Austin-Sparks.net

Het Werk van de Heilige Geest

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk 1 - Inleiding

Handelingen 1:1-5. "Jezus... werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven... en terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze."

Het is van het grootste belang dat twee dingen ons als volk van God bijzonder bezig houden. In de eerste plaats behoort er in ons hart een werkelijk verlangen te zijn naar de grootst mogelijke volheid van christelijk leven. Zo'n verlangen verbindt ons met de wil des Heren voor ons. U weet dat als er in het Woord gesproken wordt over het binnenkomen van de heilige Geest, de uitdrukking "vervuld" vaak gebruikt wordt. De gedachte van de Heer is "volheid". Het is niet voldoende dat we de heilige Geest "ontvangen" (Hand. 8:15,17), maar dat we vervuld zijn met de Geest; en niet slechts vervuld zijn (I Cor. 4:8), maar vervuld met de Geest. Daarom moeten we, als we verlangen dat Gods plan voor ons werkelijkheid wordt in ons leven, ons met ons hele hart uitstrekken naar alle volheid die de Heer voor ons bedoelt.

En in de tweede plaats moet er in ons hart een groot verlangen zijn dat de gemeente een zo krachtig mogelijk getuigenis in deze wereld zal hebben, dat het getuigenis van de gemeente onder de volkeren net zo krachtig zal zijn als de Heer het hebben wil.

Deze twee dingen zijn essentieel, als Gods gedachte en bedoeling werkelijkheid zal worden. Met het oog hierop willen we enkele belangrijke dingen opmerken.

Geen gemeente, geen christendom zonder de heilige Geest

In de eerste plaats ontleent het christendom  het christelijk leven en de gemeente  zijn bestaan aan de komst van de heilige Geest, aan die dag die de Pinksterdag genoemd wordt. Voor deze dag waren er reeds vele andere pinksterdagen geweest. Immers, het feest der weken, het feest der eerstelingen van de tarweoogst (Ex. 23:16; 34:22) op de vijftigste dag na het Pascha, was een der zeven grote feesten in Israël. Door de eeuwen heen had men de pinksterdag van jaar tot jaar gevierd. Maar nooit was er zo'n pinksterdag als deze. Het is zelfs zo, dat als we het woord pinksteren noemen, we alleen aan deze dag denken. We vergeten dat het een jaarlijkse gebeurtenis was, een vast onderdeel van het leven van Israël. Maar de pinksterdag in Handelingen 2 gaf betekenis aan al die andere, die slechts voorafschaduwingen waren. Het christendom en de gemeente danken hun bestaan aan wat er op die dag gebeurd is. Dat betekent dat er geen christendom is, geen gemeente die in de hemel en in het Woord Gods erkend wordt, die niet het product is van de heilige Geest. Zonder de heilige Geest is er geen gemeenteleven, geen christenleven mogelijk.

Uiteraard volgt hieruit dat het christendom en de gemeente nooit aan hun bedoeling kunnen voldoen of hun door God geplande doel bereiken tenzij op de grondslag van de heilige Geest. Er bestaan geen alternatieven en geen vervangers voor de heilige Geest. Als de heilige Geest niet met hen is, dan verliezen het christendom en de gemeente hun bestaansrecht.

Fundamentele principes

Een tweede overweging is, dat de openingsfase van de activiteit van de heilige Geest niet zomaar een aantal opzichzelfstaande handelingen was. Wij hebben de titel "Handelingen der apostelen" wel eens vervangen door "Handelingen van de heilige Geest", een betere titel. Niettemin hebben we deze gebeurtenissen hier als een serie losse handelingen gezien. Met recht worden ze toegeschreven aan de heilige Geest, maar misschien zijn het voor ons toch slechts een aantal heerlijke "handelingen", die op zichzelf staan. Toch is het dat niet. Dat "Handelingen der apostelen" een onjuiste titel is blijkt wel uit het feit dat er nog geen zes apostelen in het boek voorkomen, na het eerste hoofdstuk. Nadat ze daar allemaal opgenoemd worden, verdwijnen de meesten volledig. De apostelen die werkelijk een rol in het boek "Handelingen" spelen, zijn slechts enkele; Petrus en Paulus, en nog een of twee andere. Nee, dit is geen verslag van de Handelingen der apostelen. Wat ik wil zeggen is, dat de "handelingen" die hier beschreven worden, samenhangen met fundamentele principes van de heilige Geest. Deze gebeurtenissen waren uitingen van bepaalde geestelijke werkelijkheden die daar achter lagen. Als we dit niet zien, missen we alles. Er liggen grote geestelijke waarheden achter, veel groter dan men zo zou zeggen. Als u en ik werkelijk verlangen naar volheid in ons christenleven en naar een levend getuigenis van de gemeente onder de volkeren, dan moeten we achter die "handelingen" de ware betekenis zien, de principes die er achter liggen, want deze zijn van grote betekenis, zoals we nog zullen zien.

De gemeente in het begin; en nu

Helaas is het contrast tussen het christendom en het gemeenteleven van de eerste dertig jaar en dat van alle eeuwen daarna maar al te duidelijk. In al die eeuwen is er werkelijk niets geweest wat vergeleken kan worden met die eerste dertig jaar. Toegegeven, de "wereld" was in die tijd veel kleiner dan nu. Maar toch blijft het onbetwistbare feit, dat op de toenmalige kleinschaliger wereld van naties en volken, een enorme invloed van de gemeente uitging die met niets te vergelijken is. Het staat nog te bezien of alle latere eeuwen bij elkaar die geestelijke kracht van de eerste jaren kunnen evenaren. Het getuigenis onder de volkeren was weergaloos krachtig. Denk alleen al aan alles wat er tijdens het leven van de apostel Paulus gebeurde. Toen Paulus tot bekering kwam was de gemeente klein en strijdend, beperkt in omvang en uitwerking. Maar aan het eind van Paulus' leven waren er gemeenten in praktisch ieder land. "Over de ganse aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden der wereld hun woorden" (Rom. 10:18). En dat in slechts dertig jaar, voornamelijk door de dienst van één man. Er is nog nooit weer iets dergelijks gezien.

Maar toen begon er een andere ontwikkeling, die de geestelijke kracht bijna volledig wegnam, een ontwikkeling bergafwaarts. Met uitzondering van kleine getuigenissen hier en daar, nu en dan, in afgelegen plaatsen, had de gemeente als geheel haar getuigenis in de wereld verloren en ook haar besef van verantwoordelijkheid daarvoor. Een triest voorbeeld daarvan was, dat toen William Carey (1761-1834) in een plattelandsgemeente in Engeland sprak over de plicht die de gemeente van God heeft om het evangelie van Christus naar de heidenen te brengen, hij onmiddellijk door een gemeentelid tot de orde geroepen werd met de woorden: "Jongeman, als God ooit de heidenen met het evangelie wil bereiken, zal Hij dat wel met iets beters doen dan met jou." "Hij doet het zonder onze hulp", was de gedachte. Elk verantwoordelijkheidsbesef was verloren gegaan.

Maar toen kwam er een opwekking, een herleving van die verantwoordelijkheid. Ik ga geen zendingsgeschiedenis geven, maar denk eens aan alles wat er in de laatste honderdvijftig jaar gebeurd is. Denk aan al die levens die uitgegaan zijn, die volkeren het evangelie gebracht hebben, een groot en machtig leger van mannen en vrouwen. Denk aan de miljoenen guldens die er ingestopt zijn. Als we een volledig overzicht zouden kunnen geven van alle zendingsgenootschappen die er geweest zijn en er nu zijn, van alle medewerkers, van de hele organisatie, van alle geld, tijd en energie die er ingestopt zijn, zouden we versteld staan.

En toch, ondanks dit alles, weet amper de halve wereld iets van het evangelie! En bovendien verliest het christendom zijn invloed in deze wereld. U hoeft alleen maar naar ons eigen land te kijken. Het getuigenis verdwijnt. God heeft geen enkele plaats meer bij onze overheden en regeerders. We zien een enorme toename van goddeloosheid. God is vergeten; Hij wordt genegeerd. Wat is er aan de hand?

Ik zeg dit alles uit het oogpunt van vergelijking. In het begin had de gemeente zo'n geweldige invloed op deze aarde, dat mensen moesten zeggen: "Dezen hebben de wereld in opschudding gebracht" (Hand. 17:6). Regeerders en volken, ja, zelfs de hel, kwamen in beweging, waren beangst zelfs voor de aanwezigheid van de gemeente. Zo is het nu niet. Ik wil er niet te veel over zeggen, maar, met alle respect en achting voor de toewijding van velen, en voor de offers die met een waarachtig hart gebracht worden, de geestelijke machteloosheid van onze tijd, waardoor het christendom in zijn algemeenheid gekenmerkt wordt, is een treurige zaak. Waarom toch? Wat is er toch aan de hand?

De Heer wil graag Zijn oorspronkelijke werk voortzetten

Deze vraag voert ons terug naar ons onderwerp, de heilige Geest. En het daagt ons uit en roept ongetwijfeld enkele vragen op. De vraag die onmiddellijk in ons hart opkomt is: hebben we enige reden aan te nemen en te geloven dat de heilige Geest nog dezelfde werken van die eerste dertig jaar wil doen? Of was dat alleen maar voor een bepaalde tijd? Heeft God alleen toen iets gedaan op zo'n massale wijze, iets wat Hij niet van plan is voort te zetten, maar waar we nu slechts naar terug kunnen kijken? Ik geloof dat het antwoord in twee richtingen ligt.

In de eerste plaats ligt het besloten in de woorden van Lucas, aan het begin van zijn tweede boek: "Mijn eerste boek heb ik gemaakt... over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, tot de dag dat Hij werd opgenomen." Hieruit kunnen we opmaken dat Zijn "opgenomen worden" en het feit dat Hij Zijn werk voortzet vanuit Zijn hemelse positie, iets is wat niets te maken heeft met de tijd, niet beperkt is tot enkele jaren, de jaren van Zijn leven hier op aarde. We hebben alleszins reden om te geloven dat de Heer, vanuit Zijn hemelse positie, doorgaat. En in feite gaat Hij ook door met Zijn werk, omdat, zoals de Schriften getuigen, het een werk is voor dit hele tijdperk. De Here Jezus zei zelf: "Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld" (Mat. 28:20). Het eind van de wereld was niet de terechtstelling van Paulus!

Maar we kunnen nog andere bewijsgronden aanvoeren, namelijk het feit dat door heel onze bedeling heen, ja zelfs in onze tijd, de Heer bezig is dit inderdaad te doen, overal waar aan de door Hem gestelde voorwaarden voldaan wordt! Misschien niet wereldwijd, maar niettemin heeft de Heer hier en daar, van tijd tot tijd, iets soortgelijks als in die begintijd gedaan. Hij heeft het gedaan! En in sommige delen van de wereld doet Hij het op dit ogenblik. Men kan het zien. De Heer doet iets wonderbaars en als u het ziet, moet u zeggen: "Dit is precies hetzelfde als wat we in Handelingen lezen!" Er zijn genoeg voorbeelden uit de geschiedenis die aantonen dat de Heer daar, waar aan Zijn voorwaarden voldaan wordt, hetzelfde werk doet als in het begin.

Dit voert ons uiteraard tot de volgende vraag: Waarom kwam het werk tot stilstand? Waarom begon op een duidelijk aanwijsbaar moment in de geschiedenis van het christendom het werk te vervlakken? U kunt vaststellen wanneer het begon en als u het zorgvuldig bestudeert, kunt u ook vaststellen waarom het gebeurde. We kunnen de vraag ook op andere wijze stellen: Wat is de basis waarop de heilige Geest Zijn werk doet? Als we die vraag kunnen beantwoorden hebben we ook het antwoord op de vraag waarom het werk tot stilstand is gekomen. We vinden het antwoord als we ontdekken op welke basis de heilige Geest Zijn werk doet en blijft doen.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.