Austin-Sparks.net

Wat is de Mens?

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 6 - De Ziel en Misleiding

De bijbel maakt heel duidelijk dat de mens misleid is, bedrogen. Gods handelwijze met de mens was steeds gebaseerd op dit feit. Vanaf de zondeval ziet de bijbel het menselijk geslacht als een misleid geslacht. Niet alleen oorspronkelijk in Adam, maar ook na hem zijn de mensen steeds verder en grondiger misleid. In plaats dat de zogenaamde ‘verlichting’, de beschaving, de ontwikkeling en de cultuur de mensen vrijmaken van deze misleiding, wordt die er juist sterker door. Dit wordt bewezen door het feit dat de meest ‘verlichte’ en ‘ontwikkelde’ volken op dit late uur van de wereldgeschiedenis in de greep zijn van een macht die hen dwingt om hun verlichting te gebruiken tot het produceren van de middelen tot wederzijdse vernietiging, op zulk een schaal en langs zulke duivelse en barbaarse wegen, als nooit tevoren het geval is geweest. Laten wij nu eens luisteren naar wat de bijbel zegt:

'De slang nu was het listigste van alle dieren des velds ... en zij zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd ...?’ (Gen. 3:1).

‘Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten (St. Vert. verleidende geesten) en leringen van boze geesten volgen’ (1 Tim. 4:1).

‘Dat is niet de wijsheid die van boven komt, maar zij is aards, ongeestelijk (dat is: van de ziel), duivels.’ (Jak. 3:15)’

'En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem’ (Openb. 12:9).

‘En hij wierp hem in de afgrond ... opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden’ (Openb. 20:3).

‘En de duivel die hen verleidde werd geworpen in de poel van vuur’ (Openb. 20:10).

In deze verzen zien wij dat satan de verleider, de bedrieger is, eerst van de vrouw en tenslotte van alle bewoners van deze aarde. Bedrog was zijn voornaamste werkwijze en bedrog was het wezen van de val. De mens is nu van nature een bedrogen schepsel. Bedrog IS bedrog, en wie bedrogen zijn weten het niet, tot zij het ontdekken en bevrijd worden. Het is net als met een ziekte.

Er zijn psychische afwijkingen waarbij de patiënt bepaalde dingen gelooft die voor het gezonde verstand belachelijk en onmogelijk zijn. Het heeft geen zin hem deze dingen uit het hoofd te praten, hem te willen overtuigen dat het niet waar is wat hij denkt. Ja, soms is het zelfs wreed om er tegenin te gaan. Als je enigszins in vrede met zulke mensen leven wilt en hen wilt helpen, moet je doen alsof je het met hen eens bent en de situatie van een andere kant benaderen. Anders zijn er voortdurend botsingen. Om tot andere gedachten te komen moeten zij van hun ziekte genezen worden. Zo is het ook met de mens. Hij gelooft allerlei dingen over zichzelf, over zijn kunnen, over de mogelijkheden die er in hem zijn, over zijn bestemming, over God en de wereld, die niet waar zijn. Hij verwart de dingen met elkaar, maar hij ziet niet dat hij bedrogen is. Het heeft geen zin om een blinde man dingen voor te houden die hij moet bekijken en het is dwaasheid om verbaasd te zijn of je te ergeren, als hij dat niet doet. De bijbel zegt dan ook: ‘Een ongeestelijk mens (een mens van de ziel) aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is: want het is hem dwaasheid; en HIJ KAN HET NIET VERSTAAN’ (1 Kor. 2:14), en ‘ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen’ (2 Kor. 4:4). En als wij nu doordringen tot de oorsprong van deze blindheid, dan ontdekken wij dat alles is begonnen in de ziel. De bedrieger viel de ziel aan - de verlangens, het verstand, de wil - en hij maakte die de grondslag voor een leven buiten God om, onafhankelijk van Hem. Het motief was alles voor onszelf te bezitten, in plaats van voor God, in afhankelijkheid van Hem.

Toen het hem gelukt was het menselijke ‘ik’ zo in de hoogte te steken dat de mens zich onafhankelijk en superieur ging voelen, nam hij hem in bezit als een instrument dat nu bruikbaar was voor zijn doel. De mens was niet langer bruikbaar voor het doel van God, want zijn natuur was veranderd. Deze mens, veranderd door zijn medeplichtigheid met satan, is een onwaarachtig mens, niet een waarachtig mens zoals God hem had bedoeld. Hij past nu in het onwaarachtige koninkrijk van satan. De geschiedenis van de mens, zoals hij van nature is, is de geschiedenis van een leugen, een valse natuur, een valse verwachting, een valse hoop, een vals geloof en een valse wereld. Het einde van DIE mens en van DIE wereld is een verdrietige, tragische ontgoocheling.

Door zijn geest die, hoewel nog aanwezig, niet langer een levende gemeenschap heeft met God, leeft er bij de mens nog een vaag besef van een hoger doel van zijn bestaan. Maar hij kan het niet vatten, het ontglipt hem, hij kan het niet bereiken; en zo spot het leven met hem. Dan zoekt hij bevrediging in nog meer bedrog en weer andere illusies. Zo maakt hij deel uit van een schepping, waarvan het Woord van God zegt dat zij ‘aan vruchteloosheid onderworpen is’ (Rom. 8:20). Het geweten is nog in mindere of meerdere mate werkzaam, maar altijd om te beschuldigen of te verontschuldigen, nooit om goed te keuren.

Zoals wij al gezegd hebben was de verleiding een werk dat de vijand in de eerste plaats in de ziel van de mens verrichtte; vandaar uit zet hij zijn werk voort. Overal waar hij deze gunstige positie heeft kunnen veroveren, zoekt hij daardoor zijn heerschappij en macht te versterken. Zoals wij zien zullen, hoe sterker het zieleleven in iemand is, des te meer gevaar loopt hij en des te groter zijn de kansen voor satan en de boze machten. De satan zoekt zijn doel langs veel wegen te bereiken, altijd aangepast aan de mensen waar hij mee te maken heeft. Bij ongelovigen past hij de ene methode toe, bij godsdienstige mensen die God erkennen een andere. Bij geestelijke mensen kiest hij nog andere wegen, voor hen bestaat zijn hele systeem van bedrog in het nabootsen van Gods waarheid. Hij bootst God zelf na. Hij ‘doet zich voor als een engel des lichts’ (2 Kor. 11:14). Hij bootst de gemeente van God na met zijn ‘synagoge van satan’ (Openb 2:9). Hij bootst het werk van God na met zijn ‘tekenen en bedrieglijke wonderen’ (2 Thess. 2:9). Er is een onecht leven en er zijn valse ‘gaven’ (zogenaamd van de Heilige Geest). Er is zogenaamde goddelijke (?) macht. Er zijn onechte bekeringen, onechte geestelijke (?) ervaringen, valse leiding. Hij gebruikt de bijbel op een valse manier, om de bedoeling die God ermee heeft tegen te werken. Er is een valse aanbidding van God, er bestaat valse leer, ‘leringen van boze geesten’ (1 Tim. 4:1). Er is een namaakdoop van de Heilige Geest met ‘tongen’ enz. Voor hen die het Woord van God kennen zijn al deze dingen niet vreemd, zij worden daarin ontmaskerd.

Maar nu komt er een belangrijk punt: satan, de misleider, kon dit niet allemaal van buitenaf over de mens brengen. De mens moest eerst zo worden ingesteld dat hij op het bedrog van satan in zou gaan. Daarom moest er een orgaan in de mens zijn dat gebruikt kon worden. En satan beïnvloedde de menselijke ziel zo dat hij die kon gaan gebruiken als instrument voor zijn doel. De ziel hield zich niet aan de grenzen die God hem gesteld had en daar maakte satan misbruik van. Zo ontstond er een verbintenis tussen de menselijke ziel en de boze machten, ‘verleidende geesten’. Het doel werd bereikt - het kennen van goed en kwaad - en God gaf dit toe: ‘Zie de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad’ (Gen. 3:22). Maar tot welk een prijs! Kennis op zichzelf is niet kwaad, hoewel het beter zou zijn voor de mens als hij sommige dingen niet wist. Maar kennis BUITEN GOD OM heeft de mens tot een gevangene gemaakt, een slaaf en het heeft hem die kennis gekost die het eeuwige leven is. ‘Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen de enige, waarachtige God en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’ (Joh. 17:3). De prijs was ‘een verduisterd verstand’ (Ef. 4:18). De apostel Paulus, die gezegd heeft: ‘het heeft God behaagd ... zijn Zoon IN mij te openbaren’ (Gal. 1:15), heeft ook vastgelegd dat God die openbaring gaf om van hem een instrument, een werktuig te maken om ‘ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht en van de MACHT van de SATAN tot God’ (Hand. 26:18). Hierover zegt hij verder nog: ‘De God die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister ... heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de KENNIS DER HEERLIJKHEID GODS in het aangezicht van Christus’ (2 Kor. 4:6).

Telkens als God in Christus aan de innerlijke mens geopenbaard wordt, worden het bedrog en de macht van satan vernietigd en is de mens vrij! Op alle mogelijke manieren tracht de satan te verhinderen dat dit licht in de mensenharten gaat schijnen. Soms gaat hij openlijk tot de aanval over om de boodschappers van God te vernietigen, of hij vervangt de waarheid door een prachtig uitziende leugen. Om zijn werk van bedrog uit te breiden en te versterken en zijn valse koninkrijk te bouwen moet de bedrieger gebruik maken van het menselijk ego, de ziel of het ik-gevoel. Hierin schuilt een groot gevaar voor gelovigen die sterk uit hun eigen ‘ik’ leven, want daarmee geven zij satan een grote kans in zijn strijd tegen God. Hierin ligt ook de verklaring van veel andere dingen, zoals het zogenaamde ‘spiritualisme’ of ‘spiritisme’, dictatorschap enz.

Kinderen van God die in enig opzicht of in alle opzichten door hun zieleleven worden beheerst - hun verstand, hun gevoel of hun wil voeren de boventoon zijn een gemakkelijke prooi voor het bedrog van satan. Zulke mensen zijn zelf al in tegenspraak met hun nieuwe natuur, de geestelijke natuur, die zij door de wedergeboorte gekregen hebben. Het is direct al duidelijk dat zij in zichzelf opgesloten zijn, gevangenen van hun eigen ‘ik’, zij zijn zichzelf tot wet. Hun weg is de enige weg, zij zien geen andere. Voor meer licht staan zij niet open, aan verdere ervaring hebben zij geen behoefte, een andere weg kunnen zij zich niet indenken. Christenen die zich door hun eigen verstand laten beheersen zijn dikwijls bezig met het een of andere probleem. En als het is opgelost, hebben zij er al gauw weer een, want zij kunnen niet leven zonder een dergelijk probleem. Zo blijven zij in een kringetje ronddraaien en komen weer bij hun uitgangspunt terug, zonder enige geestelijke vordering te hebben gemaakt. Als een paard in een renbaan, zo worden zij voortgezweept en opgejaagd en hun leven heeft geen enkel uitzicht. Soms zwepen zij ook anderen voort met hun ideeën en proberen het gedachtenleven van anderen aan het hunne te onderwerpen. Dit kan tenslotte uitlopen op heel zonderlinge, ongezonde en onware opvattingen. Uiteindelijk zal er in deze occulte toestand - want dat is het en niets minder - bedrog aan de dag treden en de hand van satan zal zichtbaar worden. Ditzelfde geldt van christenen die zich door hun gevoel laten leiden. Dan zoeken zij ervaringen, tekenen, manifestaties. Als wij ons gevoel de vrije teugel laten, kunnen wij elke ervaring hebben die maar denkbaar is. Het hele lichaam en het gedachtenleven kan daarbij betrokken worden.

De stembanden en de maag kunnen worden ingeschakeld. Het gelaat kan verwrongen zijn, er kan verstijving optreden, ‘helderziendheid’, visioenen, buitengewone vermogens, wonderbaarlijke kracht, vrolijkheid, extase enz. Al deze dingen kunnen via een eenvoudig begin uit het zieleleven voortkomen, wanneer dit zich daar met een intens verlangen naar uitstrekt.

Als dit waar is van het verstand en van het gevoelsleven, dan is het zeker waar van de wil. Een sterk overheersende wil, die niet door de Heilige Geest wordt beheerst, is een vreselijke bedreiging voor de belangen van God. Besluiten worden genomen, wegen ingeslagen, het beoogde doel wordt bereikt, een positie wordt veroverd, naar het heet uit toewijding aan God - het zijn torens van Babel, piramiden van Egypte en Ismaëls van Abram (niet van Abraham).

Later zal men veel berouw hebben over wat er tot stand werd gebracht en wensen dat het maar nooit was gebeurd. De uitkomst berust geheel op bedrog en velen kunnen daarbij betrokken raken.

Als er de combinatie is van een sterk zieleleven met een uiterst scherp verstand, dan is het grote gevaar aanwezig van een doordringen tot de diepere betekenis van de goddelijke waarheid, zodat het op openbaring lijkt. Zo is er door de ziel schijnbare openbaring mogelijk. In werkelijkheid is het een scherp natuurlijk inzicht. Meestal, wanneer de ziel zich in één bepaald opzicht sterk ontwikkeld heeft, is hij ook sterk op andere punten en dan zal de zucht naar macht zich ook niet onbetuigd laten. Dit scherpe inzicht, dit snelle begrip van de dingen, zoekt ter completering een gelegenheid om op de voorgrond te treden en ook anderen zullen beïnvloed worden. Of wij met echte openbaring te doen hebben, blijkt als de betrokken persoon werkelijk gekruisigd is voor het verlangen naar macht, positie en invloed. Kan men hem weerstaan, aanvallen, dwarszitten, verwerpen, zonder dat hij ook maar enigszins probeert het te winnen of gelijk te krijgen? Een element van persoonlijke overheersing of van zich willen rechtvaardigen, zal de bediening van zo iemand bederven en de ‘openbaring’ ongeloofwaardig maken. Wat is het gevaarlijk de waarheid van God in bezit te nemen om er voor onszelf GEBRUIK van te maken! In zijn eigen werk heeft God tegen deze dingen een afdoende beveiliging gegeven. In de gemeente, die zijn lichaam is, zijn gemeenschap, onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid van elkaar niet alleen voorrechten of extra factoren die gelden voor de christen: het zijn wetten die God neergelegd heeft om zijn belangen te beveiligen tegen de gevaren van onafhankelijkheid en persoonlijke overheersing. Daarom moet iemand die zich in een twijfelachtige positie bevindt ‘luisteren naar de gemeente’ (Matt. 18:17). Dit betekent tenslotte het onderwerpen van eigen oordeel en eigen wegen aan het geestelijk oordeel van een geestelijke (!) gemeente. En dit betekent weer - tenminste wanneer de gemeente in het licht wandelt - zich stellen onder Christus die ‘gegeven is aan de gemeente als hoofd boven al wat is’ (Ef. 1:22,23). ‘Elkander onderdanig zijn in de vreze van Christus’ (Ef. 5:21) neemt satan de grond onder de voeten weg. Daarom heeft de Heilige Geest nooit de leiding van een gemeente aan één persoon gegeven. Er werden ouderlingen aangesteld in iédere stad en in iédere gemeente en niet één ouderling. God wil niet dat er iemand is die de baas speelt over zijn erfdeel. Hieruit vloeit de hele zaak van de goddelijke orde voort, maar daarvoor zouden wij nu te ver moeten afwijken van ons eigenlijke onderwerp. Wij willen er echter de nadruk op leggen dat de wet van elkander wederkerig onderdanig te zijn slechts de uitwerking is van de onderdanigheid van Christus aan zijn Vader, die leidde tot de nederlaag en de volledige vernietiging van satan. Elke verzoeking waar satan Christus mee tegenkwam was erop gericht om Hem door bedrog te verleiden, zelfs door het gebruik van bijbelteksten. Als Christus zichzelf had laten gelden, in plaats van zich te beroepen op zijn Vader, dan zou satan het gewonnen hebben. Wat is het belangrijk de dingen aan God over te laten!

Wat wij besproken hebben was hoofdzakelijk de actieve kant van het zieleleven. De ziel kan ook passief zijn, wat echter alleen maar een andere uitingsvorm van het zieleleven is. Er bestaat een slappe lijdelijkheid die het voor satan gemakkelijk maakt om met zo iemand te doen wat hij wil of die de betrokken persoon geestelijk helemaal uitschakelt. Dan is het mogelijk dat satan hem vroeg of laat zijn vertrouwen op God ontneemt door hem een minderwaardigheidscomplex te bezorgen. Aan de andere kant is er ook de meer positieve lijdelijkheid - als wij die twee woorden tenminste samen kunnen gebruiken. Dat is die instelling van het gedachtenleven en van de wil, waardoor een mediamieke toestand ontstaat. Het is niet nodig te zeggen wat de resultaten hiervan zijn als het om bedrieglijke misleiding gaat.

Nu wij zoveel gevaren van een leven uit de ziel hebben gesignaleerd, moeten wij wel goed beseffen dat het einde de dood is. Het gedachtenleven, het zenuwstelsel, het geestelijk leven en het werk van God moeten er onder lijden.

Wanneer een onechte geestelijke ervaring voorbij is, ontmaskerd of door de satan weggenomen, kan dat uitlopen op de diepe duisternis en de wanhoop van ‘de zonde tegen de Heilige Geest’ te hebben bedreven. Daar is het satan in die gevallen juist om te doen, want dan wordt zelfs het reinigende bloed van Christus krachteloos gemaakt, omdat de betrokken persoon het geloof mist om zich onder dat bloed te stellen. Wat is het dan noodzakelijk om te weten dat niet alleen onze zonden, maar ook WIJZELF met Christus aan het kruis genageld zijn! Dit geweldige feit geeft Paulus weer met de woorden van Gal. 2:20: ‘Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik maar Christus leeft in mij’.

Wilskrachtig te zijn wordt misschien beschouwd als iets prijzenswaardigs, maar het is oneindig gevaarlijk als die wilskrachtige persoon niet gekruisigd is aan zichzelf. ‘Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen?’ (Jer. 17:9).

Heel wat bewegingen zijn door de wereld gegaan, waaraan de naam van Christus verbonden werd. Men zei dat het voor Hem was en menigten werden erdoor meegesleept. ‘Bekeringen’ en ervaringen en bovennatuurlijke verschijnselen zijn ermee gepaard gegaan. Maar hun grondslag ligt in het zieleleven. Mensen van vlees en bloed met sterke zielekrachten en ervaringen in de ziel en met een abnormale, geheimzinnige persoonlijke invloed stonden er achter; en als dan bepaalde methoden algemeen worden aanvaard, ontwikkelt zich een cultus. Dit wordt gedaan om bepaalde uitingen van de ziel tevoorschijn te roepen. Het kan een religieuze vorm van psychotherapie of psychoanalyse zijn en het heeft een merkwaardige uitwerking op hen die zich eraan overgeven. Wanneer wij zulke dingen tegenkomen moeten wij altijd onderzoeken welke plaats zij geven aan dat fundamentele aspect van het kruis van Christus, waardoor de mens zoals hij van nature is, geheel wordt weggedaan. Het kruis betekent immers niet alleen de vergeving van zijn zonden, maar ook de dood van die mens zelf.

Toets zulke bewegingen aan deze waarheid, dan blijft er niets van over en lopen wij er niet meer achteraan. Wij moeten geestelijk onderscheidingsvermogen hebben om het verschil te weten tussen wat wij zojuist beschreven hebben en wat echt van de Heilige Geest is.

Geestelijk inzicht

Paulus bad voor de heiligen dat zij ‘vervuld mochten worden met de rechte kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht’ (Kol. 1:9). Inzicht hebben is de diepere betekenis begrijpen van de dingen die men weet en het vermogen om die kennis toe te passen. Het is een intuïtief onderscheiden van de verborgen achtergrond van de dingen. Het is iets anders dan de alleen maar uiterlijke indruk die gemaakt wordt op de zintuigen, waarover moet worden nagedacht en geredeneerd. Mensen met een scherp natuurlijk verstand hebben dit intuïtieve onderscheidingsvermogen soms ook, maar geestelijk inzicht gaat verder. Het is een vermogen van de vernieuwde geest - een inzicht in, een onderscheiden en een juiste waardering van de goddelijke dingen - door de Heilige Geest gewerkt. Wanneer het om het fijne onderscheid gaat en de dingen zo voor het oog helemaal niet duidelijk zijn, laat dit vermogen hem of haar die het bezit, toch met zekerheid zien wat van God is en wat niet. Dit ‘inzicht’, deze ‘beoordeling’ kan niet altijd dadelijk uitgelegd of met redenen omkleed worden, het is er gewoon en dat heel reëel voor hen die het hebben.

Geestelijk inzicht is een van de belangrijkste dingen die een christen nodig heeft om verantwoordelijkheid te kunnen dragen. Iemand een verantwoordelijke positie te geven in de dingen van God, zonder deze toerusting betekent: het werk van God aan groot gevaar blootstellen. Ook allen die erbij betrokken zijn komen daardoor in een gevaarlijke situatie. Er is in de eeuwige, de geestelijke dingen heel wat meer nodig dan een goed ‘gezond verstand’ en een scherp natuurlijk oordeel. Het enige doel van dit geestelijke vermogen is God te kennen. Hoe groot en volledig de natuurlijke kennis van iemand overigens ook zijn mag, de ene onmisbare eis om verantwoordelijkheid te kunnen dragen in geestelijk werk is het kennen van God in een mate die alle natuurlijke vermogens en mogelijkheden overtreft. Geestelijk inzicht is niet te vervangen, door welke bekwaamheid ook!

Het moet voor hen die luisteren en toezien mogelijk zijn in hem die spreekt en werkt een persoonlijke, levende en waarachtige kennis van God op te merken, een diep geestelijk inzicht. Het is veelbetekenend dat bij sommige vormen van christelijk werk MENSEN sterk op de voorgrond worden geschoven; maar dat is niet het christendom van Romeinen 6! Elke beweging die de mensen zich van henzelf bewust maakt, is op een dwaalspoor. Zich van zichzelf bewust zijn, of dat nu het ‘slechte’ of het ‘goede’ ‘ik’ is, het ‘grote’ of het ‘kleine’ ‘ik’, betekent zwakheid, het deugt niet. Wat wij hier schrijven is naar onze mening noodzakelijk om een belangrijk feit te ontdekken, maar het mag ons niet introspectief maken. Dat zou fataal zijn! Christus is de enige met wie wij in een gezond geestelijk leven bezig mogen zijn; Hij bevrijdt ons van onszelf! Er moet aan ons geestelijk leven een crisis ten grondslag liggen, zodat wij, door een wet die in ons is vastgelegd en door de heerschappij van de Heilige Geest, innerlijk weten wanneer wij in onze ziel de grens overschrijden van Christus naar onszelf. Een eenvoudige, nederige, onzelfzuchtige weg te gaan, dat is veilig; laten wij daarom niet aarzelen ons in bewuste zwakheid aan de Heer toe te vertrouwen, uit vrees iets te doen in de ziel en niet in de geest.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.