af te houden. Daar is het hem niet in de eerste plaats om begonnen. Het gaat hem om het getuigenis van de Here Jezus, dat zo nauw verbonden is met het gebedsleven van Gods volk. Dat wil hij vernietigen. U en ik als losse individuen, als mensen op zichzelf, betekenen niets voor de vijand. Waar we mee verbonden zijn in Christus, daar gaat het om, om Christus’ soevereiniteit en heerlijkheid.

Waar het om gaat

Valt het u niet op dat deze weerstand van de vijand tegen het gebedsleven inhoudt, ja, zelfs proclameert, dat Gods eer en heerlijkheid, Zijn naam, Zijn getuigenis, in de allereerste plaats door gebed verkregen worden? Als dat het mikpunt van de activiteiten van de vijand is, betekent dat dat de hoogste belangen van de Here in de eerste plaats door gebed gediend worden. Het zet het gebed op de eerste plaats. De vijand probeert altijd om het gebed op de laagste plaats te zetten. Al de andere dingen van de Heer gaan voor en gebed is het laatste. Veel christenen zien het zo, helaas. “Het is vanavond alleen maar bidstond!” Op zondag, als het woord verkondigd wordt, is de zaal volgepakt, maar als er bidstond is, komt men samen in een klein (bij)zaaltje, en is het amper halfvol. En toch werd er ’s zondags gezegd dat onze belangrijkste dienst die van het gebed is, dat alles in elkaar stort als het gebedsleven faalt! Wat je ook zegt en benadrukt, het maakt geen enkel verschil.

Alsof luisteren naar een toespraak het belangrijkste is, alsof bijbelonderricht en waarheid meer betekenen dan gebed! Nee, geliefden! Dat kan alleen levend en werkzaam in ons worden, voor zover ons gebedsleven individueel en gezamenlijk als gemeente in stand blijft in kracht en de eerste plaats krijgt. Ja, wij maken ons daar allen aan schuldig. We moeten allemaal tegen onszelf zeggen: “Gij zijt die man.” We hebben zo nodig dat we zien wat de waarde van het gebed is in Gods ogen. Als we door het Woord heengaan, zien we dat Hij het gebed waardevoller vindt dan al het andere in Zijn volk. Als we naar het leven van de Here Jezus kijken zijn wij verbaasd dat Hij, de Zoon van God, er zo’n gebedsleven op na hield: “En vroeg, nog diep in de nacht...” (Mk. 1:35) “...Hij bracht de nacht door in het gebed” (Luc. 6:12). Hij bad! En is het u ooit opgevallen dat enkele van de heerlijkste openbaringen van de waarheid, die we in de bijbel aantreffen, gebeden zijn? Lees die gebeden van Paulus in de brieven aan de Efeziërs en de Colossenzen: “Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader...” en dan gaat hij verder en geeft ons zijn gebed, en in dat gebed vinden we een weergaloze openbaring. Die openbaring is tijdens het gebed tot hem gekomen. Ons onderricht uit deze brief is dus gebaseerd op het gebedsleven van een man. Uw licht, in de ware zin des woords, komt voort uit gebed, en er is geen werkelijk licht dat niet uit gebed geboren is. De waarde van de waarheid hangt volkomen af van het gebed dat er achter ligt. Al onze conferenties, onze samenkomsten, al onze toespraken en alle waarheden blijven zonder uitwerking als er geen evenredig gebedsleven van onze kant mee gepaard gaat. We moeten het er “in bidden” en er “uit bidden”. Ik geloof dat we na een conferentie meer dan ooit moeten gaan bidden op grond van wat gezegd is, om dat voor de Here te brengen. Als we dat deden, zou er heel wat meer vrucht zijn op onze conferenties. In plaats van het in ons aantekenboek te hebben, zouden we het in ons leven hebben. In plaats van meer waarheid waar we nu bekend mee zijn geworden, zouden we binnengaan in de werkende kracht van die waarheid, als we er in gebed mee teruggingen naar de Heer. Ik ben mezelf hiervan ook zeer bewust. Ik vertrouw erop dat we samen deze dingen ter harte zullen nemen. Wat verlang ik naar de dag dat de bidstond net zo vol zal zijn als een conferentiebijeenkomst, niet om het aantal, maar omdat men het belang van gebed is gaan inzien! Als we alleen maar zouden zien wat gebed is in Gods ogen, dan wordt een bidstond minstens zo belangrijk als een conferentie. Moge de Here dit in ons hart schrijven: het allereerste en belangrijkste werk is gebed!

We hebben niet veel gezegd, maar het is heel belangrijk en laten we vooral niet vergeten dat de vijand vastbesloten is om het gebed te verhinderen. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat hij, als hij het niet kan verhinderen, het zal pogen te verstoren, en als hem dat niet lukt, probeert hij het achteraf te vernietigen.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.