door T. Austin-Sparks
Hoofdstuk 1 - De Roeping van de Gemeente
“Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel ... Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, en zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen” (Mat. 4:1,8-10).
“... en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen” (Mat. 6:13).
“Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid.”
Hoewel sommigen van mening zijn dat deze woorden niet in de bijbel thuishoren, geloof ik dat ze van het allergrootste belang zijn en ik heb geprobeerd dit belang door het Woord zelf aan te tonen, door het schriftgedeelte uit Mattheüs 4 er naast te zetten. De meesten van u hebben ongetwijfeld gezien dat deze beide gedeelten elkaar aanvullen en bij elkaar horen. We willen ons daarom niet bezighouden met technische zaken als de verschillen tussen de diverse handschriften, maar de geestelijke waarde en betekenis van deze gedeelten zien.
We zullen niet gedetailleerd ingaan op wat wij “Het onze Vader” noemen, maar enkele belangrijke geestelijke kenmerken zien die naar voren komen in deze grote slotzin van dit gebed. “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid” – het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid zijn tot in eeuwigheid van de Here.
Waar het om gaat in de verzoeking
Het eerste wat we willen opmerken is de betekenis van dat kleine voegwoordje “want”. “Verlos ons van de boze, want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.” Plaats dat in hoofdstuk vier, waar de satan de Here Jezus al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid aanbiedt. Het antwoord van de Here Jezus uit de Schrift is: “De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” Dat heeft alles te maken met die uitspraak uit hoofdstuk zes: “Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid.” Breng ons niet in verzoeking, maar red ons uit de handen van de boze, want Uwer is het Koninkrijk. Als je de woorden zo letterlijk vertaalt, kom je dichter bij hun betekenis. Verzoeking, in dit verband gezien vanuit het standpunt van de boze, heeft als doel ons zover te brengen dat we het Koninkrijk als iets van deze wereld zien, waardoor we het Koninkrijk zoals God het ziet, verliezen. Dat is nu precies wat het in het geval van de Here Jezus betekende. Dat is de essentie van de druk en de aanvallen van de vijand. Hij wil ons naar beneden trekken en ons in het compromis brengen van een gemak¬kelijker weg, door ons een koninkrijk hier en nu te geven, aards en tijdelijk, en ons zo dat heerlijke dat God voor ons in de hemel heeft weggelegd, te doen missen. Dat is het doel van alle beproevingen die satan op onze weg brengt. Dat was ook zijn doel bij de Here Jezus. Maar de Here Jezus doorzag de strategie van de vijand en zijn pogingen. Hij zag waar het de satan om ging toen deze Hem iets zichtbaars aanbood, iets tastbaars, iets groots wat aanwezig was. En er was geen lijden, geen offer voor nodig. Maar het kwam in de plaats van dat eeuwige in de hemelen, dat nu echter veel zou kosten. Omdat de Here Jezus dit erachter zag liggen, en misschien ook omdat Hij bang was dat Zijn gemeente de strategie van de vijand niet zou doorzien, zei Hij tegen de gemeente: “Bidt gij dan aldus: Leid ons niet in verzoeking, maar doe ons ontkomen aan de boze.” Met andere woorden: “Red ons, zodat we niet ten prooi zullen vallen aan dit subtiele, dat ons onder intense druk zou doen wegvallen van het Koninkrijk, dat onzichtbaar, hemels en eeuwig is, om ons in plaats daarvan iets hier en nu aan te bieden dat er wel prachtig uitziet, maar in werkelijkheid onder het goddelijk oordeel zal komen en vernietigd zal worden en zal blijken een leeg surrogaat te zijn voor dat grote en heerlijke, dat U bereid heeft voor degenen die U liefhebben.”
Hierin ligt voor ons een heel concrete boodschap. Ik twijfel er niet aan dat dit ons allemaal treft, want wij kennen allen die druk, die verzoeking van de vijand. Die is voortdurend om ons heen. Ja, en als de tegenstand het sterkst is, het kwade zeer intens, het lijden op zijn zwaarst en als de weg die voor ons ligt klaarblijkelijk de weg van het kruis is, van verwerping, vervreemding en eenzaamheid, dan neemt de suggestie van de vijand om een andere weg te kiezen, om hier en nu iets te hebben, in kracht toe. Als we maar iets zouden laten gaan en op een lager niveau zouden komen, als we maar een minder radicale positie zouden innemen, dan kunnen we al iets hebben. Dan kunnen we iets van de heerlijkheid van deze wereld hebben, dan kunnen wij nu een koninkrijk hebben. Zo probeert hij ons voortdurend in een positie te manoeuvreren waar hij ons met deze vurige pijl uit kan schakelen en van het Koninkrijk beroven. De Here Jezus zei tot de zijnen: “Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven” (Luc. 12:32); maar satan probeert ons ook voortdurend een koninkrijk aan te bieden.
De roeping van de gemeente
Dit is nog maar een aspect van de boodschap die er in deze woorden verborgen ligt. Elk woord dat over de lippen van de Here Jezus kwam, hoe simpel ook, had een geweldig diepe, goddelijke betekenis, die veel verder ging dan wat je zo oppervlakkig zag. Zo ligt ook hier in deze woorden van het “Onze Vader”, die misschien wel de meest gebruikte woorden zijn die over de lippen van een christen komen, een geweldige betekenis. Deze betekenis wordt onvoldoende gezien, maar komt duidelijker naar voren als we die twee schriftgedeelten uit hoofdstuk 4 en 6 naast elkaar leggen, zoals we dat gedaan hebben. Voor mij staat daar zo duidelijk dat de Here Zijn volk oproept te bidden en in dat gebed een bepaalde positie in te nemen. Die positie wordt gesteld als een standpunt dat men inneemt voor Gods rechten tegenover de valse claim van de tegenstander, een claim op kracht, op gezag, op het recht om te geven, en op heerlijkheid. Aan de ene kant laat híj zich zien, als iemand die een positie inneemt van grote macht en kracht en hij probeert met zijn kracht te pronken, om ons daarvan bewust te maken met betrekking tot zijn positie en dat uiteraard alleen voor zijn eigen heerlijkheid. Aan de andere kant is God. Hij gaat er niet prat op wie Hij is, en spreidt Zijn gezag en macht en heerlijkheid niet tentoon. Tussen deze twee in staat de gemeente – het volk van God staat in de kloof – en dit gebed brengt de gemeente in eenzelfde positie als die van de Here Jezus in de woestijn. Daar zien we aan de ene kant de satan staan, die zijn macht en kracht ten toon spreidt, zijn rechten, wat hij al niet kan doen, en zijn heerlijkheid; aan de andere kant God! Maar waar is de manifestatie van Zijn kracht en macht en heerlijkheid? Het is verborgen, het is niet zichtbaar. Daar tussenin, in de kloof, staat de Here Jezus. Hij wijst dat wat zichzelf demonstreert af en staat voor datgene wat niet gezien wordt, noch zich op dit moment manifesteert, maar wat voor Hem het allerbelangrijkste is, veel reëler dan wat de satan laat zien en wat bovendien eeuwig is. “De Here, uw God, zult gij aan¬bidden en Hem alleen dienen”; “want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid.”
Het innerlijke karakter van het ware getuigenis en de kosten ervan
Maar zo’n standpunt innemen is enorm als je in een woestijn bent en niets hebt waarmee je je standpunt kunt bewijzen, en alles waar je je bewust van bent is de felle en bittere aanval van de duivel in al zijn kracht en vertoon. Dat heeft te maken met een innerlijke relatie. Ziet u hoe belangrijk dit is? Waar het op neer komt, geliefden, is dat de gemeente geroepen is om in die kloof te staan en tegenover al het pralend vertoon van vermeende rechten, macht, kracht en heerlijkheid, een positie te blijven innemen van een vastbesloten afwijzen. Maar ten aanzien van die ongeziene, geestelijke, eeuwige, hemelse realiteit van het koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid – nu nog niet openlijk ten toon gespreid, maar verborgen – te staan als een getuigenis. En als we dit zeggen, hebben we daarmee de roeping van de gemeente samengevat. In dit gebed in Mattheüs 6 plaatst de Here Jezus de gemeente in deze positie. Deze gebeden kun je persoonlijk bidden, maar, vergeet niet dat de Here Jezus niet gezegd heeft: “Bid gij dan aldus: Mijn Vader”. Nee, het is “Onze Vader”. De diepste en intiemste waarheid over de gemeente is dat het een geestelijk gezin is, wat inhoudt dat de heerlijkheid, de kracht en het Koninkrijk van de Vader de gemeente boven alles ter harte gaat.
Dit is niet iets tijdelijks, dit koninkrijk, deze kracht, deze heerlijkheid. Dit is iets wat van onze Vader is en wij hebben hier een innerlijke harterelatie mee. Dat bedoelde ik toen ik zei dat het een kwestie is van een innerlijke relatie. Onze Koning? Zeker, Hij is onze machtige Heerser in de hoge. Ja, dat is absoluut waar, maar zo wordt Hij hier niet gepresenteerd. “Onze Vader”: “Van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid”. Dit houdt in dat we elke relatie met die andere en met alles wat van hem is, concreet afwijzen.
Dit is wat ik wilde benadrukken. Wat is de roeping van de gemeente? In gebed de positie innemen die de Here Jezus haar gegeven heeft; in de kloof staan als een getuigenis tegen alles wat vertoon van pracht en praal van de boze is, en vóór dit feit: “Uwer is het Koninkrijk en de macht en de heerlijkheid.” Dat is geen getuigenis met woorden alleen. O, als alle mensen die deze woorden zo vaak gebruiken, misschien wel elke dag van hun leven, als formule, werkelijk de geestelijke betekenis ervan zouden verstaan en binnengaan, wat zou hun leven dan veranderen! Wat een strijd zou dat ook met zich meebrengen! U weet dat we in de geestelijke wereld geen uitspraak kunnen doen die werkelijkheid is in ons leven, of we worden op dat punt uitgedaagd. Formeel, vanuit een verstandelijk begrijpen of door iets uit het hoofd te leren, kunt u alle mogelijke dingen zeggen, zonder ooit zo’n uitdaging te ondervinden. Maar zodra u in de woestijn geleid wordt in de kracht van de heilige Geest en iets zegt dat de machten en krachten beroert, wordt uw getuigenis “Uwer is het Koninkrijk” iets dreigends. Er zullen tijden zijn dat de vijand woedend en met geweld probeert u daarvan af te brengen en dat u op de knieën moet worstelen om die positie te behouden – Uwer is het Koninkrijk! Hoe dan ook, het Koninkrijk is van U! Van U is ook de kracht! En de heerlijkheid! Daarom zijn wij hier op aarde, om die positie voor God te blijven innemen. Dit punt gaat voor veel kinderen Gods in onze tijd heel concreet worden, zowel in letterlijke als in geestelijke zin.
De strijd om de wereldheerschappij
Kijk nog eens goed naar deze drie woorden – Koninkrijk, kracht, en heerlijkheid. Ze vertegenwoordigen twee geschiedenissen van eeuwigheid naar eeuwigheid. Aan de ene kant zien we de satan, die een koninkrijk zoekt, de wereldheerschappij, een verschrikkelijke macht ten toon spreiden. Kijk eens goed om u heen. Wat een ontzaglijke kracht, meedogenloos, schrikbarend, en het doel daarvan is de wereldheerschappij. Zo is het alle eeuwen door geweest. Satan die zijn koninkrijk probeert te bouwen en daarom zijn macht ten toon spreidt om voor zichzelf naam te maken, heerlijkheid. Zien we dat niet weergegeven in enkele belangrijke geschiedenissen in de bijbel? Is dat niet wat we in Egypte zien? Een koninkrijk, een rijk van absolute heerschappij op aarde, macht en machtsvertoon, heerlijkheid, en dat alles ten koste van wat van God was. Immers, het uitverkoren zaad werd onder die macht en dat koninkrijk gebracht om tot instrument te worden gemaakt van de heerlijkheid. Ook de pyramiden zijn een blijvend monument van het feit dat een grote wereldmacht iets wat van God was voor zijn eigen glorie aanwendde. Van Babylon kan hetzelfde worden gezegd. “Is dit niet het grote Babel, dat ik gebouwd heb tot een koninklijke woonstede door de sterkte mijner macht en tot eer mijner majesteit?” zei Nebukadnezar. Daniël zei, toen hij de droom uitlegde: “God heeft u het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken”, maar dat koninkrijk, dat heidense koninkrijk, eigende de koning zich toe voor de heerlijkheid van een mens en niet voor die van God. Dat was de uitleg van de droom. Nebukadnezar werd verstoten uit de gemeenschap der mensen en zijn verblijf was bij het gedierte des velds, omdat hij God niet de heerlijkheid gaf in zijn koninkrijk. Toen hij weer terugkwam nadat zijn verstand in hem was teruggekeerd en opnieuw Babel doorwandelde, kwam zijn lofprijzing hierop neer: deze God des hemels is de enige God.
Zo zouden we de hele geschiedenis door kunnen gaan en het telkens weer opnieuw zien. Maar in onze tijd (de Tweede Wereldoorlog) treedt het waarschijnlijk openlijker aan de dag dan ooit tevoren. Een koninkrijk, de wereldheerschappij, een openlijk tentoonspreiden van een verschrikkelijke satanische macht, alles uiteindelijk voor de heerlijkheid van de satan in de antichrist, zodat hij, als hij zich zet in de tempel van God, beweert God te zijn en zo Gods plaats neemt. Een koninkrijk, kracht en heerlijkheid in de plaats van God.
Nu heb ik gezegd dat velen van Gods kinderen in deze tijd hier recht tegenin gaan, zowel letterlijk als geestelijk. In hoeverre allen betrokken zullen worden bij de uiterlijke en letterlijke uitdrukking hiervan, weten we niet, maar we zijn wel allen geestelijk betrokken bij deze zaak. Het gaat om ontzagwekkende dingen.
Dan is er de andere kant – Zijn Koninkrijk, Zijn kracht, Zijn heerlijkheid. Maar we worden nu getoetst en beproefd op het feit dat Zijn Koninkrijk nu geen zichtbaar koninkrijk is. Zijn kracht is nu geen kracht die uiterlijk tentoongespreid wordt. Zijn heerlijkheid nu is iets in het hart, in een geestelijke relatie en kennis van Hemzelf. Het is hoe Hij is, zoals wij weten dat Hij is. Daarvoor moet de gemeente staan tegenover dat andere. Het raakt ons leven van elke dag. We moeten er goed van doordrongen zijn dat we te allen tijde onder intense beproevingen kunnen standhouden en zeggen: “Uwer is het Koninkrijk.” Vraag vrienden in Europa of het in deze tijd eenvoudig is dat te zeggen, terwijl de vloed van ongerechtigheid over Europa stroomt en zijn verwoestend en duivels werk doet zonder dat het tegengehouden schijnt te kunnen worden, zonder dat de hemel ingrijpt. Het schijnt dat ze kunnen doen wat ze willen. Vraag dan deze kinderen Gods of het eenvoudig is te zeggen: “Niettemin is het Koninkrijk van U, en van U is de kracht, en van U is de heerlijkheid!” Het is een zeer actuele vraag. Hieruit blijkt ons geloof. Dat is onze roeping, dat we op geestelijke wijze in de hemelse gewesten in de bres staan voor God en dit getuigenis in geest en geloof vasthouden.
Een slotwoord
Laten we ons afkeren van alle romantische elementen (als die er al zijn) van een grootse wereldsituatie, en zien dat dit alles te maken heeft met ons persoonlijk leven. Het is de allerbelangrijkste vraag bij al onze persoonlijke beproevingen, ons lijden, onze verdrukkingen en alles wat we van de hand van de vijand ondervinden. Dit schuilt achter al onze verzoeking, want alle verzoekingen komen in feite op hetzelfde neer. Het enige doel er achter is ons te dwingen, ons te verlokken om het hemelse prijs te geven voor iets wat we hier en nu kunnen krijgen. Dat ligt ten grondslag aan alle beproeving. U weet maar al te goed dat, temidden van tegenslag en moeilijkheden, in het verborgene van ons hart altijd weer die vraag opkomt: “Moet dat nu echt? Is dat nu wel nodig? Zijn we niet te radicaal, te hemels? Zou er niet meer bereikt kunnen worden als we een beetje een compromis aangingen?” (uiteraard gebruiken we dat woord niet). Ja, daar heb je het: iets toegeven, iets de pas vertragen, iets kalmer aan doen. Dat is in de een of andere vorm de kern van al onze verzoekingen. De vraag hierbij is of wij staan voor Gods rechten of voor iets voor onszelf.
Dit is de kern van die verzoeking van de Here Jezus in de woestijn. Om vast te blijven staan voor de rechten van de Vader tot het heerlijke einde toe, moest Hij vastberaden weigeren te luisteren naar suggesties die Hem voordeel zouden brengen, moeilijkheden zouden besparen en Zijn weg gemakkelijker maken. Toen de duivel Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid in één ogenblik liet zien, zei hij: “Dit alles zal ik U geven.” De Here Jezus weigerde. “Van U is het Koninkrijk!” In Daniël vinden we hetzelfde: “Het Koninkrijk is van de Here, Hij geeft het koninkrijk aan wie Hij wil; Hij zal het aan de heiligen geven.” Daar wachten we op, daar staan we voor. Al het andere wijzen we af. Wat de satan ons ook wil geven, het blijft maar een heel armzalig substituut.
Ik vraag me af of u het belang van deze woorden ziet. Het komt eenvoudig hier op neer: de gemeente is door de Here Jezus in een bepaalde positie geplaatst. Een positie van gebed en het onderpand van wat volledig uitgewerkt wordt in Efeze 6, de strijd tegen de overheden en machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten. En daar krijgen we het gebod te bidden met aanhoudend bidden. De gemeente moet functioneren in het gebed tegen de aanmatiging, de demonstratie, de claim, de vertoning, de bluf van de boze, die daarmee beoogt ons op zijn grondgebied te trekken, zodat we onder zijn macht komen en hij ons kan gebruiken voor zijn heerlijkheid. Het is de taak van de gemeente dat te weerstaan, er volkomen los van te blijven en op Gods rechten te blijven staan. “Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid!” Dat is onze roeping. Er is veel meer over te zeggen, maar hier begint het, waar de Here Jezus door dit gebed Zijn volk in een getuigenis plaatst voor Gods rechten, stelling nemend tegen hem die de Here deze rechten wil ontnemen om ze zichzelf toe te eigenen. Moge de Here ons voor deze taak sterken.
T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.